It
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 11 Februarij 1875.
hij als lid van het gemeentebestuur wel over eenige bezwaren
heenstappen. Spr. is er niet van overtuigd dat men daarmede
aan de gymnastiektchool nadeel zal berokkenen ware dit het
gevaldan natuurlijk zou ook hij daartoe niet kunnen ko
men. Zelf heeft de heer Suringar erkend, dat de speelplaats
toch niet ruim genoeg isen deze daadzaak geeft spr. aanleiding
het verzoek toe te staan. Als toch de ruimte voor speelplaats
niet voldoende is en er niet het minste uitzigt bestaat haar te
vergrootendan kan er zijns inziens niet het minste bezwaar be
staan een paar el daarvan af te staan. Men houde bovendien
wel in het oogdat het terrein eene zeer ondergeschikte be
stemming heeft, wijl het minder voor speelplaats dan voor lucht
en lichtschepping dient en de oefeningendie daar 's zomers
worden gehouden even goed in het gebouw kunnen geschieden.
Deze omstandigheden in aanmerking nemende ziet spr. niet het
minste bezwaar om aan het verzoek te voldoen.
De heer Wiersma is het in zoover met den heer Rengers
eensdat ook hijwaar de gemeente zonder nadeel een particu
lier een dienst kan bewijzen daar zeer voor is. Hij ziet even
wel in den afstand van dezen grond zooveel bezwaar, dat hij zich,
hoezeer dan ook tegen zijn ziD, in het belang der gemeente tegen
het voorstel zal verklaren en dat wel voornamelijk om deze re
den dat naar zijn oordeel door den afstand van den grond het
pand de gymnastiekschool in waarde zal verminderen. Daar
door toch zal de vermeerdering van het getal lichtscheppingen
ten eenenmale belet zijn. Spr. laat het in 't midden of de speel
plaats tegenwoordig toch reeds te klein isdit echter is zeker,
dat ze door er een stuk af te nemen nog kleiner zal worden.
Doch wat bij hem meer heeft gewogen isdat het lokaal tot
de diepte van het nevensliggende huis niet een enkele lichtschep
picg heeft. Nu moge dit voor de tegenwoordige bestemming
van het gebouw ook minder noodig zijndoch wie staat er voor
indat het steeds die bestemming zal behouden Met het oog
op de mogelijkheid dat er eene andere bestemming aan kan
worden gegevenwil spr. de gelegenheid tot het aanbrengen van
lichtschepping behouden. Hij acht die overweging van genoeg
zaam gewigt om niet mede te werken tot eene overdragt van
gronddie overigens aan de gemeente geen voordeel aanbrengt.
De heer Bloembergen zou na het door den heer Wiersma
aangevoerde wel van het hem verleende woord kunnen afzien,
omdat het door dezen aangevoerde hem heeft weerhouden tot
het doen van het voorstel mede te werken. Hij had toen bo
vendien nog eene andere bedenkingnamelijk dat door den af
stand van den grond het gymnastiek-lokaal minder vrij zou wor
den doch deze is thaDs opgeheven, wijl spr. van adressanten de
verzekering heeft gekregen dat ze zich gaarne zullen laten vin
den in het stellen van voorwaardendat de mureu voldoende
hoogte krijgen om het gezigt in het lokaal te beletten. Voor het
overige deelt spr. de bezwaren van den heer Wiersma en zal
hij zich dus niet met het voorstel vereenigen.
Den Voorzitter komt het voor, dat de bezwaren van den
heer Suringar door den heer Rengers voldoende zijn opgelost.
Beide heereu zijn leden van de commissie voor het onderwijs in
de gymnastieken hoezeer spr. beider zienswijze gaarne eerbie
digt, heeft het door beiden gesprokene op hem de indruk gemaakt, dat
de tegen den afstand geopperde bezwaren niet van onoverkome-
lijken aard zijD. Er blijft dus niet anders over dan het bezwaar
van den heer Wiersmadat met den afstand de gelegenheid tot
het aanbrengen van nog meer lichtscheppingen zou zijn benomen,
en in betrekking tot dit bezwaar moet spr. vragen of juist die
1.50 meter de eenige plaats tot het aanbrengen van lichtschep
ping is en of een lokaal van die lengte juist op die 1.50 me
ter de behoefte aan lichtschepping zou kunnen ontstaan P Tot
spr.'s genoegen is het bezwaar van den heer Bloembergen
opzigtens de mindere veiligheid van het lokaal door de adressan
ten opgelost. Hij moet er voorts op wijzendat in het voorstel
staat, dat de overdragt zal geschieden op door burgemeester en
wethouders vast te stellen voorwaarden zoodat er gelegenheid
bestaat de vrijheid van het lokaal zooveel mogelijk te waarborgen.
De heer Suringar zegtdat volgens verklaring van den
voorzitter zijne bezwaren door den heer Rengers zouden zijn op
gelost. Hij moet evenwel in dit opzigt met den voorzitter in
gevoelen verschillen. Hij althans is het niet met den heer Ren
gers eenswaar deze beweertdatomdat de speelplaats toch
te klein ismen haar gerust nog wat kleiner kan maken. Zoo
voortredenerende zou men de geheele speelplaats wel kunnen
missen. Volgens den voorzitter zou het eenig overblijvend be
zwaar het gemis der gelegenheid tot het aanbrengen van meer
lichtschepping zijn. Spr. wil erkennen, dat voor de gymnastiek
school die gelegenheid vooralsnog niet vereischt wordtmaar
hij gelooft ook niet, dat de heer Wiersma heeft beweerd, dat
die gelegenheid voor de gymnastiekschool onontbeerlijk moet
wordeo gerekend. Hij is het met den heer Wiersma eens, dat
die gelegenheid met het oog op andere eventualiteiten niet over
bodig is te achten; en die gelegenheid wordt gemist, wanneer
men de bewuste plek gronds zal hebben afgestaan. De verhou
ding tot den naastleger zal door dien afstand van aard verande
ren. Nu heeft men aan de speelplaats een blinde muur, terwijl
bij afstand van den grond die naastleger geregtigd zal zijn deur
en ramen in den muur aan te brengen, en daardoor zal gemeen
schap kunnen ontstaan tusschen de jongelingen die zich op de
speelplaats bewegen en hen die aan de andere zijde van den
muur werkzaam zijn. Als men ziet hoe de toestand thans ter
plaatse is en zich voorstelt hoe deze worden zalzal men toch
tot de overtuiging komen, dat het pand aan de gemeente toe-
behoorende oneiodig meer in waarde vermindertdan de door
de heeren Menalda te betalen vergoeding bedraagt. Hij is er
intusschen verre af eene geldkwestie van deze zaak te willen
makenmaar doelt alleen op het verlies van de vrije beschik
king over hetgeen men bezit.
De heer Dirks wenscht er op te wijzendat dit reeds de
tweede maal isdat door de heeren Menalda eene poging wordt
aangewend om hunne indus'rie uit te breiden. Hij acht die in
dustrie ook voor de gemeente van wel zooveel belang, dat hij,
indien daartegen geen onoverkomelijke bezwaren bestaan gaarne
het gedaan verzoek ondersteunt. Vroeger heeft deze firma eene
plek gronds voor de stichting van een pakhuis aangevraagd
doch dat verzoek is afgewezen omdat de aangevraagde plek
gronds een deel uitmaakte van het met graven bezette Olde-
hoofster-kerkhof. Dat bezwaar bestaat hier althans nietterwijl
ook de andere geopperde bezwaren spr.ca gehoord te hebben
hetgeen door den heer Rengers en den voorzitter is aangevoerd,
niet van dat gewigt voorkomen om zich daarom te weerhouden
aan deze belangrijke industriëlen een blijk van sympathie te geven.
De heer van Sloterdijck heeft eene vraag te doen. Vol
gens het voorstel bestaat bij adressanten het plan een pakhuis
te stichten. Nu zou hij gaarne vernemen of dat pakhuis ook
zal dienen tot berging van al die voorwerpen, welke thans ge
plaatst zijn op een terrein grenzende aan de Doelestraat? Dat
terrein is thans feitelijk bij adressanten in bezit. Zal nu vraagt
spr. de inwilliging van het verzoek het feitelijk gebruik van
dat terrein doen ophouden
De heer Wiersma zegt, dat als motief wordt aangevoerd,
dat men deze belangrijke industriëlen een blijk van sympathie
moet geven. Ook hij zou niets liever dan dit willen doenmits
het maar met het belang van de gemeente ware overeen te
brengen. Maar juist, omdat daarmede naar zijne meening van
zijde der gemeente eene opoffering gepaard gaatkan hij geen
vrijheid vinden voor eene geringe retributie eene plek gronds
af te staan waardoor het pand in waarde verminderen zou. De
voorzitter heeft gezegd dat het ondenkbaar isdat juist op de
plaats van de aftestane 1.50 meter lichtschipping zou moeten
worden aangebragtdoch spr. moet opmerken, dat dit de eenige
plaats is, waar de gelegenheid daartoe bestaat. Door die 1.50
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 11 Februarij 1875.
13
meter op te offeren, zal het aanbrengen van meer lichtschepping
voor goed onmogelijk zijn óók wanneer eventueel het gebouw
van destinatie verandert of in twee deelen gesplitst wordt. Bo
vendien zou men bij dit laatste in de onmogelijkheid verkeeren
om het voorste gedeelte met de speelplaats in verbinding te
brengen. Naar spr.'s overtuiging wordt het gebouw door den
afstand veel meer in waarde verminderd dan men oogenschijn-
lijk meent. Nu nog heeft men in het lokaal het volle licht en
dit zal door het optrekken van een muur vrij wat verminderen.
Hoe gaarne dus spr. ook der firma Menalda een blijk van sym
pathie zou willen geven kan hij echter daartoe niet overgaan
nu het hem voorkomt, dat daarmede het belang van eene ge
meentelijke inrigting geschaad wordt
De Voorzitter zegt, in antwoord op de vraag van den heer
van Sloterdijckdat bewuste plek gronds aan de Doelestraat
vroeger een punt van onderzoek heeft uitgemaakt tn dat het
daarbij gebleken isdat ze is eene onverdeelde massaliteit
waarin de heeren Menalda, de gemeente en Radersmaieder voor
1/3 gedeelte geregtigd zijn. Burgemeester en wethouders hebbeu
getracht bij deze gelegenheid omtrent dien grond tot eene schik
king te komenmaar zijn daarbij vooreerst gestuit op het be
zwaar dat er drie eigenaren zijn en ten anderen op de stellige
verklaring van de heeren Menalda dat zij van die passage on
mogelijk afstand konden doen en dat ze zelfswanneer dit tot
conditie werd gesteld liever van hun verzoek tot overdragt van
een gedeelte der speelplaats bij de gymnastiekschool afstand de
den. Zooals bekend is wordt de toegang ter plaatse door de
heeren Menalda steeds ruim gehoudenin hoever nu de heeren
Menalda in 't vervolg van den grond gebruik zullen maken durft
spr. niet te gissen. Hij acht den heer van Sloterdijck een te
goed jurist te zijn, om te begrijpen hoe moeijelijk het is, bij der
gelijke massaliteiten te bepalen wat dezen en wat genen toekomt.
Bij de bespreking van de zaak is aan de heeren Menalda in
overweging gegeven hunne aanvrage in dier voege te wijzigen,
dat der gemeente aan de noodzijde zou worden terug gegeven
wat door haar aan de zuidzijde zou worden afgestaan doch
daaraan verklaarden ze geen gevolg te kunnen geven. Het ge
volg van een en ander is evenwel geweestdat zij zich met
eene smallere strookdan aanvankelijk is aangevraagd te vre-
den hebben gesteld.
Onderdeel a der conclusie gewijzigd als bedoeld wordt
hierop aangenomen met 13 tegen 5 stemmen die van de heeren
JongsmaSuringar, Wiersma, Bloembergen en de With.
Onderdeel b wordt mede aangenomen met 17 tegen 1 stem
die van den heer Suringar.
De conclusie in haar geheel wordt vervolgens aangenomen met
14 tegen 4 stemmen, die van de heeren SuriRgar, Wiersma,
Bloembergen en de With.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche aan
besteding van het leveren en plaatsen van cementsteenwerken.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
ua. Het leveren en plaatsen van de cementsteenwerkenbe-
//noodigd voor de werken, voorkomende op artt. 7, 14 en 18
//van hoofdstuk IIIafd. VII der gemeentebegrootingdienst
wl875 onderhands aan te besteden aan den heer P. Liüdo di
recteur der Nederlandsche cementsteenfabriek te Delft, op
//voorwaarden door burgemeester en wethouders vast te stellen.
nb. De voor de sub a bedoelde werken vereischte graafwer
ken onderhands aan te bestedeninsgelijks op voorwaarden
//door burgemeester en wethouders vast te stellen."
De heer Wiersma is in het algemeen geen vriend van onder-
hand8che aanbesteding en evenmin van het uitvoeren van werken
in eigen beheermaar geeft de voorkeur aan publieke aanbe
steding waar deze mogelijk is. Wat nu betreft het eerste punt
der conclusie, verklaart spr. zich daarmede te kunnen vereenigen.
De heer Lindo heeft ook vroeger hier tegen vasten prijs en ten
genoegen van het gemeentebestuur cementsteenwerken geleverd
zoodat er in dit opzigt geen redenen bestaan om op andere
wijze in de behoefte te voorzien. Wat echter aangaat de onder-
handsche aanbesteding of uitvoering iu eigen beheer van de
graafwerken daarmede kan spr. zich niet vereenigen. De
gronden door den directeur der gemeentewerken daarvoor aan
gevoerd, komen hem weinig afdoende voor't zijn altemaal gron
den die iedereen kent. I)at het niet noodzakelijk is, dat de ge
meente de arbeiders meer moet betalen dan anderen, ligt even
zeer voor de hand als het feit, dat een aannemer 10 0/0 winst in
rekening brengt. Doch deze redenering moet er ten slotte toe
leiden om alle werken in eigen beheer te doen uitvoeren en alle
industriële ondernemingen ter zijde te stellen. Men redeneert
dat wanneer men een werk door tusschenpersonen laat verrigten
deze alsdan daarvan 10 0/q winst trekken, maar men vergeet,
dat iu die procenten ook de risico voor het werk gelegen is.
En die risico wordt door den directeur der gemeentewerken ge
heel weggecijferd. Aan een werk als het onderhavige is naar
spr's inzien nog al veel risico verbonden men heeft rekening te
houden met weer en windstaat bloot aan onwil en moeijelijk-
heden van zijde der arbeiders enz.en voor die risico acht spr.
eene retributie van 10% geenszins teveel. Bovendien wanneer
men de publieke concurrentie inroept, wordt die winst-bereke
ning in den regel ook tot een minimum gereduceerd. Spr. houdt
het er voor, dat, wanneer men de resultaten van de uitvoering
van werken in eigen beheer en bij publieke aanbesteding naauw-
keurig vergelijktde laatste geenszins ten nadeele der gemeente
zullen blijken te zijn. En al ware dit zoo, dan nog zou hij ter
wille van het beginselin gevallen waar dit niet direct nood
zakelijk isniet tot eene uitvoering in eigen beheer willen over
gaan. Op de aangevoerde gronden zal spr. tegen punt b der
conclusie stemmen.
De heer Bruinsma kan zich in vele opzigten met het door
den heer Wiersma gesprokene vereenigen, doch moet in dit ge
val met hem in opvatting verschillen. Het geldt hier vooreerst
het leveren van riolenvervolgens het leggen van deze en einde
lijk het verrigten van de daarvoor noodige graafwerken. Nu wil
de heer Wiersma alleen de levering aan den heer Lindo op
dragen en het leggen en de noodige graafwerken aanbesteden
en dit komt spr. niet geraden voor. Nog onlangs heeft men te
Groningen cementsteenriolen gelegd op plaatsenwaar ze aan
sterke drukking onderhevig zijndeze riolen zijn echter door
ijzeren moeten worden vervangen doordien ze bleken Diet tegen
de drukking bestand te zijn. Het is echter bij nader onderzoek
gebleken dat het breken voornamelijk aan het niet goed leggen
en bevestigen moet worden toegeschreven. Het is derhalve van
het grootste belangdat het leggen door met dat werk vertrouw
de personen geschiede. Daarvan is men niet zeker, wanneer
men dat werk aanbesteed. Wat het graafwerk betreft ook
dit wil spr. onder de hand doen uitvoeren. Anders toch zal men
op verschillende onaangenaamheden stuiten, b. v. dat de levering
niet zoo tijdig geschied dat de gravers maar steeds kunnen door
werken. Dat bezwaar kan men voorkomen door het graafwerk
naar mate van den aanvoer der riolen te doen verrigten.
De Voorzitter voegt aan het door den heer Bruinsma gepro-
kene nog toedat het bijna ondoenlijk is het graafwerk aau te
besteden dewijl het geheel moet geschieden in verhouding tot
het leggen der riolen. Bovendien is de somdie daarvoor moet
worden besteed niet van dien aard dat men bevreest zou moeten
wezen dat de gemeente bij onderhandsche aanbesteding belangrijk
zal worden benadeeld. Het is echter in het belang van het ge
rief der ingezetenen dat het graafwerk onder de hand geschiede
omdat men dan gewaarborgd isdat men niet langer dan noodig
is met een opgebrokene straat behoeft te sukkelen.
Den heer Wiersma is het allerminst te doen een pleit te
leveren in het belang van aannemers van werken wat hij zeide
meende hij in het belang der gemeente te zijn. Hij wil geloo-
vendatwanneer de levering der riolen aan den heer Lindo