44 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 15 April 1875. daartoe bestemd register, ingevuld de namen en voornamen der leerlingen de dagteekening barer geboorte de dagteekening der intrede op de school en de namen en woonplaatsen dergenen welke haar op de school zenden. Bij het verlaten der school wordt de dagteekening daarvan in het register aangeteekend. Art. 18. Wanneer leerlingen niet ter school komen en ouders of voogden hiervan geen bengt hebben gegeveD aan de directrice, brengt deze dit zoo spoedig mogelijk ter hunner kennis. Art. 14. Buiten de vacautiën wordt iederen werkdag der week onderwijs gegeven tusschen des voormiddags 8 en des namiddags 4 ure. De nadere regeÜDg der schooluren isbehoudens goedkeuring door burgemeester en wethouders, aan de commissie van toezigt opgedragen, met dien verstande, dat dagelijks niet meer dau zes uren onderwijs aan iedere leerling zal worden gegeven. Art. 15. Jaarlijks wordt tegen het einde van den cursus, een operbaar examen van de leerlingen gehouden. Het examen wordt afgenomen onder leiding van een lid der commissie van toezigt als voorzitterdoor de directrice en de docenten.- Na afloop van dit examen worden de leerlingen die daartoe bekwaam geoordeeld zijn, tot eene hoogere klasse bevorderd, of van de school ontslagen. Art. 16. Leerlingen kunnen in het belang der orde door de directrice tijdelijk maar niet langer dan voor drie dagen van de school worden verwijderd. Wegzending voor langeren tijd of voor altijd geschiedt op ad vies van de commissie van toezigt en na bekommg magtiging van burgemeester en wethouders. Van elke wegzending wordt terstond, met opgave van redenen, kennis gegeven aan de ouders of voogden der betrokken leerlingen. De heer Plantenga kan zich over het geheel genomen zeer goed met het aangeboden ontwerp vereenigen doch wenscht een paar opmerkingen te maken omtrent een paar punten in opzigt tot welke hij gaarne eeoige verandering zou willen zien aangt- bragt. In de eerste plaats zou hij aan de school willen hebben toegevoegd eene voorbereidingsklasse ten behoeve van die leer lingen der tegenwoordige Fransche school voor meisjes, welke nu nog niet maar misschien wel het volgende jaar in staat zijn met goed gevolg het admissie-examen te doen. Voor deze meis jes zou het onaaugetaam en lastig wezen nu nog weer, vóór de plaatsing op de middelbare schooieene andere school te bezoe ken of wel op andere wijze de noodige kennis op te doen. In de tweede plaats zou hij ook om het nut van de inrigting zoo uitsrebreid mogelijk te doen zijngaarne willen ziendat ook toehoorderessen voor enkele vakken worden toegelaten. Hij kan zich voorstellendat er meisjes zijn dievroeger daartoe niet ia de gelegenheidnog gaarne de lessen in sommige vakken willen volgendoch voor welke het moeijelijk is zich onder de gewone leerlingen te doen opnemen. De heer Attema wenscht bij de algeraeene beschouwingen het debat te openen over eene hoogst belangrijke vraag, die in de laatste dagen nog al groote proportiëu heeft aangenomende vraag namelijkof onder de leervakken ook zal worden opgeno men de gezondheidsleer. Men zal welligt zeggendat dit meer eigenaardig bij de behandeling van de artikelen te huis behoort; doch spr. merkt op datindien geen amendement om de hygiëne onder de leervakken op te nemeumogt worden voorgesteld zij gansch en al dood gezwegen zou zijn. Dit ismeent spre ker uit een oogpunt vau beleefdheid tegenover de adressanten die uit kracht hunner overtuiging hunne wenschen teu dezen aan den raad hebben kenbaar gemaaktniet goed te keuren. Hem komt het niet goed voor de gezondheidsleer als afzonderlijk leer vak op te nemen. Toen de commissie van toezigt zich met de overweging van de door burgemeester en wethouders aangebo den ontwerp-verordening bezig hield, was het adres van heeren geneeskundigen nog niet bekend. Spr. kan dus in opzigt tot dat adres niet uit naam dier commissie spreken. Wel kan hij zeg gen dat de commissie eenstemmig van oordeel wasdat van de gezondheidsleer geen afzonderlijk leervak moest worden gemaakt, en spr. staat, ook na kennisneming van het adres, nog steeds op dat standpunt. Het komt hem voor, dat men eerder er op bedacht moet wezen het getal leervakken in te krimpen dan het nog meer uit te breidenen dit laatste zou geschiedenwanneer men aan den wensch der adressanten gehoor gaf. Dit zegt spr. is al voor vast een hoofdbezwaar. Maar een tweede niet geringer bezwaar is de vraagwie dat vak afzonderlijk zai onderwijzen of men slagen zal daarvoor een physioloogiemand, die dat vak op wetenschappelijke wijze kan onderwijzeneen eminent deskundige dus, te krijgen? En deze vraag durft hij niet zoo gaal bevestigend te beantwoorden. Hij wijst er boven dien op, dat ook de inspecteur van het middelbaar onderwijs, de heer Steija Parvóhet niet noodig acht van de gezondheids leer een afzonderlijk leervak te makenmaar van oordeel is dat hetgeen in die wetenschap vaststaat, gevoegelijk bij het onderwijs in de dier-natuur- en scheikunde aan de meisjes kan worden medegedeeld. Spr. acht het eene gelukkige bepaling, die door burgemeester en wethouders aan art. 1 is toegevoegd dat namelijk de vakken onder h en s worden behandeld ook met het oog op de behoeften van huisgezin en gezondheidsbelangen. Jn die bepaling ligt zijns inziens eene voldoende vingerwijzing, dat het gemeentebestuur van Leeuwarden aan de gezondheids leer alle regt laat weërvaren dat het dit vak geenszins wil ig noreren maar het op dit oogenblik minder wenschelijk acht daarvan een afzonderlijk leervak te maken. Spr. acht het be langrijk genoeg in herinnering te brengen, wat de heer Steijn Parvó in zijn advies over de gezondheidsleer aanvoert. Het is dit //Ik heb vernomendat te Leeuwarden reeds de vraag is ge- z/steldof aan de middelbare school voor meisjes geen onderwijs z/in hygiëne en gezondheidsleer zou moeten* worden gegeven. Ik „vind geen voldoenden grond, om voor dat vak afzonderlijke //uren op het programmaaan een medische specialiteit wop te dragente bestemmen. Ik wil gaarne aannemendat z/Yoor de vrouwwanneer zij voor de verzorging en opvoeding z/van kleine kinderen, voor de voeding der huisgenooten voor //verwarming en luchtverversching enz. moet zorgen eenige ken- nis van de gronden der gezondheidsleer nuttig zal zijn maar z/ik zie niet indat hiervoor aan de middelbare school een spe* z/ciaal en afzonderlijk onderwijs noodig is. In de lessen van //dierkunde, natuurkunde en scheikunde zal zich herhaaldelijk z/de gelegenheid voordoen om onderwerpen, die met de gezond* z/heidsleer in naauw verband staan ter sprake te krengen en //men mag aannemen dat wanneer de leeraren aan welke het *onderwijs in die vakken is opgedragen, hun taak wel begrijpen, //de meisjes niet zonder eenige kennis van hygiëne de school zul- z/len verlaten. Wil men- dat onderwijs door een specialiteit z/doen geven dan zou het alligt eene uitgebreidheid verkrijgen z/die niet wel met den aard van het middelbaar onderwijs zou //zijn overeen te brengen daargelaten nog het minder wensche- z/lijke, om het onderwijzend personeel voor die enkele uren al //weder met een afzonderlijken leeraar te vermeerderen. Ik moet z/hier bovendien nog in herinnering brengendat bij de behan deling van de wet tot regeling van het middelbaar onderwijs z/in de twqede kamer der staten-generaal een amendementstrek- z/kende om gezondheidsleer onder de vakken der rijks hoogere //burgerscholen op te nemenmet 59 tegen l stem werd verwor den. Nu geeft wel art. 21 gelegenheid, om het als leervak bij z/de gemeentelijke scholenhetzij voor jongenshetzij voor rneis- z/jes, op te nemen; maar het komt mij toch voor even weinig in //Overeenstemming te zijn met den geest van de wetals met het //karakter der middelbare schooldie zich in de eerste plaats z/algemeene ontwikkeling ten doel stelt. Zijdie meenen eene z/meer uitgebreide kennis der gezondheidsleer noodig te hebben //zullen zich deze gemakkelijk door lectuur of studie kunnen eigen //makendaar de gronden van die wetenschapnamelijk dege lijke kennis van natuurwetenschapaan de middelbare school //gelegd zijn." Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 15 April 1875. 45 Spr. gelooft dat in die woorden geheel wordt teruggegeven het denkbeelddat bij de commissie van toezigtbij de beoor deeling der ontwerp-verordeningheeft op den voorgrond gestaan. De Voorzitter geeft aan de leden in bedenking bij de alge- meene beraadslaging niet in beschouwingen over de artikelen te treden. Hij brengt hulde aan de bedoelingwaarmede de heer Attema de kwestie van de gezondheidsleer heeft ter sprake ge- bragtdoch hij verwachtdat men hem zal toestemmendat deze kwestie eigenlijk niet bij de algemeene discussie tehuis be hoort. De heer Attema wil met den voorzitter niet twisten over pun ten van orde. Nogtans kan hij de opmerking niet terughouden dat het bij de opvatting van den voorzitter wel wat moeijelijk wordt te bepalëo, wat dan toch wel tot de algemeene beraadslaging behoort. Elk bezwaar zou dan bij de artikelen moeten worden te berde gebragt. Ook de bezwaren door den heer Plantenga geopperd, zouden dan gerekend moeten worden niet tot de algemeene be raadslaging te behoorenen niettegenstaande de door dat ge achte lid besproken kwestiën op lange na niet van dat gewigt zijn als diewaarover spr. het woord voerdeis op het door dezen gesprokene door den voorzitter geen aanmerking gemaakt. Het doet spr. leed, iadien hij in de opvatting van den voorzit- buiten de orde is gegaan, niet dadelijk tot de orde geroepen te zijn. De heer Dirks is van meening, dat men bij de regeling van het middelbaar onderwijs voor meisjes vooral heeft in het oog te houden dat het zich moet splitsen in twee deelen te weten de praktijk en de theorie. Onder de praktijk verstaat hij het zuiver praktische, m. a. w. dat, wat men zien kan, b. v. de handwerkende gymnastiekhet teekenen enz.daarentegen rangschikt hij onder de theorie het opdoen van kennisb. v. het onderwijs in talengeschiedenis etc. Nu zijn er velendie vooral de praktische vakken willea doen beoefenen in Duitsch- land wilde de beroemde Jahn de meisjes zelfs onderrigt in het schijfschieten doen geven. Bij spr. gaat de praktijk zoo ver niet. Aan den anderen kant daarentegen ziet men weer anderendie bijna uitsluitend het verstand willen ontwikkelen en daardoor de grenzen van een gewenscht evenwigt tusschen praktijk en theorie overschrijden. Wanneer nu spr. het oog slaat op de vakkendie volgens art. 1 aan de op te rigten school zullen worden onderwezen dau gelooft hij dat daarin noch tegen het eene noch tegen het andere gezondigd wordt, maar daarentegen de oefening van ligchaam en geest op zeer goede wijze is ge regeld. In dat opzigt kan spr. zich dus zeer wel met het ont werp vereenigen. Hij zou niettemin gaarne hebben geziendat door burgemeester en wethouders de door de commissie van toe zigt en den inspecteur aanbevolen vakkenhet schoonschrijven en de gronden van de inrigting van den Nederlandschen staat in het ontwerp waren overgenomen. De Voorzitter merkt den heer Dirks opdat de door hem bedoelde vakken in het gewijzigd ontwerp van burgemeester en wethouders zijn opgenomen. De heer JEtengers wenscht zichin verband met het verzoek van den voorzitter, te bepalen tot de beantwoording van den heer Plantengadie gewezen heeft op het belang eener voorbe reidingsklasse. In betrekking hiermede kan hij mededeelendat het in de bedoeling ligt zooveel mogelijk aan het geopperde be zwaar tegemoet te komendoch dat men het minder eigenaar dig vond daaromtrent in deze verordeningdie voortdurend moet werkenbepalingen op te nemen. Spr. beschouwt de inrigting van een pararelklasse als eene zaak van uitvoeringwaarover de commissie van toezigt zich met de direcfrice zal hebben te verstaan. De heer Plantenga heeft ook gesproken over het toelaten van toehoorderessen. Spr. behoudt zich voor dit punt bij art. 3 te behandelen. ^De heer d.9 la Faille zou bij de algemeene beraadslaging ter sprake willen brengen de oprigting van eene pararelklasse ten behoeve van meisjesdie niet de geheele school willen doorloopen hij wenscht echter vooraf te vernemenof de be spreking daarvan bij de algemeene beraadslaging dan wel bij de onderdeden van de verordening te huis behoort. De Voorzitter antwoordt, dat het zeer moeijelijk is met juistheid af te bakenen wat al dan niet tot de algemeene be raadslaging behoort. Heeft hij zoo straks de leden verzocht niet in bespreking van de onderdeelen der verordening af te dalen dan geschiedde dit geenszins met het doel om aan den vrijen loop der discussie hinderlijk te ziin maar meer om de behan deling van de verordening voor de leden te vergemakkelijken. Wat nu betreft de oprigting van eene pararelklasse, gelooft spr.dat deze kwestie, als van algemeenen aardbij de beraad slaging over de algemeene strekking kan worden ter sprake ge bragt. Hij verleent mitsdien gaarne het woord aan den heer de la Faille. De heer de la Faille wenscht als zijne opinie uit te druk ken dat het hem allezins wenschelijk voorkomt ten aanzien van de oprigting eener pararelklasse in de verordening bepalin gen op te nemen. Wanneer hij in aanmerking neemt tot wel ken leeftijd de meisjes op dit oogenblik van het meer uitgebreid lager onderwijs deelnemen en daarbij let op dien bij deze ver ordening gestelddan verwacht hij dat onderscheidene meisjes niet tot het einde toe de school zullen blijven bezoeken. Voor zulke meisjes nu zou hij de oprigting van eene pararelklasse nevens die van het derde jaar even als aan de hoogere bur gerschool voor jongenszeer gewenscht achten. De algemeene beraadslaging wordt hierop gesloten en art.-l aan de orde gesteld. De heer Attema heeft op dit art. een paar amendementen voor te dragendie eene verbetering in de redactie beoogen. In de eerste plaats stelt hij voor om den aanhef van het art. te lezen//Aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes z/met vijfjarigen cursus". In betrekking tot dit amendement deelt spr. mededat hij om eene gelijke formule te verkrijgen het intitule van de verordening wil hebben gelezen//Verordening //Op de school van middelbaar onderwijs voor meisjes met vijf jarigen cursus in de gemeente Leeuwarden". Verder stelt spr. voor litt. j te lezen//gronden der staathuis houdkunde en der inrigting van den Nederlandschen staat". De heer Bruinsma doet hulde aan de gevoelens van de beide adressanten de heeren de Bruijn en M. J. Baart de la Failledie aan den raad de toevoeging van het vak //de ge zondheidsleer" hebben verzocht. Hij zal zeker niet noodig heb ben te zeggendat hij de grondenin de adressen dier heeren en in dat van adhesie van de vrouwenvereeniging ter bevordering van gezondheidsbelangen zoomede in het schrijven van de heer dr. van Capprele op zoo uitvoerige wijze ontwikkeld, zeer apprecieert. Hij zal zich onthouden daaraan eenig citaat van zoovele erkende deskundigendie op de invoering van het onderwijs in de ge zondheidsleer hebben aangedrongentoe te voegen. Alleen wil hij er op wijzendat blijkens statistieke cijfers in bovengemeld adres opgegeven in opzigt tot vermindering van het getal over ledenen sedert aan de gezondheidsleer meer dan vroeger de aandacht wordt gewijdmerkbare vooruitgang is te bespeuren. Spr. wil dien vooruitgang geenszins aan de beoefening van de gezondheidsleer alleen toeschrijvenmaar toch gelooft hij te mo gen zeggendat deze daaraan veel heeft bijgedragen. Hij be schouwt daarom de meerdere beoefening van die leer als eene dringende noodzakelijkheid. Er zijn geleerdendie beweren dat de opleiding van het meisje dezelfde moet zijn als die van den jongen. Met dat beweren vereenigt spr. zich niet. De jon gens immersgaan veelal na het bezoeken eener hoogere bur gerschool naar eene andere inrigting overde meisjes daar entegen keeren na het bezoeken der hoogere burgerschool bijna zonder uitzondering in de huishouding terug. En nu heeft spr. zich afgevraagdof het met het oog op de aaristaande roeping van het meisje te rijmen is daar, waar het onderwijs in talen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 2