52 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 15 April 1875. dathoezeer het in het algemeen wenschelijker werd ge acht voor de geregelde opvolging der lessen dat die allen ver- pligtend waren gestelder toch geene merkelijke bezwaren aan het beginsel verbonden waren en de vrijstellingen slechts bij uit zondering voorkwamen daar meer en meer alle leerlingen er prijs op stelden om den geheelen cursus te volgen. Praktisch gelooft spr. dus dat zijn beginsel tot dezelfde resultaten zal lei den als hetgeen door burgemeester en wethouders wordt voor gestaan doch juist als beginsel acht hij de inmenging van bur gemeester en wethouders in eene zaak die zijns inziens alleen ter beoordeeling van de ouders mag staan geheel verwerpelijk. Het amendement van den heer Rengers wordt hierop verwor pen met 9 tegen 8 stemmen, die van de heeren Hommes, Ren gers, Wiersma, de With, OosterhofT, Bruüger, van Sloterdijck en Suringar. Alsnu komt in behandeling het amendement van den heer Plantengastrekkende om aan het art. toe te voegen //Behalve de gewone leerlingen kunnen ook worden toegela ten toehoórderessenop de wijze bij huishoudelijk reglement //te bepalen". De heer Rengers stelt als sub-amendement voor de toe te voegen bepaling te doen luiden //Toehoorderessendie het onderwijs in een of slechts en- //kele vakken wenschen te volgenkunnen na ingewonnen ad- /yvies van de directrice door de commissie van toezigt worden //toegelaten". De heer Plantenga vereenigt zich met deze redactie. De heer Rengers zegt, dat hij na de verwerping van het zoo straks door hem voorgesteld amendement er dubbel belang bij heeftdat het beginsel tot toelating van toehoorderessen in de verordening worde opgenomen. Hij vreestdat men zich an ders op teleurstelling zal hebben voor te bereiden. Nu men eene zoo kostbare en goede inrigting tot stand gaat brengen komt het hem geraden voor den toegaDg tot deze ook zoo ruim mo gelijk open te stellen, opdat daarvan ook gebruik kan worden gemaakt door de zoodanigendie wegens haar leeftijd of door andere omstandighedenminder roeping gevoelen om den ge heelen cursus hij te wonen. De heer Attema wcnscht door den voorsteller van het amen dement te worden ingelicht, omtrent het nut, dat hij zich van het toelaten van toehoorderessen voorstelt. Dit staat vastcfat de leerlingen in de laagste drie klassen alle lessen zullen volgen terwijl ze het in de hoogste twee klassen aan hunne keuze heb ben. De betrekkelijke bepaling zal na de door burgemeester en wethouders voorgestelde wijziging luiden //In de twee hoogste //klassen kan van een of meer andere vakken vrijstelling worden //verleend door burgemeester en wethouders na ingewonnen ad- z/vies van de directrice." Spr. zou meenen dat deze bepaling geheel tegemoet komt aan hetgeen de voorsteller van het amen dement beoogt, tenzij hij het oog heeft op meisjes, die geheel buiten de schooi staan. Mogt dit het geval zijn dan moet hij er zich ten sterkste tegen verzetten want dan zal het onderwijs óf moeten worden iogerigt naar de behoeften en kennis van haar, die het niet hebben gevolgd, óf voor deze te hoog zijn. Wan neer de heer Plantenga de bedoeling heeftom gelegenheid te ge ven aan personendie overigens niet op deze school gaan om sommige lessen b. v. die in de physica bij te wonen als waren het lezingen dan is spreker daartegen omdat zulks op het eigen lijk gezegd onderwijs alligt schadelijk zou kunnen terugwerken. Het toelaten van toehoorders tot de hoogere burgerschool voor joDgens is geheel iets anders, want daar wordt het onderwijs in de hoog ste klasse somwijlen bijgewoond door personendie zich voor sommige examens, b. v. dat van hulpapotheker of apotheker wenschen voor te bereiden. De beer Plantenga zegt, dat hij het oog had op die meis jes welke vroeger daartoe niet in de gelegenheid zijn geweest en gaarne het onderwijs in enkele vakken zouden willen volgen, doch bezwaar maken zich aan het admissie-examen te onder werpen. Hij ziet in de toelating van deze hoegenaamd geen be zwaar wijl ze toch wel Diet als leerlingen maar eenvoudig als toehoorderessen zullen worden behandeld. Ook zal het onder wijs worden ingerigt overeenkomstig de behoeften van de leer lingen niet van de toehoorderessen. Opdat de school zooveel mogelijk nut verspreidewenscht ook spr. den toegang zoo wijd mogelijk open te stellen. De heer Bruinsma is het geheel met den heer Attema eens. De heer Plantenga sprak van het admissie examen maar juist dat is hetwat spr. van het grootste gewigt acht. Anders toch zou elk meisje tot de school kunnen toetreden zonder dat men weet dat het de vereischte bekwaamheid bezit. Het amendement van den heer Plantenga met het daarop door den heer ReDgers voorgesteld sub-amendement, hierop aan de stemmiDg onderworpen, wordt verworpen met 11 tegen 5 stem men die van de heeren Bruagervan SloterdijckPlaDteDga Wijbrandi en Rengers. (De heer Hommes had vóór de stemming de vergadering verlaten). De heer Wiersma zegt, dat dan nu, door de verwerping van het amendement van den heer Rengersde ouders gedwon gen zullen zijn hunne kinderen vijf jaren lang het onderwijs in alle vakken te doen volgenbehoudens de door burgemeester en wethouders van enkele vakken te geven vrijstelling. Spr. ziet sommige leden teekenen van ontkenning makenhet is waar vervolgt hij er is eene zekere iodividuele vrijheid om de kinderen van de school terug te houden ook de politie zal ze dan niet uit huis halen om ze naar school te brengen maar toch zullen volgens dit ontwerp de meisjes den geheelen cursus moeten afloopen. Ook zal er geen paralelklasse zijn. Spr. ge looft dat men op deze wijze den toestand van het onderwijs voor meisjes in deze gemeente eerder vermindert dan verbetert, ja dat het nog beter ware maar het meer uitgebreid lager onderwijs te behou den. Nu althans zoo oordeelt spr. zullen slechts enkele meisjes worden gebaaten zal het meerendeel zich moeten be helpen met het gewoon la?er onderwijs of elders ter school moe ten worden gezonden. Dit een en ander weegt bij spr. zeer zwaar. Toen de raad een principieel besluit namwerd op deer voorgrond gesteld, dat er eene paralelklasse zou worden opge- rigt. Thans evenwel zegt men dat de praktijk ons er toe zal brengen. Intusschenwanneer spr. let op do antecedenten \an de commissie van toezigt, dan vleit hij zich niet, dat daarvan spoedig iels zal Romen. Moge het nu ook al min- minder noodig worden geachttoch wenscht hij in de verorde ning te hebben geconstateerddat de ouders het regt hebben de meisjes na den driejarigen cursushetzij met of zonder pararel- klassevan de school terug te nemen. Hij stelt mitsdien voor aan art. 3 toe te voegen «De leerlingen kunnen na het door- z/loopen der drie laagste klassen de school verlaten". De heer Attöina wenscht een enkel woord tegen het amen dement van den heer Wiersma in te brengen vooral ook omdat deze de commissie van toezigt heeft in het debat getrokken en bij haar aspiraties schijnt te hebben ontdekt om zooveel moge lijk de gansche vijf jaren het onderwijs voort te zetten. 8pr. gelooftdat die meening op een misverstand berust. De com missie heeft alleen tegen het primitive ontwerp van burgemees ter en wethouders, waarin van den beginne af vrijheid in de keuze der te volgen lessen werd toegelaten bezwaren geopperd en niet anders gevraagd dan om het volgen van alle lessen in de laagste drie klassen verpligtend te stellen maar het in de hoogste twee klassen aan de keuze van de leerlingen over te laten. Nu is het wel is waar wenschelijkdat zooveel mogelijk het onderwijs volle vijf jaren worde voortgezet, doch daarop wil de commissie allerminst zekere pressie uitoefenen. Wat nu betreft de door den heer Wiersma voorgestelde op- lossiugom nl. te doen uitkomendat de ouders vrij zijn de meisjes na den volbragten driejarigen cursus Van school te ne men kan spr. zich haast niet voorstellendat de voorsteller dat Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 15 April 1875. 53 amendement in ernst zal willen volhouden. Het ligt, dunkt hem, zoo in den aard van de zaak dat de ouders 'met elk jaar de leerlingen van de school kunnen terug nemendat hij het haast eene belagchelijke bepaling zou noemen indien het in de veror dening werd omschreven. Spr. zou wenschen dat de heer Wier sma zou kunnen goedvinden zijne begeerten op te schorten tot dat er zal blijken behoefte aan eene paralelklasse te bestaan. Hij wijst er op als op een verblijdend feitdat van de paralelklasse aan 's rijks hoogere burgerschool voor jongens slechts enkele leerlingen gebruik maken. Met deze ervaripg en met het oog op de gedane beloften zou hij den heer Wiersma in consideratie willen geven om zijn amendement terug te nemen. De heer Rengers heeft het amendement van den heer Wier sma niet ondersteundomdat hij eene bepaling als door dezen voorgesteld overbodig acht. Hetgeen daaromtrent door den heer Attema is gezegdheeft hij na diens bestrijding van zijne zoo even verworpen amendementen met eenige bevreemding verno men, Spr. wenschte juist door die amendementen duidelijk te doen uitkomendat de leerlingen in de twee hoogste klassen vrij zullen zijn wat het kiezen der leervakken betreft en bestreed derhalve de bepaling waardoor die vrijheid afhankelijk werd gesteld van de goedkeuring van burgemeester eu wethouders. Ofschoon nu de heer Attema zich tegen dat amendement heeft verklaardblijkt uit het laatstelijk door hem gesprokenedat de commissie van toezigt dezelfde bedoeling heeft. Spr. begrijpt dus niet, hoe de heer Attema tegen zijn amendement heeft kun nen stemmen. De heer Wiersma heeft eene andere opvatting van deze verordening dan de heer Attema. Die spreker toch schijnt te meenen, dat het van zelfs volgt, dat de ouders de kinderen van school kunnen nemen wanneer ze willen. Id zekere zin is dit waarmaar voor spr. was het de vraagof de oudersdoor hunne kinderen naar de school te zendenzich niet moreel verbinden haar daar vijf jaren te laten. Intusschenwanneer dit niet de bedoeling is dan rekent spr. zijn amendement voor overbodig en trekt hij het bij deze in. Hij kan dit nu doen na de pertinente verzekering, dat eene paralelklasse zal worden op- gerigt zoodra zich de behoefte daaraan doe* gevoelen. Art. 8 wordt vervolgens met de door burgemeester en wetho u- ders daarop voorgestelde wijziging zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 4. De heer de la Faille merkt opdat hier sprake is van drie vacantiën en dat dus daarbij het beginsel wordt gehuldigd dat op de inspanning eene behoorlijke ontspanning moet volgen. In spr.'8 oog is de zomervacantie ruim genoeg genomen maar waar hij wel eenigzins voor bevreesd is is ditdat de kleine vacantiën, waarvan in de verordening geen sprake is en die tusschen de schooltijden in gelegen zijnte weinig vacantie zullen zijn dat m. a. w. de leerlingen te veel met huiswerk zullen worden bezwaard. Op de hoogere burgerschool voor jongens heeft zich dat bezwaar tot nu toe nog niet doen gelden en spr. gelooft ook in dit op- zigt hulde te mogen breDgen aan den geest van het middelbaar onderwijswelks bepalingen over 't algemeen van het denkbeeld uitgaan dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. Hij zou intusschen wel weDschendat daaromtrent in de verordening eeoe bepaling werd opgenomen. Hij is daarom zoo vrij voor te stellen in art. 4 als tweede alinea op te nemen//Tusschen de //schooltijden worden de leerlingen zoo weinig mogelijk met //werkzaamheden bezwaard." Dit amendement, niet ondersteund wordende, blijft buiten be handeling. De heer van Sloterdijck zou ten opzigte van den duur der groote vacantie door burgemeester en wethouders wenschen te worden iugelichtof de omstandigheiddat voor andere scholen dergelijke vacantie is bepaald, ook voor deze school aanleiding heeft gegeven om de vacantie zoo groot te doen zijn m. a. w. of de leeraren bepaald 10 weken vacantie noodig heb ben? Bij ontkennende beantwoording dezer vraag zou spr. er voor zijn de groote vacantie iets te bekorten. Verder vraagt spr.of het niet beter zou zijn te bepalendat de groote vacan tie begint op den 2en Maandag in Julij in plaats van op den len Maandag in de kermis? Hij denkt hierbij aan de mogelijkheid, dat er eens geen kermis wordt gehouden. De Voorzitter antwoordt, dal men bij de bepaling van de vacantie het oog heeft gehadzoowel op de vacantie aan andere scholen in deze gemeente als op het gerief van de ouders. Men achtte het zaak de vacantie te doen beginnen op den eersten Maandag in de kermiswijl alsdan vele ouders met hunne kin deren voor eenigen tijd de stad verlaten. Met voordacht heeft men voorts den len Maandag in de kermis gekozen, omdat men, wanneer men den 2en Maandag in Julij nam, gevaar zou loopen, dat de vacantie voor de kermis, die op den 2en Woensdag invalt, begint. De artt. 49 worden hierop achtereenvolgend zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Art. 10. De heer Plantenga vreest, dat bij de tegenwoordige redac tie van het art. de docenten zich te veel met privaatlessen zullen bezig houden. Zoo het art. nu luidt, hebben ze slechts eenmaal vergunning daartoe te vragen. Hij zou daarom liever willen lezen: Over iedere aanvrage, enz. De Voorzitter zegt, dat het geenszins de bedoeling is, als zou eenmaal vergunning vragen voldoende zijn. Kr kan zich het geval voordoen dat een meisje door ongesteldheid verhinderd wordt de school te bezoeken en dan acht men het nuttig de docenten vrijheid tot het geven van privaatles te geven. In andere omstandigheden evenwel en indien de bevoegdheid daar toe niet bij de aanstelling is verleend zal voor ieder geval af zonderlijk toestemming moeten worden gevraagd. Art. 10 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 11. De heer Attema stelt voor de eerste alinea in tweeën te splitsen en aldus te doen luiden z/In den regel worden geene leerlingen op de school toegela ten dan die den leeftijd van 12 jaren hebben bereikt. //Zij moeten de blijken hebben gegeven van voldoende be kwaamheid om het onderwijs te volgen." Zoo het art. nu is geredigeerd merkt spr. op heeft het den schijnalsof de woorden //in den regel" de geheele bepa ling beheerschen en in sommige gevallen ook meisjes zonder vol doende blijken van bekwaamheid tot de school zouden kunnen worden toegelaten. Verder stelt spr. om dezelfde reden voor aan de vierde alinea toe te voegen//met inachtneming van het bepaalde in het 2e lid." Aldus gewijzigd wordt art. 11 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 1216 worden zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Het intitule wordt op voorstel van den Voorzitter geredi geerd als volgt: //Verordening op de school van middelbaar on- z/derwijs voor meisjes met vijfjarigen cursus in de gemeente //Leeuwarden" Hiermede de ontwerp-verordening behandeld zijndevraagt de Voorzitter of er over de verordening in haar geheel ook hoof delijke stemming wordt verlangd." De heer Rengers verklaart geen hoofdelijke stemming te verlangendoch verzoekt aanteekening in de notulen dat hij wegens de belangrijke wijzigingen die de verordening heeft on dergaan inzonderheid door de beperking van de vrijheid om in de hoogste klassen van sommige leervakken te worden vrijgesteld zich er niet mede vereenigt. 3 «i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 6