56 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 22 April 1875. stelling van het plan voor eene op het terrein ten oosten van de nieuwe veemarkt te stichten bewaarplaats van eene brandspuit. 4. Het rapport van het onderzoek van het voorstel van bur gemeester en wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting dienst 1875. Voormelde stukken zijn ter inzage gelegd, om in eene vol gende vergadering te worden behandeld. 5. Een schrijven van den heer O. Plantengahoudende ver zoek om ontslag als lid van de commissie van bestuur van het stads ziekenhuis. Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethou ders gesteld. 6. De rekeniüg van het nieuwe stads weeshuis over 1874. Ten line van onderzoek en rapport in handen gesteld van de heeren Suringar, Jongsma en Telting. 7. Het verslag van den toestand der gemeente, over 1874. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten dit verslag te doen drukken. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op- roepin:<brief vermelde punten: 1. Rapport van het onderzoek der rekening van de stads bard: van leening ovu- 1874. J3e conclusie vau het voorstel luidt als volgt t,a. Goed te keuren de rekening en verantwoording van de stads bank van leeniug over het dienstjaar 1874. „b. De commissie van administratie dier instelling dank te betuigen voor het gehouden naauwkeurig beheer". Deze conclusie wordt met algemeene stemmen aangenomen de heer Teltinglid van de commissie van administratie der bank, heeft zich van de stemming onthouden. 2. Rapport van bet onderzoek cener aanvrage om ir.agtigirg tot het doen van af- cn overschrijvingen op de begroeting van de stads armen- kamer, dienst 1874. Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten de gevraagde magtiging te verleeaen. 8. Rapport van het onderzode ee^er aanvrage om magtigi-g tot het doen van af- en overschrijvingen op de begrootvng van het ttads zieken huis dienst 1874. In overeenstemming met de conclusie van het rapport wordt besloten de commissie van bestuur van het ziekenhuis tot het doen der gevraagde af- en overschrijvingen te magtigen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders op oen verzoek van I. van Aspcrenom te worden vrijgesteld van de betaling der grondpacht wegens het huis Ltt E no. 317. De conclusie, van het voorstel luidt als volgt z/Aan den adressant te kennen te geven dat er noch op gron den van regtnoch op gronden van billijkheid termen bestaan zijn verzoek in te willigen en het derhalve wordt gewezen van de haud". De Voorzitter zegtdat hem zooeven van ter zijde is te kennen gegeven dat de adressant gedurende het onderzoek der zaak overleden is wat bij burgemeester en wethouders niet be kend was. Spr. is niet in de gelegenheid geweest zich officieel van het overlijden te verzekeren doch bij de mogelijkheid dat het hem medegedeelde bevestigd wordt, geeft hij in overweging de conclusie te doen aanvangen: //Aan den adressant of zijne regtverkrijgenden" enz. Aldus gewijzigd wordt de conclusie met algemeene stemmen aangenomen. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een schrijven van hunne ambtgenooten van Stad Ommen houdende ver zoek om ondersteuning van het door den raad dier gemeente aan de tweede kamer der staten-generaal ingediend adres, betrekkelijk den aan leg van een spoorweg van Almelo naar Meppel. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten De missive van burgemeester en wethouders van stad Om mend.d. 20 Maart 1875 no. 99, voor kennisgeving aan te nemen. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van G. Veeneklaas om ontslag als hulponderwijzer. In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan G. Veeneklaas, hulponderwijzer aan de gemeenteschool no. 3 op zijn daartoe gedaan verzoek uit genoemde betrekking eervol ontslag te verleenen met ingang van den 15 Mei 1875. 7. Benoeming van eene hoofdonderwijzeres aan de bewaarschool op Olde-Gahleën. Mejufvrouw Geertruida Theodora Klinkenberg wordt met alge meene stemmen benoemd. 8. Schrijven van burgemeester en wethouders in zake de ber.oemivg van eene directrice aan de school van middelbaar onderwijs voor mei'jes. De conclusie van dit schrijven luidt aldus //Wij hebben op grond van het aangevoerde de eer „a. aan te bevelen, om met ingang van den 1 Julij 1875 te z/worden benoemd tot directricetevens belast met een der vak- ken van onderwijs aan de school van middelbaar onderwijs voor //meisjes met vijfjarigen cursus alhier, mejufvrouw Rebecca Plaat, //thans hoofdonderwijzeres aan de gemeenteschool no. 1 „b. vcor te stellen, om ingeval mejufvrouw R. Plaat mogt wor gden benoemd als directrice der evengemelde schoolalsdan aan //haar boven de vastgestelde bezoldiging van 2400 toe te ken- z/nen eene jaarlijksche personele toelage van f 600 kwartaalsge- wijze te betalen." Nadat mejufvrouw Plaat met 14 van de 15 stemmen (een briefje werd blanco bevonden) was benoemdwordt onderdeel b van de conclusie zonder hoofdelijke* stemming aangenomen. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vastttdlirg van be palingen op de heffing en invordering van schoolgeld voor onderwijs aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes. (Zie bijlage no. 9). De door burgemeester en wethouders aangeboden ontwerp-ver ordeningen worden buiten discussie onveranderd vastgesteld. 10. Voorttd van burgemeester en wethouders tot vaststelling van be palingen op de heffing en invordering van bruggeld voor. het draaijen van de Vfirdumerpoortbrug en de Prins Hendrikbrug. (Zie bijlage no. 10). De heer van Valkenburg heeft in de ontwerp-verordeningen geene bepaling aangetroffen aangaande het sluiten van de biug- gen gedurende een half uur vóór het vertrek en na de aankomst van treinen. Is hij goed ingelicht dan is dit ten aanzien van de ■Prins Hendrikbrug bij besluit van burgemeester en wethouders geregeld. De ervaring heeft intusschen geleerddat dat besluit weinig bekend schijnt te zijn en dit geeft spr. aanleiding om tot burgemeester en wethouders de vraag te rigtenof zij het ook dienstig achten ter zake eene bepaling in deze verordeningen op te nemen. De Voorzitter antwoordtdat het besproken punt wel bij burgemeester en wethouders overwogen is doch dat deze het niet geraden hebben geoordeeld deswege eene bepaling in de verordeningen op te nemen omdat het publiek aan eene alge meene bepaling varr een half uur voor de aankomst en na het vertrek der treinen toch niets heeftals het tevens niet weet op welke tijdstippen de treinen vertrekken. Spr. acht het 't meest verkieslijk de regeling dezer zaak aan burgemeester eu wethou ders over te laten. Ook tot nu toe hebben deze telkensbij ver andering in de dienst der spoortreinen, de uren van sluiting der brug geregeld. Wat betreft de opmerking, dat het publiek van Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 22 April 1875. 57 deze regeling niet veel weetwijst spr. er op dat het gesloten zijn der brug door signalen aan de schippers wordt bekend gemaakt. De algemeene beraadslaging wordt hierop gesloten en het ont- werp-besluit tot heffing van bruggeld aan de Wirdumerpoortbrug in behandeling genomen. De heer Rengers oppert de vraagof het niet eenvoudiger zou zijn de brug voortaan Wirdumerbrug te noemen? Nu de poorten toch reeds onderscheidene jaren geleden geamoveerd zijn, acht spr. het oneigenaardig nog te zeggen „Wirdumerpoortbrug." Trouwens, men noemt de brug, gelegd ter plaatse van de voor malige Hoeksterpoortook eenvoudig Hoeksterbrug. In 't voor bijgaan merkt spr. opdat naar zijne meening in het woord //Wirdumerpoortbrug" zoowel welluidendheidshalve als uit een grammaticaal oogpunt de letter s had moeten zijn opgenomen. De heer Bloembergen merkt op dat de verandering van den naam der brug in geen geval op den considerans kan wor den toegepast, omdat daar gesproken wordt van „de brug te leg- /,gen ter vervanging van de bestaande Wirdumerpoortbrug" en de tegenwoordige brug nog dien naam draagt. Wenscht men de brug een anderen naam te gevendan zal dit moeten worden voorgesteld bij het intitule en art. 1. De heer Rengors, de opmerking van den heer Bloembergen beamendestelt voor in het intitule en art. 1 te lezen //Wirdu merbrug." De heer Jongsma vereenigt zich niet met dit voorstel. Hij wenscht het kind bij zijn waren naam te noemen en nu- is het zeker, dat de weg, in welke de brug ligt, niet naar Wirdum maar naar Parijs leidt. Daarom acht hij het oneigenaardig de brug //Wirdumerbrug" te noemen. Naar zijne meening zou het meer met de waarheid overeenkomen als men de brug «Zuider- brug" noemde. De Voorzitter merkt op, dat, indien de raad aan de brug een anderen naam mogt willen gevendaaromtrent dan vóór de vaststelling van de verordeningen een besluit zal moeten worden genomen. Hij wenscht met het oog op dit bezwaar de vraag te doenof het niet beter is den naam van de brug voorloopig te laten blijven gelijk hij tot dusver was? Dan toch zal men later bedaard kunnen overwegen welke naam het meest passende is. De heer Rongors trekt na het door den voorzitter gespro kene het door hem gedaaa voorstel in. Het ontwerp-besluit tot heffing en de ontwerp-verordening op de invordering van bruggeld aan de Wirdumerpoortbrug worden hierop zonder hoofdelijk® stemming aangenomen. Vervolgens komt in behandeling het ontwerp-besluit tot hef fing van bruggeld aan de Prins Hendrikbrug. De considerans en de artt. 1 en 2 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 3. De Voorzitter geeft aan de vergadering in overwegingof het niet wenschelijk is de bepaling aangaande het begin van dag en nacht eensluidend te maken met die in het besluit tot heffing van bruggeld aan de Wirdumerpoortbrug. Hij ia bij de behande ling der ontwerpen in de vergadering van burgemeester en wet houders niet tegenwoordig geweest en weet dus niet wat tot deze verschillende definitie aanleiding mag hebben gegeven. Daarom verzoekt hij heeren wethouders dienaangaande eenige inlichting te verstrekken. De heer Bloembergen. zegt, dat indien zijn geheugen hem niet bedriegt het motief om ten aanzien van de Wirdu merpoortbrug een ander uur van begin en einde van den nacht voor te stellengelegen is in het drukke verkeer over .die brug met rijtuigenniet alleen van en naar het spoor, maar ook laDgs den straatweg. Dat drukke verkeer heeft naar een middel doen omzien om de gelegenheid tot afdraaijing bij avond eenigermate te beperken en van daar de bepaling volgens welke de dag ge rekend wordt aan te vangen en te eindigen ongeveer op den zelfden tijd als het daglicht begint en ophoudt. Ten aanzien van de Prins Hendrikbrug zag men de noodzakelijkheid daarvan min der inaangezien de passage met rijtuigen zich aldaar uitsluitend bepaalt tot die welke van en naar het spoorwegstation rijden en ook verre weg niet zoo groot is dan over de Wirdumerpoortbrug. Ditmeent spr.is in het kort de aanleiding tot het door den voorzitter aangewezen verschilen hij gelooft dat er wel wat vóór te zeggen valt. Hij althans gelooftdat het werkelijk tot belemmering aanleiding zoude gevenindien ook voor de Wir dumerpoortbrug de nacht gerekend werd des avonds ten tien ure aan te vangen. Voor die brug acht hij het daarom ge wenscht de reeds vastgestelde bepaling te behouden. Iets anders betreft de vraagof het ook wenschelijk is voor de Prins Hendrikbrug dezelfde bepaling te makendoch daartoe ziet spr. minder nood zakelijkheid hij is er voor daar het tijdstip van aanvang van den nacht op 10 uur te laten ook omdat alsdan de schippers die met hunne vaartuigen tusschen beide bruggen liggengele genheid behouden de stad om te varenzonder aan de betaling van een verhoogd bruggeld onderworpen te zijn. De heer Bruinsma merkt opdat ook de omstandigheid dat de Prins Hendrikbrug ongeveer 50 centimeter lager boven den waterspiegel ligt dan waarop de te maken brug komt te liggenaanleiding heeft gegeven tot het voorstel om te reke nen dat aan die brug de nacht invalt 's avonds om tien uur. Men wilde daardoor voorkomendat kleine schepen die onder de nieuwe brug zullen kunnen doorvarenin de noodzakelijk heid zouden zijn tot betaling van den zooveel hoogeren Eachttol aan de Prins Hendrikbrug. De Voorzitter acht de aangevoerde motiven van genoegzaam gewigt om de bepaling zooals ze is voorgedragen aan te nemen. De heer Bloembergen merkt nog opdat het primitief de bedoeling is geweest ten aanzien van beide bruggen den dag en nacht op dezelfde tijdstippen te doen aanvangen als bij andere in de gemeente aanwezige bruggen zijn aangenomendoch dat men toen in betrekking tot de Wirdumerpoortbrug begrepen heeft, dat het veel voor had het uur van aanvang van dag en nacht meer in verband te brengen met het daglicht. Art. 3 en de overige bepalingen van het heffing-besluit wor den hierop onveranderd vastgesteld. De ontwerp-verordening op de invordering wordt buiten dis cussie en hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter sluit de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 2