I
I
I
I
8
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Januarij 1875.
6pr. acht het in het belang der gemeente, dat men in opzigt
tot het toepassen van hoete blijve bij het tot nog toe gevolgd
systeem. Het zou kunnen gebeurendat de aannemers bij af
wijzing van hun verzoek een anderen weg inslaan en beproeven
in regten het bewijs te leveren dat ze door force majeure ver
hinderd zijn aan de bepalingen van het contract te voldoen.
De heer Brilinsma merkt, in betrekking tot het beweren
van dea heer van Sloterdijck a's zouden de leveranciers bij de
kwijtschelding der boete belang hebben, op, dat hem meermalen
is geblekendat fabrikanten van ijzerwaren zich nimmer tot
levering binnen zekeren termijn tegenover een aannemer willen
verbindenzoodat de aannemer niet bij magte is de boete op
hen te verhalen. Spr. verwachtdat dit ook met de ontginners
van steengroeven het geval is.
De heer Jongsma heeft de vorige keer tegen het verleenen
der kwijtschelding gestemd omdat voor hem niet aannemelijk
was gemaakt, wat adressanten destijds beweerden. Met den
heer van Sloterdijck moet hij verklaren dat dat beweren hem
uit de overgelegde stukken thans ook niet aannemelijk is gewor
den. Hij refereert zich in dit opzigt geheel aan hetgeen door
den heer van Sloterdijck is aangevoerd. De vrees van den voor
zitter dat de aannemers de teruggave der boeten in regten zou
den eischenkan spr. niet deelen. Hij acht het niet denkbaar
dat zijdie keijea op tijd verkocht maar niet op tijd geleverd
hebbenin regten zullen optreden. Immers hunne positie als
eischers is minder gunstig, want wanneer men voor den regter
komt met een eisch om iets te vorderen wat men eerst als eene
gunst heeft gevraagd dan werpt de gedaagde dadelijk het vroe
ger gedaan verzoek aan den eischer tegen.
De heer. van dör Meulen kan zich in het algemeen wel
met het door den heer van Sloterdijck gesprokene vereenigen.
Hij vindt het een ongelukkig motief, om de boete kwijt te
echelden uit overweging, dat de gemeente door de te late leve
ring geen schade heeft geleden. Den aannemer toch is het ge
heel hetzelfde, of de g:meente al dan niet schade lijdt. Spr.
kan er derhalve niet toe komen de geheele boete kwijt te echel
den. Wan Beer hij echter in aanmerking neemt, dat er in casu
van onwil geen sprake kan zijn cn dat de aannemers om de
levering binnen deu bepaalden termijn te volvoerenzeer groote
verliezen zouden moeten lijdendan bestaat er naar zijne mee-
cing aanleiding de botte tot op de helft te verminderen. Uit
aanmerking van den gebleken goeden wil der aannemers stelt
spr. mitsdien voor de helft van de boete kwijt te schelden.
Dit voorstelniet ondersteund wordendeblijft buiten behan
deling.
De conclusie van het voorstel wordt vervolgens aangenomen
met 9 tegen 8 stemmendie van de heeren van Valkenburg
Jongsma, Telting, Wij bran diBuma, Duparc van Sloterdijck
en van der Meulen.
6. Voorstel van burgemeestr en wethouders op het verzoek van
T. J. Smits Jzn.om kwijtschelding van beloopen botte
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
z,Aau den heer T. J. Smits Jzn.handelaar te Dordrecht
„overeenkomstig zijn daartoe gedaan verzoekalgeheele kwijt
schelding te verleenen van ae boete ad J 210, beloopen ter-
zake 42 dageu te late levering van een gedeelte van de door
z/liem aangenomen levering van 108,000 Luiksche keijen".
De heer van Sloterdijck kan ook niet met dit voorstel
medegaan. Het komt hem voor, dat het (enig aangevoerde mo
tief al zeer invalide is. De aannemer wijt de te late levering
aan de strenge keuring van een opzigter der gemeentedoch
vraagt spr. waar gaat het heen, als de raad een strenge keu
ring gaat afkeuren? waar is de grens tusschen strenge en niet
strer.ge keuring Hem komt het voor datindien er gekeurd
wordt overeenkomstig de bepalingener geen sprake kan zijn
van streüge keuring. En vraagt spr. wat heeft de aan
nemer uit dat naauwkeurig onderzoek ondervonden? Dit, dat
zijne proef om steenen te leveren die niet aan de voorwaaiden
voldeden, niet is opgegaan. Indien op dezen grond de boete wordt
kwijtgescholden, blijft men niet bij ae oorzaak \an het beloopen
der boete. Wie anders dan de aanuemer draagt daarvan de
schuld De aanuemer echter werpt die schuld op de gemeente,
door van af de voor hem ongunstige keuring te rekenen, terwijl
hij moet aanvangen met het begin der levering.
Het motief, dat de steen nog niet is behoeven te worden ge
bruikt, beschouwt spr. als een utiliteitsmotief, dat weinig meer
aan de zaak afdoetals alleen dat de gemeente door de te late
levering geen schade heeft geleden. Daargelaten nog dat het
niet als motief kan gelden is het niet schade lijden nog altijd
vrij 'betrekkelijkdaar van de levering de betaling afhangt en
bij eene vroegere betaling meer rente verloren gaat.
De heer de With zal zich in het onderhavig gevalwaar
de aannemer zich beroept op strenge keuring van gemeentewege,
tegen de kwijtschelding van de boete verklaren. Ware de te
late levering het gevolg van eene andere oorzaakdan zou hij
zich welligt met het voorstel vereenigen.
De Voorzitter maakt de vergadering er op indachtig dat
de heer van Sloterdijck gesproken heeft van strenge keuring en te
strenge keuring, doch dat hij beide idees zoodanig door elkander
heeft verwerkt, dat het verschil geheel uit het oog is verloren.
Een strenge keuring acht spr. goedmaar eene te strenge keu-
riug keurt hij af. Men verlieze toch niet uit het oog, dat men
hier niet te doen heeft met hout, dat met de schaaf kan worden
afgewerkt, maar met steen, waarbij ja een centimeter verschil
aanleiding tot afkeuring kan geven doch waarom de steen toch
nog evengoed kan worden gebruikt, 't Is waar, eene strenge
keuring is in een opzigter op prijs te stellenmaar het is even
zeer waardat sommige ambtenaren aoor overdreven dienstijver
tot afkeuring kunnen worden geleid. Een bewijs, dat dc af
gekeurde steen toch wel goed was, is hierin te vinden, dat bur
gemeester en wethouders van den directeur der gemeentewerken
een voorstel hebben gekregen om de afgekeurde keijen tegen
verminderden prijs van den aannemer over te nemen. Spr. wijst
er voorts nog opdat de aannemer vóór den bepaalden termijn
het aangenomen getal keijen had aangevoerd.
De heer Duparc moet zich vooral ook in dit geval tegen het
verleenen der kwijtschelding verklaren. De boete is beloopen op ad
vies van een gemeente-ambtenaar en nu moge volgens sommigen
die ambtenaar te veel dienstijver hebben aan den dag gelegd de
raad echter is niet verentwoord met op dien grond de boete kwijt te
schelden. Het zou wezen het geveu van een dementi aan dien
ambtenaar. Het prestige van dien ambtenaar zou daaronder lij
den. De raad zou daarmede hebben gezegd mijn ambtenaar is
te streng geweest. Vooral met het oog op de toekomst acht
spr. dit een gevaarlijk antecedent. Het moge hier aan eene
kleinigheid hebben gehaperd in het vervolgwanneer het
soms eens meer verschilde zou het besluit van den raad op de
keuring van bewusten ambtenaar van invloed kunnen zijn.
De heer Bloembergen moet opmerken, dat bedoelde amb
tenaar niets heeft tegen het verleenen der remissieintegen
deel hij is daarvóór. Men zal hem dus ook volstrekt geen de
menti geven. Die ambtenaar z*gt spr. heeft met naauw-
letteüdheid gekeurd waarvan het gevolg is geweestdat een
gedeelte der keijen is afgekeurd en door andere is moeten wor
den vervangen waaruit eenige vertraging in de afdoening der
leverantie is ontstaan. Doch overigens heeft die ambtenaar,
toen hem gevraagd werdkomt den aannemer kwijtschelding
der boete toe die vraag toestemmend beantwoord.
De heer Duparc gelooft, wanneer hij de stukken goed heeft
gelezendat niet de directeur maar de hoofdopzigter de keuring
heeft verrigt. Men moet hier dus wel onderscheiden tusschen den
ambtenaardie geadviseerd en dienwelke gekeurd heeft.
Verslag der Indelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Januarij 1875.
Ook verlieze men niet uit het oog, dat de directeur de houding
van den aannemer niet vergoelijkt, maar tot kwijtschelding der
boete adviseert, op den reeds vroeger door hem aangevoerden
gronddat namelijk de gemeente door de te late levering geen
schade heeft geleden.
De conclusie van het voorstel wordt hierop in omvraag ge-
bragt en verworpen met. 118 tep;en 4 steramen, die van de hee
ren Brungcr, Bruinsma, Oosterhoff en Bloembergen.
De heer Jongsma verlaat de vergadering.
7. Benoeming van een hulponderwijzer der Ze klasse aan de ge
meenteschool no. 4.
Abe Bekius tejSt. Anna-Parochie wordt met algemeene stem
men benoemd.
8. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de gemeenteschool no. 4.
Geertrui Johanna Margaretha Heijnsius wordt met 15 stemmen
benoemdeene stem wordtals uitgebragt op een niet op de
voordragt voorkomend persoonvan onwaarde verklaard.
9. Benoeming van een hulponderwijzer der Ze klasse aan de ge
meenteschool no. 10.
Bierk Weijer te Hallum wordt met algemeene stemmen benoemd.
V. De heer Brungerhet woord hebbende bekomengeeft
te kennendat hij zoo straks per abuis gestemd heeft tegen het
voorstel van burgemeester en wethouders om de helft der kos
ten van de alhier van 's koningswege op 18 Junij te houden
harddraverij voor rekening van de gemeente te nemen. Dat de
uitgebragte stem geheel tegen zijn beginsel strijdt, zal ieder be
grijpen als men let op hetgeen hij bij de beraadslaging over
dat voorstel heeft gezegd. Door de herhaalde stemming met en
zonder het amendement van den heer Bloembergen is hij in eene
dwaling vervallen. Hij was tegen de door den heer Bloember
gen voorgestelde beperkingdoch men zal begrijpendat hij
waar hij het meerdere niet kan krijgengaarne het mindere
neemt. Hij wenscht daarom nog als voorstander van bedoeld
besluit te worden aangemerkt.
De Voorzitter zegtdat in dezen geen andere wijze van
redres mogelijk is, dan dat het door den heer Brunger gespro
kene in het van deze vergadering op te maken proces-verbaal
worde opgenomen.
Geen der leden verder het woord verlangende, sluit de Voor
zitter de vergadering.