I I 1 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 18 Februarij 1875. wenscht intusschen door tegen het nu in behandeling zijnd voof- etel te stemmen, niet het verwijt op zich te laden, als zou hij, nu hij niet zijn zin heeft kunnen krijgendaar in het geheel geen brug wenschen of wel den bestaanden toesland willen be stendigen. Afgesien echter van den wensch om daar een vaste brug te verkrijgen heeft hij tegen eene draaibrug een belang rijk bezwaar. Men weetdat deze gemeente in opzigt tot de draaibruggen, hetzij ze van gegoten ijzer, hetzij ze van plaat ijzer zijn eenc allerellendigste oudervinding heeft. Zal men nu, met die ondervinding voor oogenhier al weder zoodanige brug leggeudie voor de passage met rijtuigen enz. veel breeder en wegens de kromming van de gracht vier meter langer dan soortgelijke hier aanwezige bruggen moet worden gemaakt In derdaad epr. gelooft, dat de naieelige gevolgen daarvan voor de hand liggen. Het is daarom dat hij zich togen het voorstel zal verklaren. 22 van de motie voor genoegzaam bekend ea ziet hij geen reden tot w» glaring der door den voorzitter bedoelde woorden. Hij wil intusschon nog van de gelegenheid gebruik maken om mede te deelendat de motie strekt om te krijgen een plan van eene brug, zoo breed als maar met het scheopvaartbelaug mogelijk is. De motie van den heer van Sloterdijck wordt hierop in stem ming gebragt en verworpen met 12 tegen 9 stemmen, die van de heereu Suringar, Buraa, Bloembergen Bruinsma, de With, van Sloterdijck, Oosterhoff, Wiersma en Plantenga. De Voorzitter zegtdat alsnu aan de orde treedt de op 9 October 1874 aangehouden conclusie van de voormalige com missie van rapporteurs, aldus luidende: «I. Over te nemen het voorstel van burgemeester en wethou- wders sub 1 le alinea en daaraan toe te voegen de bepaling, z/dat eene hulpbrug voor voetgangers en handkarren over de wWillemsgracht zal worden gelegd. //II. Aan te nemen punt 11 der conclusie van het voorstel van //burgemeester en wethouders. //III. Idem punt III. //IV. Idem punt IV. //V. Onder mcdedeeling van het boveLstaaudeheeren gede buteerde slaten der provincie te verzoeken den raad te willen //mededcelen of er, uit het oogpunt van het waterstaatsbelang «der provincie ook bezwaren Q2 zoo jawelke bestaan tegen z,de verandering van de onderwerpelijke brug op de bovenbe- z/paalde wijze." De heer van d.0P Moulon brengt namens gemelde commis sie het volgend voorstel ter tafel //De meerderheid der commissie van rapporteurs, benoemd //door de sectiën naar aanleiding van het renvooi derwaarts (bij //besluit dezer vergadering van 27 Augustus 1874) der voorslei- z/len van burgemeester en wethouders vau 27 Augustus 1874, z/vervat in no. 13 der bijlagen, stelt voor: //I. De Wirdumerpoortbrug te veranderen in etne plaatijzeren //draaibrug met twee doorvaartente maken op eene hoogte van z/2 43 meter volgens plan A en de daarmede in verband staande //werken te doen uitvoeren volgens het ontwerp door den di recteur der gemeentewerken ingezonden bij missive van 1L /April 1874, no. 176'2. met inachtneming van het plan A en z/met bepaling dat eene hulpbrug voor voetgangers en handkar ren over de Willemsgracht zal worden gelegd. //II. In beginsel te besluiten aan d.-n straatweg van de Wir- //dumerpoortbrug tot de Schrans de rigting te geven zooals op z/de bij het voorstel van 27 Augustus 1874 oveigelcgde situatie- z/teekening is aangeduid. //III. Burgemeester en wethouders op te dragen den read na- z/dere voorstellen aan te bieden tot htfïing van tolvoor door- raart van schepen door de geprojecteerde draaibrug. ,/XV. Burgemeester en wethouders te magtigen de sub I om- /.schreven werken in twee perceelen op de wijze zooals door z/den directeur d»r gemeentewerken bj missive van den 20 Julij jl no. 317/2, is aanbevolen, aan te besteden, zoodra alle /daarmede in verband staande voorbereidende werkzaamheden //voldoende ïijn geregeld. i/W. Onder mededeelmg van het bovenstaande, heeren gfde- z/puteerde staten der provincie te ve;zoeken den raad te willen ,/mededeelen of er uit het oogpunt van het waterstaatsbelang //der provincie, ook bezwaren, en zoo ja, welke bestaan te. en //de verandering van de bestaande brug op de boven bepaalde //wijze." Nadat op voorstel van den voorzitter besloten was dit voor stel terstond in behandeling te nemen wordt punt I daarvan aan de orde gesteld. De heer van. Sloterdijck zegtdat reeds door den raad is beslist dat er geen vaste brug zal worden gelegd. Gaarne wil hij erkennendat dit besluit hem zeer heeft teleurgesteld. Hij De heer Wiorsma kan het den heer Jongsma niet toegeven, dat de voorstanders van de var-te brug geslagen zijn. Het is w aarin den raad hebben ze het pleit verloren maar geslagen zijn ze naar zijne meening niet. Evenmin als de heer van Ölo- terdijck wil ook spr. worden aangemerkt, als zou hij nu, door tegen te stemmen geen nieuwe brug wenschen. Dat zij verre maar hij wenscht niet geacht te worden zijne bezwareD tegen eene draaibrug nu ter zijde te hebben gezet. De ondervinding heeft geleerd dat aan draaibruggen van plaatijzer dezelfde be- zwan n kleven als aan die van gegoten ijzer. Daarenboven aan wie men ook het ontwerpen van een plan opdraagt, Leeu warden blijft met zijne draaibruggeu ongelukkig. Men is begon nen met bruggen van gegoten ijzervolgena het ontwerp van den directeur der gemeentewerken die het ongeveer 10 jaar hebben uitgehouden. Men heeft daarop eene plaatijzeren brug gemaakt overeenkomstig het plan van den ingenieur Kouppe van der Voort en deze is nog veel korter goed gebleven. Ddarom blijft spr. tegen het voorstel stemmen. Punt I wordt hierop aangenomen met 12 tegen 9 stemmen, die van de heeren Suringar, Buma, Bruiosroade With, Jong sma, van Sloterdijek, Oosterhoff, Wiersma en Plantenga. Pur.t II. De heer van Sloterdijck zal cok tegen dit voorstel stemmen omdat hij niet kan inzien dat het belang van de gemeente bij het maken van een regten weg zoo groot is, dat daaraan zoo veel ten koste gelegd en bovendien een gedeelte van het bij de herberg de Klanderij behoorend land opgeofferd mag worden. Hij wijst voorts op de verandering van omstandigheden sedert de aanbieding van het primitive voorstel phats gegrepen. Waar oorspronkelijk het voorstel aannemelijk werd gemaakt met de be wering, dat de door afgraving van het terrein te verkrijgen specie voor den aanleg van den weg zou kunnen worden benuttigd, is dit argument thaus vervallen, nu besloten is de brug veel hooger te leggen dan aanvankelijk in de bedoeling lag. Doch ook al ware dit niet het gevaldan nog zou spr. zich tegen het voor stel verklaren omdat in zijn oog het belang van de verlegging van den weg niet tegen de daarmede gepaard gaande kosten kan opwegen. De heer Itongers kaa zich bij nadere overweging ook niet met dit voorstel vereenigen. Ofschoon hij oorspronkelijk van do verlegging van den weg een voorstander is geweest, is hij later tot de overtuiging gekomendat deze uilgaaf niet door het belang van de gemeente wordt gemotiveerd. Ook ziet hij be zwaar om het erf van de herberg de Klanderij te verkleinen ter wijl bovendien deze zaak nog altijd in overweging kan worden genomen. De hoofdzaak de vernieuwing der brug blijft ook bij verwerping van dit voorstel geheel ongeschonden. De heer Suringar heeft het woord gevraagd om soortgelijke mededeeling te doen als de beide vorige sprekers. Hij acht dit noodzakelijk, omdat hij primitief in de commissie van rapporteurs Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 18 Februarij 1875. zich voor de verlegging van den weg heeft verklaard doch sedert daar van teruggekomen is. De heer Bruinsiïia zul ook tegen dit- voorstel stemmen. Bij p.l het reeds aangevoerde voegt hij nog, dat men ook van den huurder der Klanderij afhankelijk is. De Voorzitter zegt, dat er reeds onderhandelingen zijn ge voerd met de hoüge regering over den afstand van den driehoek tussehen den bestaandeu w eg en de toegangswegen naar het spoor wegstation )Q dat deze zich tot den afstand genegen heeft ver klaard. Ofschoon men nu wel is waar door die onderhandelingen nog geenszins gebonden is, zou het toch wel wat vreemd zijn, dut er nu geen verder gevolg aan gegeven werd. Wat betreft het beweren van den heer Rcngersals zou de verlegging van den weg evengoed later kunnen geschiedenveroorlooft zich spr. te o! serveren dat dat werk het goedkoopst gelijktijdig met de ver nieuwing van de brug kan geschieden omdat men bij dit laatste werk de voor de verlegging van den weg benoodigde specie be schikbaar krijgt. Wel zal, gelijk de heer van Sloterdijck op merkte, de buig iets hooger gelegd worden dan oorspronkelijk in de bedoeliug lag, maar ook dan nog zal er specie genoeg be schikbaar blijven. De heer van Valkenburg deelt mede, dat volgens zeggen van den directeur der gemeentewerken de verlegging van den wegwanneer ze gelijktijdig met de vernieuwing van de brug wordt uitgevoerd, 437 zal kosten, terwijl, wanneer daarmede tot later wordt gewacht, daarvoor 3162 zal noodig zijn. Waar nu dit werk voor die geringe som kan tot stand komendaar ziet spr. hoegenaamd geen bezwaar om zich met het voorstel te vereeuigen. Punt II wordt hierop aangenomen met 13 tegen 8 stemmen die van de heeren Jongsma, van Sloterdijck, Wiersma, Planten ga SuringarBumaBruinsma en Rengers. Punten III en IV worden beide zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Punt V. De Voorzitter kan de noodzakelijkheid van het hier gefor muleerd voorstel niet inzienvooreerst dewijl het betreft eene zaak vqfl uitvoeringdie tot den werkkring van het dagelijksch bestuur behoorteu ten anderenomdat hij het niet noodig acht deze vraag tot gedeputeerde staten te rigten. De heer Suringar heeft zich op de door den voorzitter aan gevoerde gronden in de commissie van rapporteurs tegen het voorstel verklaard 23 Dc heer van döP Menlen zegtdat de commissie tot het voorstel is gekointudoordien haar is opgemerkt, dat, nu het vaarwater door de provincie in beheer eu onderhoud is overge nomen in zake de vernieuwing van de brug het gevoelen van gedeputeerde staten moet worden gevraagd. Acht men het even wel niet noodigdan verwacht spr. dat do commissie het voor stel wel zal willen terug nemen. Aan zijn medelid den heer Dirks, geeft hij in overweging daartoe over te gaaD. De heer Dirks zegtdat de mededeeling uit het oogpunt van waterstaatsbelang noodig is geoordeeld. Ofschoon ook hijna het gesprokene, het minder noodzakelijk acht, zou hij toch gaarne willen ziendat het voorstel in stemming werd gebragt. Punt V wordt hierop verworpen met 15 tegen 1 stem, die van den heer Bruinsma. (De heeren' JongsmaPlanteügaBuma en do Ia Faille waren bij deze stemming niet tegenwoordig.) Het voorstel der commissiezooverre aangenomenvervolgens in zijn geheel aan de slemming onderworpen, wordt aangenomen met II tegen 3 stemmen, die van de heeren Suringar, Bruinsma en de With. (Bij deze stemming waren de heeren Jongsma, van Sloterdijck. Oosterhoff, Wiersma, Plantenga, de la Faille en Buma niet moor ter vergadering aanwezig). Als gevolg daarvan is besloten I. De Wirdumerpoortbrug te veranderen in eene plaatijzeren draaibrug met twee doorvaarten te maken op eene hoogte van 2.43 meter volgens plan A en de daarmede in verband staande werken te doen uitvoerenvolgens het outwerp door den direc teur der gemeentewerken ingezonden bij missive vau 11 April 1874 no. tfö/j, met inachtneming van plan A, en met be paling dat eene hulpbrug voor voetgangers eu handkarren over de Willemsgracht zal worden gelegd. II. In beginsel te besluiten, aan den straatweg van den Wir dumerpoortbrug tot de Schrans, de rigting te geven, zooals op de bij het voorstel van 27 Augustus 1874 overgelegde situatie- teekening is aangeduid. III. Burgemeester en wethouders op te dragen den raad na dere voorstellen aan te bieden tot hefling van tol, voor doorvaart van schepen door de geprojecteerde draaibrug. IV. Burgemeester en wethouders te magtigen de sub I om verband staande voorbereidende werkzaamheden voldoende zijn geregeld. De voorzitter sluit de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 5