50
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 15 April 1875.
bij het middelbaar onderwijs het teekenen het leervak is, dat ge
legenheid geeft tot ontspanning van den geest, die bij andere
vakken nog al krachtig ingespannen wordt. En wanneer men
nu met dat ontspannende vak combineert een inspannend vak
als de beoefening van de aesthetica de geachte voorsteller
sprak zelfs ook van de theorie van de muziek dan vreest
spr.dat het dermate van aard verandertdat het in plaats van
een vak van ontspanning, een van sterke inspanning zal wor
den. Hij maakt diensvolgens groot bezwaarzich met het amen
dement te vereenigen.
Het amendement van den heer la de Faille wordt hierop ver
worpen met 14 tegen 8 stemmen, die van de heeren Plantenga,
Wiersma en de la Faille.
Lit. I wordt vervolgens onveranderd vastgesteld.
Lit. mschoonschrijvenwordt verworpen met 10 tegen 7
stemmen, die van de heeren BruinsmaOo6terhoff, Dirks, At-
tema, de la Faille, Bloembergen en Jongsma.
Lit. n, handwerken; lit. o, gymnastiek, en lit. p, zang, wor
den achtereenvolgend zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Hiermede genaderd zijnde aan de laatste alinea, vraagt de
Voorzittor, of deze, door de aanneming van het amendement
van den heer Bruinsma, niet haar reden van bestaan heeft ver
loren.
De heer Rengers zounu de warenkennis en huishoudkunde
niet in het art. zijn opgenomen in ieder geval het voorschrift
tot behandeling der vakken h en met het oog op de behoeften
van het huisgezinwillen behouden.
De heer Blooniborgöll is van oordeeldatnu de gczonds-
heidsleer onder de vakken is opgenomende laatste alinea wel
kan vervallen.
De heer Wiersma zou, in geval de laatste alinea Diet aan
't art. ware toegevoegdbij lit. i' voorgesteld hebben te lezen
//natuur- en scheikunde en warenkennis".
De heer do la Faille wenscht de bepaling te behouden
omdat volgens art. 3 aan de leerlingen der hoogste twee klas
sen vrijstelling van sommige vakken kan worden verleend. In-
dieD nu sommige de gezondheidsleer niet afzonderlijk wenschen
te beoefenendan blijft het wenschelijk het onderwijs in na
tuur-,en scheikunde daarnaar te regelen.
De heer Attöma merkt op, dat bij de opvatting van.den
heer de Ia Faille het onderwijs in natuur- en scheikunde toch
nog gerigt zal blijven op de gezondheidsleer, niettegenstaande
daarvan reeds een afzonderlijk leervak is gemaakt. Na het t6r
zake genomen besluit, zou spr. het verkeerd vinden, den leeraar
in de natuurkunde enz. nog door deze bepaling in zijn onder
wijs te beperken. Wat betreft do warenkennis, in zooverre ze
strekt om te leeren onderscheiden of de waren goed dan slecht
zÜngelooft spr.dat de kennis daarvan genoegzaam tot haar
regt zal komen bij de beoefening van de chemie.
De Voorzitter geeft in overweging, ten einde tot eene zui
vere stemming te komenaan de' stemming te onderwerpen de
vraag of de gezondheidsbelangen in de alinea zullen blijven ver
meld en ingeval die vraag bevestigend wordt beantwoord als
dan de geheele alinea aan de stemming te onderwerpen.
De vergadering, zioh met het denkbeeld van den voorzitter
vereenigendegaat tot de stemming over en beslist met 12 te
gen 5 stemmen (die van de heeren Plantenga, de la Faille,
BruinsmaTelting en Oosterhofl) dat de gezondheidsbelangen zul
len vervallen.
Hierna wordt de aldus gewijzigde alinea verworpen met 10 te
gen 7 stemmendie van de heeren RengersWiersmade la
Faille, de With, Telting, Brunger en van Sloterdijck.
Het gewijzigd art. 1 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Art. 2 wordt buiten discussie en hoofdelijke stemming aan
genomen.
Art. 3.
De Voorzitter zegtdat het doeldat burgemeester en wet
houders met de op dit art. voorgedragen wijziging beoogden
slechts gedeeltelijk met de voorgedragen redactie wordt bereikt.
Zij wenschen Daraelijk het bijwonen van alle vakken in de laagste
klassen impératief verpligtend te stellen doch dit in de hoogste
twee klassen facultatief te laten. Nu staat er in de laatste alinea
dat in de twee hoogste klassen van een of meer vakken vrij
stelling kan worden verleend door de commissie van toezietna
ingewonnen advies van de directrice. Uit deze bewoordingen
volgtdat de vrijstelling ook zal kunnen worden geweigerd en
difr wenschen burgemeester en wethouders niet. Waar uu uit
het advies van de commissie van toezigt blijkthoe die com
missie het als noodzakelijk acht alle vakken bij te wonen en
het dus bijna als zeker mag Worden aangenomendat deze met
het toekennen der vrijstelling hoogst karig zal zijn acht het col
legia het beter te lezen„door burgemeester en wethoudersna
iügewonnen advies van de directrice." Spr. doet tot die wijzi
ging het voorstel.
De heer do la Faille stelt voor als tweede alinea in het
art. in to lasschen //Ten behoeve van degenedie na het door-
z/loopen der drie laagste klassen de school wenschen te verlaten,
//wordt naast de derde klasse eene paralelklasse ingerigtwelk©
z/tot afsluiting van den geheelen cursus kan dienen."
De heer Wiörsma merkt opdat in de raadscommissiedie
zich in der tijd met het onderzoek der zaak heeft bezig gehou
den twee denkbeelden op den voorgrond zijn geplaatst. Eener-
zijdsnamelijkwenschte men eene school met vijf-anderzijds
met driejarigen cursus. Dat verschil van zienswijze is tot aan
het einde toe bij de commissie blijven bestaancn alleen de be
paalde toezegging van de voorstanders van den vijfjarigen cur
susdat, evenals aan de hoogere burgerschool voor joDgens, aan
de derde klasse eene paralelklasse zou worden toegevoegd, heeft
de noodzakelijke eenstemmigheid bij die commissie kunnen in
het leven roepen. Ook spr. behoorde tot degenen die de school
met driejarigen cursus voorstonden, omdat het naar zijne meening
in veel huisgezinnen üiet past, de meisjes tot haar 18e jaar do
school te doen bezoeken. Wanneer men echter thans het be
zoeken van den geheelen cursus verpligtend steltdan vreest
spr.dat dit aan het bezoek van dc school nadeel zal doen. En
dewijl aan dit bezwaar door het amendement van den heer dc
la Faille wordt tegemoet gekomen, zal spr. zich daarmede gaarne
vereenigen.
De heer Rengors kan zich tot zijn leedwezen niet met het
amendement van den heer de la Faille vereenigenniet als zou
hij het daaraan ten grondslag liggend denkbeeld verkeerd ach
ten maar omdat hij daarop te weinig voorbereid isom met
vertrouwen daaraan zijne stem te kunnen geven. Noch in het
advies van den inspecteurnoch in dat van de commissie van
toezigt wordt over het oprigten eener paralelklasse gesproken
en nu zounaar spr.'s inzien de raad zich op een gewaagd ter
rein begeven indien hijzonder voorlichting van deskundigen
eene bepaling als de heer de la Faille voorstelt in de verorde
ning opnam. Hij ziet er trouwens ook geen groot bezwaar in
die bepaling uit de verordening.te laten, dewijl, mogt het al
blijken dat aan de oprigting eener paralelklasse behoefte bestaat,
geen enkele bepaling in de verordening zou verhinderen daartoe
over te gaan. Afgescheiden van dit heeft spr. zelf een amende
ment voor te dragen. Burgemeester en wethouders hebben op
de laatste alinea van het art. eene wijziging voorgestelddie
hem niet ver genoeg gaat. Het geldt hier eene zaak van begin
sel en nu wenscht spr. te verklarendat hij er prijs op stelt
om te doen uitkomen dat hij hecht aan de oorspronkelijke redac
tie van art. 3 r die de keuze van de te volgen vakken aan de
ouders der leerlingen overlaat. Ook in Groningen heeft men dat
beginsel gehuldigd, en door de informatiëndie spr. deswege
heeft ingewonnen is hij versterkt in de meeningdat dit aan
het onderwijs geen nadeel toebrengt. Zooals het art. nu luidt is
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leenwardenvan 15 April 1875.
51
het de commissie van toezigtdie zal hebben te beslissen welke
vakken de leerlingen moeten volgen. Dat wil spr. niet. Hij
heeft er in kunnen toestemmen dat het volgen van alle vak
ken in de laagste drie klassen verpligtend worde gesteld omdat
het daar althans Diet wenschelijk schijnt de keuze van de vak
ken aan de bijzondere inzigten van de ouders over te laten
doch waar het geldt de hoogste twee klassendaar acht hij de
ouders volkomen bevoegd eene keuze te doen. Ten einde nu
dit duidelijk te doen uitkomenstelt spr. voor de slotalinea van
het art. te doen luiden //De leerlingen van de beide hoogste
//klassen kunnen op verlangen der ouders of voogden van het
//bijwonen van sommige lessen worden vrijgesteld."
Spr. acht het voorts wenschelijk ook toehoordcresaen tot de
school toetelatendoch ten einde de zaken niet te verwarren
zal hij met de indiening van een desbetreffend amendement voor-
loopig wachten.
De heer Plantenga heeft reeds bij den aanvang van de dis
cussie te kennen gegeven dat het hem wenschelijk voorkwam
ook toehoorderessen tot de school toetelaten. Daar nu dit att
de plaats iswaarbij op dien wensch dient te worden geletis
hij zoo vrij voortestellen als slotalinea daaraan toetevoegen
//Behalve de gewone leerlingen kunnen ook worden toegelaten
//toehoorderessenop de wijze bij huishoudelijk reglement te be-
//palen."
De heer Jongsma heeft het woord gevraagd tot het indienen
van eene motie van orde. Meermalen reeds is het hem voorge
komen dat het onmogelijk is de strekking van een amendement
zoo voetstoots te beoordeelen en de gevolgen te overzienweike
de aanneming daarvan voor de verordening medebrengt. Nu is
het steeds zijne gewoonte geweest telkens wanneer hij in zoo
danig geval verkeerdetegen het araendement te stemmen. Zoo
zou nij ook nu moeten doen tegenover het amendement Yan den
heer de la Faille. Dat amendement toch grijpt dermate in de
économie van de verordening dat spr. zich onverantwoord
zou rekenen daarover zonder eenig nadenken een oordeel te vel
len. Uit die overweging stelt spr. voorde beraadslaging over
art. 8 en de daarop voorgestelde amendementen tot een nader
door den voorzitter te bepalen tijdstip te verdagen.
De Voorzitter geeft den leden in bedenkingof het niet
meer dan tijd is om tot afdoening van zaken te komen. Hij voor
zich is van oordeel, dat men, indien men de school nog in 1875
wil openen niet langer moet traineren. Burgemeester en wet
houders hebben reeds voor ODgeveer veertien 'dagen een schrij
ven van den minister van binnenlandsche zaken ontvangen
waarop zewegens het nog niet vaststellen der segelingtot
nog toe niet hebben kunnen antwoorden. Ook voor de oproeping
van sollicitanten is het reeds meer dan tijd. Spr. erkent gaarne, dat
het niet de bedoeling van den voorsteller der motie is de zaak
uittcstellen doch hij moet dc vergadering er op indachtig maken,
dat de aanneming der motie geen ander gevolg zal hebben. Hij
blijlt daarom op de voortzetting der beraadslaging aandringen,
nog te meeromdat naar zijne meening het amendement van
den heer de la Faille niet zoo ingrijpend is. Strekte het om in
plaats van eene school met vijf- eene met driejarigen cursus op-
tcrlgten het zou nog iets anders zijn maar nu het enkel de
tpevoegiDg van eene paralelklasse aan de derde klasse even als
aan de hoogere burgerschool voor jongens ten doel heeftkomt
het spr. voor, dat de aanneming daarvan al zeer weinig aan het
karakter van de school zou afdoen.
De heer Bloembergen wil erkenDen dat in zijn oog het
ameDdemeDt van den heer de la Faille werkelijk nog al veel
beteekenis heeft en datnaar het hem voorkomtde aanneming
daarvan de reüssite van de school in de waagschaal stelt. Hij
althans stelt zich voor, dat velen zich dan tot. het driejarig on
derwijs zouden bepalen. Hij voor zich zou het liever aan de
ervaring willen overlaten om te zienof het noodzakelijk is dp
derde klasse in onderdeelen a en b to splitsenhetgeen geschie
den kanzelfs zonder wijziging van de verordeningbij het
programma voor de school. Spr. ziet er bezwaar in thans de
verdere behandeling te verdagen. Bij hem bestaat volstrekt geen
bezwaar zich tegen het amendement te verklaren altijd echter
in het denkbeeld dat het beoogde gemakkelijk door eene ver
andering in het programma kan worden bereikt.
De heer do la Faillo wenscht te constateren dat hij door
de indiening van het amendement geenszins wenscht te worden
aangemerkt als een voorstander van den driejarigen cursusin
tegendeel maar hij heeft het alleen ingediend op het voetspoor
van de hoogere burgerschool voor jongens ten einde een afge
rond geheel te verkrijgen voor die leerlingen welke de school
slechts drie jaren wenschen te bezoeken. Met het oog evenwel
op de bekomen inlichtingendat de paralelklssse wel zonder
speciale bepaling in de verordening kau worden opgerigtver
klaart spr. het door hem ingediend araendement intetrekken.
De heer Jongsma trekt hierop de door hem voorgedragen
motie in.
De algemeene beraadslaging over art. 3 wordt gesloten.
De Voorzitter acht het verkieslijk eer6t te behandelen het
amendement van den heer Rengersstrekkende om de derde
alinea aldus te doen luiden
z/De leerlingen van de beide hoogste klassen kunnen op ver-
wlangen der ouders of voogden van het bijwonen vaa sommige
//lessen worden vrijgesteld".
De heer Wiorsma wenscht den voorsteller in overweging te
geven om in plaats van het woord //kunnen" te stellen worden.
De heer Rengersimmerswenscht de ouders vrij te laten in
de keuze van de vakken welke hunne dochters zullen volgen.
Wanneer men nu stelt worden op verlangen van hunne ouders
of voogden van het bijwonen van sommige lessen vrijgesteld
dan heeft men enkel het verlangen daartoe kenbaar te maken.
Bij de voorgedragen redactie zouden ze er om moeten verzoeken.
Spr. dringt nog te meer op de door hem beoogde wijziging aan,
omdat daarmede eenigermate wordt tegemoetgekomen aan zijn
bezwaar tegen de intrekking van het amendement van den heer
de la Faille't welk hij ter vermijding van het incident betref
fende het uitstel der behandeling niet dadelijk weder heeft wil
len opvatten. Nogtans blijft hij het wenschelijk achten dat het
aan dat amendement ten grondslag liggend beginsel in de ver
ordening worde opgenomenovertuigd als hij isdat een vijf
jarige cut sus veleu zal afschrikken. Spr. hecht zoo zeer aan
het welslagen van de schooldat hij zooveel mogelijk alles wil
voorkomen, wat daaraan afbreuk zoude kunnen doen; en niets
zou zijn inzieDs aan de school meer afbreuk doen dan de ver-
pligting om alle klassen te doorloopen. Wordt intusschen be
paald dat de leerlingen van de hoogste twee klassen eenvou
dig hebben te verklaren welke vakken ze willen volgendan
zal reeds grootendecls aan spr.'s bezwaar zijn tegemoetgekomen.
De heer Rengors zegt, dat zijne bedoeling geheel dezelfde
is als die van den heer Wiersma, zoodat hij geen bezwaar
maakt de door dien spreker verlangde wijziging in het amende
ment aan te brengen.
De Voorzitter acht zich verpligt dc vergadering er op in
dachtig te maken dat er bij aanneming van het amendement
algeheele vrijheid zonder eenig toezigt zal bestaan. Hij doet
hulde aan het beginselwaarvan de voorsteller is uitgegaa,n
maar hij moet vragen, of het houdbaar is ook de directrice hier
geheel buiten te sluiten of men eene ordelijke regeling zich den
ken kan buiten de directrice".
De heer Rongors moet er op wijzen, dat men in Groningen
de vrijheid nog veel ruimer genomen heeft. Ia de verordening
van die gemeente komt deze bepaling voor
z/Iedor leerling geeft bij de aanvrage tot plaatsing aan de di
rectrice op of zij het geheele onderwijs dan wei enkele lessen
wenscht te volgen".
Deze bepaling geldt voor alle klassen. Spr. heeft zich omtrent
de werking daarvan geinforraeerd en ten antwoord gekregen