148 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 December 1874. riDgdie met spr. reeds in jaren gevorderd zijnzullen zich ze ker nog wel herinneren dat de op het terrein gestaan hebben de huizen zijn aangekocht met het bepaalde doel om daar ter plaatse een beursgebouw te stichten doch daarvoor zal het ze ker thans wel niet meer wo-den benuttigdnu men aan een beursgebouw zulke groote eischen is gaan stellen efl een van de groote voorstanders van dat plande heer Gorteroverleden is. Maar bij de discussie over de begrootingen voor 1873 en 1874 heeft spr. het denkbeeld geopperdom daar een groentehal te stichten in den trant van die te Utrecht, die daar algemeen voldoet. Nog steeds blijft spr. aan dat denkbeeld welks voor stelling ter verwezenlijking in der tijd enkel op linantiële bezwa ren en omdat de gemeente reeds zooveel ijzer jn het vuur heeft is afgestuit vasthouden. Hij is er van overtuigd dat het stich ten van een groentehal niet alleen aan het gerief van de ingeze tenen bevorderlijk ismaar ookdat het door de verkoopers der groenten zeer gewenscht wordt. Als men ziet hoe deze laat- sten den gaoschen voormiddag aan weer en wind zijn bloot ge stelddan, voorwaar, gevoelt men medelijden voor die lieden en rijst de wensch op om hen voor het te koop aanbieden hun ner waren een overdekte plaats aan te wijzen. Daarenboven het te stichten lokaal zou nog geenszins een improductief gemeente eigendom wezen wijl men voor het geven van plaatsen eene retributie zou kunnen vorderen. Vooral om deze reden is spr. door dit voor hem geheel oifrerwacht voorstel verschrikt. Hij is weinig genegen om met het rijk óver den afstand van grond in onderhandeling te tredende ondervindingdie men in dat opzigt bij den afstand der kostbare terreinen achter de hoogere burgerschool die men gedwoDgen daartoe heeft moeten missen heeft opgedaan zijn verre van aanmoedigend. Hij waarschuwt er daarom tegen niet zoo spoedig tot het afstaan van een der gelijk terrein en tot het stichten van een gebouw als bedoeld te besluiten. Hij wil aannemen, dat het kantoor van waarborg en dat van den ijk wel in het gebouw zullen blijven doch ten aan zien van de andere belastingkantoren heeft men deswege niet de minste zekerheid. Daarbij vindt hij het vereenigen van al die kantoren in een gebouw eene wel wat vreemde combinatie. Men zal kantoren, die men zooveel mogelijk tegen brand dient te beveiligenmaken boven werkplaatsenwaar dagelijks met vuur wordt omgegaan. Spr. acht voorts de plek gronds ge schikter gelegen voor een groentehal dan voor kantoren van den waarborg etc. Ze ligt nagenoeg juist in het midden van de plaat sen van waar de groenten worden aangevoerd. Daarom vindt hij geeD vrijheid er zoo onverhoeds eene andere beslemming aan te geven. Er zijn al zooveel aaavragen om den grond in eigen dom te erlangenafgeslagendat spr. het onverantwoordelijk zou vinden hem nu zoo maar op de eerste aanvrage aan het rijk aftestaauonder verpligting van nog zeiven er een gebouw op te zetten waarvan men niet eens zeker is de rente van het kapitaal, aan grondopbouw en onderhoud benoodigd, te zullen genieten. Den heer Bloembergen komt het voor, dat de strekking van het voorstelin zoover het het nemen van een principieel besluit beoogtmisduid wordt. Die strekking toch komt in hoofdzaak hierop neer: de waarborg heeft hier een lokaal van de gemeente in gebruikhet ijkwezen evenzeer; doch beide lo kalen blijken voor de eischen des tijds niet voldoende te wezen men heeft dientengevolge verandering gevraagd en de daaruit voortgevloeide onderhandelingen hebben tot het plan geleid, om de lokaliteit van het kantoor van waarborg in dier voege te ver anderen dat in het daarvoor dienend gebouw tevens gelegen heid voor het ijkwezen zou worden gevonden inmiddels hebben de eischen van het ijkwezenin verband met den ijk der gas meters meer omvang gekregenen daaruit is eene bespreking met den inspecteur voor het ijkwezen voortgevloeidbij die be spreking nu is men tot de overtuiging gekomendat eene com binatie van beide bedoelde kantoren daar niet kon opgaan daarop heeft men naar eene andere gelegenheid uitgezien en is men tot het resultaat gekomendat kwalijk eene andere gele genheid dan juist de plek grond aan de Oosterkade te vinden was. Burgemeester en wethouders hebben echter begrependat hetalvorens in nadere onderhandelingen te treden en plannen te doen opmaken van belang was zich er van te vergewissen of de raad gezind was de plek grond daarvoor te bestemmen en nu gelooft spr.dat de gevoerde discussie heeft bewezen, dat zij den goeden weg hebben bewandeld. Wat nu betreft de ob jectie vau den heer Jongsmadie een bezwaar zag in de onze kerheid of de bedoelde kantoren wel duurzaam in het gebouw zouden blijven, merkt spr. op, dat, ofschoon dat bezwaar in be trekking tot de belastingkantoren wel eenigen grond heeft, dit toch voor de hoofdzaak de kantoren voor den waarborg en het ijkwezen niet bestaat, en dat juist voor die kantoren eene goede standplaats van overwegend belang is. Nog in den laatsten tijd heeft men de ervaring opgedaan dat het geenszins onverschillig is, waar kantoren als de bedoelde gelegen zijn. Speciaal ten aanzien van de kantoren voor den waarborg en het ijkwezen is het allezins van belang eene standplaats te hebben, die gemakkelijk te naderen isen uit dat oogpunt vooral beveelt zich bedoelde plek gronds gunstig aan. Het spreekt van zelf, dat, indien men tot het aangaan van onderhandelingen besluit, alles afhangt van de vergoedingdie het rijk zal gelieven te geven. Zoodra men over de eischen van het gebouw zal zijn overeengekomen zal men eene begrooting van kosten kunnen maken en nagaan welke vergoeding het rijk zal moeten aanbieden. De heer Jongsma heeft gevraagd of de raad als hij de ge vraagde magtiging verleentniet te ver zou gaan. Spr. gelooft dit nietde magtiging immers strekt alleen tot het aangaan van onderhandelingendaarmede zal men niet meer hebben uitge sproken dan dat men indien men 't over de huursom enz. kan eens worden, niet ODgenegen is de plek gronds voor het beoogde doel te bestemmen. Meent men echter den grond voor andere oogmerken beschikbaar te moeten houdendan acht spr. het rationeel de magtiging niet te verstrekken en zal de zaak nog te regter ure zijn afgesnedenwijl men anders onderhandelingen zoude aangaau die later tot teleurstelling leiden. De heer Jongsma betoogde verder, dat de raad zich bij het uitspreken der magtiging geheel vrij moest houden. Spr. echter zou meenendat dit zich niet verder kan uitstrekken dan het geval dat men het over de voorwaarden niet kan eens worden andersdunkt hem ligt in het besluit opgesloten datindien de betrokken autoriteiten zich gezind betoonen de voorwaarden van het gemeentebestuur aan te nemende zaak ook verder haar beslag zal krijgen. De heer Dirks heeft gesproken over een ander doelwaar voor de plek gronds in aanmerking zoude komen. Spr. wil dit beweren geenszins bestrijdenhij laat het daar in hoever de plek gronds zich voor het maken van een groentehal aanbeveelt maar meent toch te moeten opmerken datmoge al een groente hal hare aannemelijke zijde hebbenook door anderen wordt beweerddat juist de tegenwoordige wijze van verkoop der groenten zeer ten gerieve van de ingezetenen is. Die zaak, in- tusschenis voor het oogenblik niet aan de ordewaarom spr. niet verder daarover zal uitweiden. De heer Bruinsma zegt, dat de heer Dirks de plek gronds als een van de beste bouwterreinen heeft gekwalificeerd. Ook spr. wil gaarne aannemendat zezoo ze verkocht werdeen aanzienlijke som zoude opbrengen. Doch men moet zijns inziens niet uit het oog yerliezendat ze ook bij aanneming van het voorstel tot een nuttig doel zal worden gebruikt. Of ze voor een groentehal dan wel voor de hier bedoelde kantoren wordt benuttigd, is in spr.'s oog tamelijk gelijk. Spr. is het evenwel met den heer Bloembergen eens, dat het maken van een groen tehal den ingezetenen eer ongerief dan gerief zoude opleveren. Ook houdt hij het er voor, dat de handelaren in groenten nim mer de thans door hen ingenomen plaatsen zullen verlaten, even min als de ingezetenen naar de hal zullen gaan. Men ziet het aan de viechmarktwordt niet bijna alle visch aan de huizen der ingezetenen gedebiteerd Verder noemde de heer Dirks de vereeniging van zoovele*kan Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 23 December 1874. 149 toren eene vreemde combinatie. Dit zegt spr. is slechts gedeeltelijk waardaar de lokalen naar behooren van elkander geseheiden zullen worden. En wat nu het gevaar van brand betreft, erkent spr., dat er aan het kantoor van waarborg en het ijklokaal vuur moet worden gebruikt, doch dit is zijns in ziens geenszins van meer omvang dan een gewoon kagchelvuur gelijk men des winters in alle kantoren aantreft. Daarentegen komt h<-t spr. ais boven aile bedenking verheven voordat het gerief voor de ingezetenen zeer zal worden bevorderd. Bij on dervinding weet men hetdat de ontvangers vrijheid hebben in de gemeente te gaan wonen waar ze willen men zou er niets aan kunnen doen zoo ze b. v. achter op het Vliet gingen wonen. Dit grooto bezwaat zal met de stichting van een gemeentege bouw vervallen daarmede zullen de ingezetenen niet langer van de willekeur eens ambtenaars afhankelijk zijn. De ligging van den grond is zoo goed mogelijk; speciaal voor het ijkwezen is het eene behoeftedat het lokaal aan het water ligt. Spr. wijst er verder op, dat vóór 1880 alle gasmeters moeten worden ge ijkt, wat natuurlijk een groote omslag zal geven. Zoo men voor dien tijd tot dat einde hier geen geschikt lokaal heeft, dan zul len de gasmeters van hier naar eene andere plaats moeten wor den gezonden. Spr. zegt dit geenszins om de leden vrees aan te jagen maar hij acht liet toch wel van genoegzaam belang om bij de behandeling dezer aangelegenheid in aanmerking te worden genomen. De heer Jongsma zalofschoon hij daartoe veel geneigd heid heeftde heeren Bruinsma en Dirks niet volgen in hun uit stapje op de groentemarktmaar zich bepalen tot het door den heer Bloembergen gesprokene. Hij beschouwt dien heer als in dezen de tolk van het dagelijksch bestuur te zijn. Nu zeide dat geachte lid, even als de voorzitter reeds gezegd heeft, dat het doel is den raad een principieel besluit te doen nemen omtrent de weuschelijkheid van de stichting van een gebouw als het be doelde doch dat men vrij blijft ten aanzien van de deswege te malcen bepalingen. Dit nu acht spr. min of meer onjuist en ge vaarlijk. Onjuistomdat hij zich geen denkbeeld kan maken van de vrijheid van iemaod die aan handen en voeten gebonden is en gevaarlijkomdatwanneer de raad later eens van burge meester en wethouders mogt verschillen juist omtrent „die des wege later te maken bepalingen het collegie dat besluit van begin selen aan den raad zal voorhouden en zeggen: //Vrij zijt gij, want gij zijt slechts aan handen en voeten gebonden." Spr. spreekt naar het licht, dat op het oogenblik in het geschreven voorstel aanwezig is, en dan moet hij vragen, waardoor dat voorstel aannemelijk wordt gemaakt Men wijst in dat stuk op de bij zondere gelegenheid van het terrein voor de oprigling van een gebouw voor hierbedoelde kantoren. Spr. echter rangschikt die en andere beweringen onder de dusgenaamde «dikke woorden" die uit de verte wel gelijken op argumenten, doch, van nader bij bezien, dit niet zijn. Welk soort van zaken vraagt hij geldt het hier? In de eerste plaats het kantoor van waarborg, waar alleen de zilversmeden in deze gemeente welligt een twintig in getal te maken hebben en hij gelooft nietdat het voor dezen zoo bezwarend is naar de Groote Kerkstraat te gaan. Dan heeft men het ijklokaalwaaromtrent spr. wil aan nemendat het misschien wenschelijk is te achten dat het op de voorgestelde plaats worde gestichtmaar voegt hij er bij als de gemeente zich op dien weg begeeftom alles, wat wenschelijk isdoch waarvan de bevordering tot den werkkring van het rijk behoort, te bevorderen, dan begeeft ze zich op een verkeerden weg. Men zegt «de gemeente zal naar behooren «schadeloos worden gesteld"; spr. wil zelfs aannemendat men van het aan te wenden kapitaaldat toch altijd eerst moet wor den geleend eene behoorlijke rente zal ontvangen maar voegt bij deze erkentenis de beweringdat de gemeente daarmede eene schrede zet op het terrein der huisjesmelkerij en op dat terrein ziet hij de gemeente niet gaarne. Het is nog slechts weinige jaren geledentoen de raad op spr.'s voorstel onder- derscheidene eigendommen, die tot niets dienden dan om ze te j laten onderhouden en er dau wat huur van te ontvangen, van de hand heeft gedaan. Hij dus, die dat voorstel deed, om de vele bemoeijingen van het dagelijksch bestuur te vereenvoudigen, die er even afkeerig van is, dat de gemeente zich met an dermans zaken bemoeijen zalhij kan niet zijn stem geven aan een vooistel, waarmede men weder op terrein van hui zenbouwerij zoude treden. Hoewel hij niet gelooft, dat er ooit een particulier zal komen die de gemeente zal verzoeken een huis voor hem te bouwen en het dan aan hem te verhuren acht hij het toch niet onmogelijkdatwanneer de raad het voorstel aauneemtmen later op dit besluit als op een antece dent zal wijzen. Hij wil echter aannemen, dat er misschien ge durende de verdere behandeling der zaak zich Dog argumenten kunnen opdoendie het stichten van zoodanig gebouw meer aan nemelijk maken daarom wil hij dan ook de zaak niet finaal afsnijdenmaar een middel aan de hand doen om een tussehen- weg te bewandelen. Hij wil namelijk aan burgemeester en wet houders het voeren der corresspoudentie hebben opgedragen tnaar zoo, dat de raad zich do beslissing over het priucipe voor- behoude. Dieusvolgens stelt hij voor, om in de conclusie in plaats van de woorden «onder nadere aan den raad te onderwerpen «voorwaardente lezen ««onder gehoudenheidom na ge- ««voerde correspondentie, aan den raad te onderwerpen de ««vraag, of men deze zaak op zich zelve voor de gemeente ««wenschelijk acht."" De heer Bloomb0rg0n zal zich niet met dit amendement vereenigen. Het komt hem voor, dat men met de aanneming daarvan de zaak te onbeslist laat. Wat burgemeester en wet houders genoopt heeft de opinie van den raad uit te lokken is eenvoudig de weuschelijkheid om geen vergeefsch werk te laten doen. Het spreekt toch van zelfs, dat, waar men met de be trokken autoriteiten aan het onderhandelen gaat, plannen zullen moeten worden opgemaakt. Nu heeft men bij eene voorloopige bespreking met den inspecteur van het ijkwezen wel eenige aan wijzing omtrent de inrigting van de daarvoor benoodigde loka liteit gekregen doch daarvan zal een nader plan moeten wor den opgemaakt en uitgewerktin verband tevens met dat voor de daarmede te verbinden inrigting voor den waarborg van goud en zilverwerken, en des geraden geacht, voor rijks ontvang-kan- toren. Die plannen zullen dan aan de beoordeeliDg van de be trokken ministers moeten worden onderworpenmen zal daar over moeten corresponderenberekeningen moeten makende voorwaarden moeten regelen waarop de gemeente tot den aan bouw zal overgaan en meer dergelijk. En zal men nu dat alles doen om ten slotte eerst de vraag in dezen raad uit te maken of men ookwaar behoorlijke vergoeding is toegezegd de slichting van zoodanig gebouw van gemeentewege en daar ter plaatse wel wilja dan neen Indien die vraag eerst dan nog moet worden beoordeelddan zou welligt de geheele cor respondentie onnut gevoerd zijn en dit acht spr. in geen geval gewenscht. Uit dien hoofde zal hij tegen het amendement stem men. Hij wenscht intusschen nog een paar opmerkingen van den heer Jongsma te refuteren. Die spreker, namelijk, zeide, dat alleen de bijzondere gelegenheid van het terrein de stichting van het gebouw aanbeveelt. Dit zegt spr. is maar betrekke lijk waar; er ligt den ingezetenen in vele gevallen veel aan ge legen waar een of ander kantoor ligthet gerief van de inge zetenen in dat opzigt te bevorderen daaraan hecht spr. veel. Nu zeide de heer Jongsma, dat bij het kantoor van waarborg maar twintig zilversmeden belang hebbenspr. acht dit cijfer wel wat gering, althans er zijn in deze gemeente verscheidene zilversmeden en ook is het bekend dat aan dat kantoor ont zaggelijk veel drukte heerscht. Maar het is vooral de wensche- lijkheid van de stichting van een gebouw voor het ijkwezen, waarop spr. de aandacht wil vestigen. Het is werkelijk op vrij pertinente wijze te kennen gegeven geenszins om vrees aan te jagen dat er welligt eene keus zou moeten geschieden tus- schen 3 4 provinciën, in welke van dezen, tot gemeenschappelijk nut, eene inrigting voor den ijk der gasmeters te brengen. En

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 2