68
Verslag der handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden, van 10 Junij 1875.
Art. 1 van de verordening vorengemeld te wijzigen door het
woord /zeven" te vervangen door //acht."
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
mej. R. Plootom eervol ontslag als hoofdonderwijzeres aan de ge
meenteschool no. 1.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Aan mejufvrouw Rebecca Plaat, op haar daartoe gedaan ver
zoek met ingang van 1 Julij 1875 op de meest eervolle wijze
ontslag te verleenen als hoofdonderwijzeres aan de gemeente
school no. 1 onder dankbetuiging vo#r de uitmuntende diensten
door haar in gemelde betrekking sedert 1 Augustus 1859 aan de
gemeente bewezen.
5. Benoeming van een le hulponderwijzer aan de gemeenteschool
no. 4.
G. Geerts te Mcppel wordt met algemeene stemmen benoemd.
6. Benoeming van een lid der plaatselijke schoolcommissie.
Bij de eerste stemming worden uitgebragt op dr. C. P. Bur
ger 6 mr. J. D. Quintus 5 en jhr. mr. I. F. van Humalda van
Eijsinga 2 stemmen terwijl 1 briefje blanco wordt bevonden.
Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbendewordt
tot eene tweede vrije stemming overgegaanwaarbij worden
uitgebragt op mr. J. D. Quintus 7 dr. C. P. Burger 5 en jhr.
mr. I. F. van Humalda van Eijsinga 2 stemmen. Ook bij deze
stemming geene volstrekte meerderheid verkregen zijnde wordt
overgegaan tot eene herstemming tusschen de heeren Quintus en
Burger, waarbij eerstgemelde met 7 van de 13 geldige stem
men benoemd wordt; 6 stemmen waren uitgebragt op den heer
Burger en 1 briefje wordt blanco bevonden.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het aangaan van
overeenkomsten met
a. het rijk tot overdragt en overname van grond buiten de Wirdu-
merpoort
b. den huurder van de herberg „de Rlanderijtot afstand van
huurregt op een gedeelte van het bij die herberg behoorende land.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
//Yoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
//burgemeester en wethouders te magtigen
//I°. met het rijk eene overeenkomst aan te gaanwaarbij
z/aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen
ahet door de voorgenomen verlegging vervallende deel van
z/den rijksstraatweg met de bermenop de overgelegde situatie
tekening blaauw gearceerdwaartegen de staat in ruil ver-
z/krijgt den grond waarop de nieuwe weg met zijne bermen zal
//worden gelegd en op de situatie-teekening rood is gearceerd;
„b. de driehoek gelegen tusschen de westelijke berm van het
//Sub a omschreven gedeelte rijksweg en de bermen der beide
/stationswegen en op de situatie teekening groen gearceerd en
z/raet de letters ab en c is gemerkt
//Onder voorwaarden wat de overdragt sub a betreft
10. dat de thans bestaande rijksstraatweg niet eerder mag
z/worden opgebroken of buiten dienst gesteld vóór dat de nieuwe
//straatweg voor algemeen gebruik is opengesteld
z/20. dat de nieuwe weg over minstens 4.50 meter breedte met
,z waal klinkerts of behakte keijen op een zandbed van minstens
„0.30 meter dikte behoorlijk bestraat moet worden
„3°. dat wederzijds de bestrating bermen van 2.50 meter breedte
//moeten worden gemaakt
„40. dat de bestrating van den nieuwen weg minstens even
z/hoog moet liggen als het aansluitend gedeelte straatweg aan den
//spoorweg en de naar de brug te maken helling onder geen
//Steiler beloop dan 40 op 1 mag worden gelegd
,/BO. dat bij eene eventuele beplanting van den nieuwen weg
z/deze plaats heeft in overleg met de directie van den waterstaat
en het plantsoen wordt gerekend mede in eigendom aan het
»yrijk te behooren
z/60. dat de gemeente terstond bij de ingebruikstelling het
z,nieuwe gedeelte weg in voortdurend beheer en onderhoud over
neemt met de bermen slootengreppelsduikers enz.een en
//ander tot zoodanige oppervlakte als op de overgelegde sitatie-
//teekening met eene roode arcering is aangewezen en zulks met
//het regt, om daarin en op hetzelve zoodanige werken aan te
//leggen en daarop zoodanige uitgangen en aansluitingen te ver-
z/leenen als het gemeentebestuur in het publiek belaag zal nuttig
wen noodig oordeelen.
//Wat de overdragt van den driehoek, sub b vermeld, aan-
//gaat
//10. dat het gemeentebestuur binnen 4 weken na de goed
keuring door de wetgevende magt als koopprijs aan het rijk
«zal betalen eene som berekend naar 6 per centiarevolgens
//Opmeting door een landmeter van het kadaster te verrigten
z/20. dat ingeval van bebouwing geen deurvensterblind
//lijst of wat ook over den weg mag hangendraaijen of uitste
ken en dat de afwatering van den grond en de daarop te plaat
sen gebouwen of getimmerten nimmer mag geschieden op of
//Over 's rijks eigendommen
„30. dat de kosten van verlegging, opmeting, levering enz.
//door de gemeente worden gedrageD
//en voorts op zoodanige bepalingen en voorwaarden als door
//burgemeester en wethoudersin overleg met den minister van
//binnenlandsche zakenzullen worden vastgesteld.
//II. Met den huurder van de herberg //de Klanderij" eene
//overeenkomst aan te gaanwaarbij deze afstand doet van zijn
//huurregt op een gedeelte van het perceel weiland kadastraal
//bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 3462, ter grootte
//van ongeveer 1400 centiare, op de overgelegde situatie-teeke-
z/ning met rood gearceerden zulks tegen eene jaarlijksche scha
devergoeding van 300 gedurende de nog loopende huurjaren
z/op de huurtermijnen te korten en verder op voorwaarden door
//burgemeester en wethouders nader in overleg raet den huurder
z/vast te stellen."
De heer Plantenga weet nietof onder de aanbesteding van
de Wirdumerpoortbrug ook de verlegging van den weg naar den
spoorweg-overgaDg begrepen is. Mogt dit het geval zijndan
natuurlijk is men wel gehouden het voorstel aan te nemen; doch
in het geval dat dit niet zoo isdan moet spr. zwarig
heid maken zich met het voorstel te vereenigeD. De kosten
van de voorgenomen verandering komen hem te hoog voordan
dat hij zich verantwoord rekent daartoe mede te werken. Ook
in de sectiën bij gelegenheid van de behandeling der plannen
van vernieuwing der brugheeft hij zich tegen de verlegging
van den weg verklaard omdat hij van oordeel wasdat de her
berg //de Klanderij" daardoor belangrijk in waarde zou vermin
deren. Daartegen werd destijds opgemerkt, dat die verminde
ring niet van groot belang zoude zijn. Thans evenwel ziet men
dat daardoor de huurwaarde van dat pand 800 daalt. Deze
som gekapitaliseerd geeft eene waardevermindering van f 6000.
Wanneer nu spr. verder in aanmerking neemt, dat voor den van
het rijk over te nemen grond ongeveer f 2760 moet worden be
taald en de kosten van bestrating ongeveer ƒ1000 zullen bedra
gen dan komt hij tot het resultaatdat alleen de verlegging
van den weg der gemeente op circa f 10,000 te staan komt. Te
gen dit hooge bedrag bestaan bij spr. overwegende bezwaren.
Mogten die bezwaren worden gedeelddan hoopt hij dat er nog
gelegenheid bestaat om op het besluit van 18 Februarij j.l. terug
te komen.
De heer van Sloterdijck kan den vorigen spreker niet vol
gen in zijn idee om op het besluit tot verlegging van den weg
terug te komen. Ook hij heeft zich tegen dat besluit verklaard,
omdatnaar zijne meeningde tot stand te brengen verfraaijing
niet tegen de daarmede gepaard gaande kosten kan opwegen.
Dat besluit echter is eenmaal genomen en moet worden nageko-
me,n*. ^aar *och bestaan bij spr. tegen het voorstel bezwaren
daarindat hij de zaak nog niet volledig voorbereid acht. Im
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 10 Junij 1875.
69
mer8 in de met het rijk gevoerde onderhandelingen en in het
onderwerpelijke voorstel wordt geheel gezwegen omtrent twee
zakendie wel degelijk voorziening eischente weten de ver
legging van den overweg van den spoorweg en de verplaatsing
der hekken en de verlenging van de aan den nieuwen straatweg
aansluitende beide armen van den stationsweg. Men zal zeggen,
dat een en ander uit den aard der zaak volgtmaar merkt
spr. op men moet er op rekenen met welken contractant men
hier te doen heeft. En dan gelooft hijdat de ondervinding
dezer gemeente van vroeger van dien aard is, dat men, ten einde
zich voor teleurstelling te vrijwarendient te zorgen dat alles
eerst naar behooren geregeld isvóór tot het passeren van het
contract wordt overgegaan. Men staat reeds voor de ongeluk
kige omstandigheiddat de gemeente voor het door haar be
geerde plekje groud aan het rijk ongeveer 1000 0/0 winst moet
geven maar nu ook gelooft spr.dat het dubbel noodzakelijk is
zich niet ook nog bloot te stellen aan teleurstellingen, die men door
voorzigtigheid en door het nemen van voorzorgen kaa voorkomen.
Zooeven stipte spr. aan de verlenging van de armen der sta
tionswegen en wijst er nu opdat de tegenwoordige straatweg
westelijker ligt dan de te maken nieuwe weg. Waar nu de in
onbruik te geraken weg door den staat aan de gemeente wordt
overgedragendaar zal men er op bedacht moeten zijndat van
de overdragt moeten worden uitgezonderd die gedeeltenwelke
dienen moeten tot verlenging van de stationswegenom deze
aan den nieuwen weg aan te sluiten. Doch speciaal heeft spr.
bezwaar tegen het zwijgen in alle stukken omtrent de verlegging
van den overweg en de verplaatsing van de hekken. Het be
stuur dezer gemeente is begonnen daarover met de exploitatie
maatschappij te corresponderen deze echter heeft geantwoord
dat deze zaak tot de competentie van het rijk behoortdoch
onze eventuele mede-contractant zwijgt daarover geheelde ge
meente heeft bij het tot stand komen van dit contract een over
wegend belanghierin ligt reeds een nadeel voor een' contrac
tant van den kant van het rijk is die zaak reeds bijna een jaar
lang opgehouden en nu wordt bij het ontwerpen van de over
eenkomst nog een punt van afdoend belang gereserveerd om nog
altijd een struikelblok te kunnen zijn. Spr. gelooftdat men
tegen dergelijke praktijken moet waken. Hij zal zich daarom
tenzij hij van dwaling mogt worden overtuigdtegen het voor
stel verklaren.
De heer Suringar zou hetzelfde bezwaar geopperd hebben
als door den heer Plantenga is aangevoerdwanneer hij niet ge
stuit ware op het bezwaarwaarop reeds de heer van Sloter
dijck weesdat men namelijk staat voor de uitvoering van een
genomen besluit. Overigens deelt hij geheel de opmerkingen
van den heer van Sloterdijckten aanzien van de punten, waar
over in de overeenkomst niet mag worden gezwegen.
De heer Bloembergen gelooft met de heeren van Sloter
dijck en Suringardat ten aanzien van de verlegging van den
weg zoodanig principieel besluit is genomendat thans kwalijk
daarop kan worden teruggekomen. Dat besluit is in der tijd uit
gelokt, opdat burgemeester en wethouders vrijheid zouden heb
ben om met den minister onderhandelingen aan te knoopen. Die
onderhandelingen hebben plaats gehad en thans is men zoover
gevorderd, dat de minister de conditiën zoodanig heeft gewijzigd
dat ze naar het oordeel van burgemeester en wethoudersin
verband raet het belang van de gemeentedat medebrengt om
daarwaar de toegangswegen naar het spoorwegstation ineen-
vloeijenmeester van het terrein te zijnaannemelijk mogen
worden geacht. Spr. herhaalt het derhalve, dat thans moeijelijk
op het besluit is terug te komen. Iets anders is het dat men in
de gestelde voorwaarden bezwaar vindt en daarin wijziging ver
langt. Wat nu betreft de bezwaren van den heer van Sloterdijck,
als zou de zaak nog niet genoegzaam geregeld zijnin zoover
betreft de verplaatsing van het hek op den overweg en de aan
sluiting van de stationswegenwil spr. erkennendat in dat op-
zigt nog niet de regeling heeft plaats gevonden die noodig is
maar moet hij er bijvoegen het ligt in de bedoeling van
burgemeester en wethouders, om bij de toezending van de ont-
werp-overeenkom8t aan den minister speciaal nog datgene te
vragenwat door den heer van Sloterdijck wordt beoogd en dat
het van het toestaan of weigeren daarvan zal afhangen of de
overeenkomst al dan niet zal worden aangegaan. Spr. kan in-
tusschen verklarendat men officieus de toezegging heeftdat
bij den minister tegen de verplaatsing van het hek en de ver
lenging der toegangswegen geen bezwaar bestaat. Burgemeester
en wethouders hebben in der tijd daarover het oordeel gevraagd
van de exploitatie-maatschappij van wie zij ten antwoord heb
ben ontvangen dat de minister daarover te beslissen had. Het
collegie heeft zich daarop tot den minister gewenddie zich
echter omtrent dat punt tot nog toe niet bepaald verklaard heeft
en juist daarom zal men bij de toezending der ontwerp-overeen-
komst nog speciaal voor die beide zaken de vergunning van den
minister vragen. Overigens gelooft spr. met den heer van Slo
terdijckdat bij de verdere regeling der zaak er op moet wor
den geletdat de gedeelten van den bestaanden wegdie als
straatweg vrijvallendoch voor de verlenging van de toegangs
wegen moeten worden benuttigd, niet aan de gemeente in eigen
dom worden overgedragen. Die gedeelten blijven publieke weg
alleen dat gedeelte gaat aan de gemeente over, wat niet de be
stemming tot weg behoudt.
Spr. is ten slotte van oordeel, dat de bezwaren van den heer
van Sloterdijck niet behoeven te obsteren aan de goedkeuring
van het voorstelaltijd natuurlijk onder stilzwijgend voorbehoud
dat tot de perfectie van de overeenkomst niet zal worden over
gegaan tenzij verkregen zij de toestemming zoowel tot verplaat
sing van het hek op den overweg als tot verlenging van de toe
gangswegen.
De heer Bruinsma zegt, in antwoord op de vraag van den
heer Plantengadat het maken van den nieuwen weg niet on
der de aanneming van de Wirdumerpoortbrug begrepen isdoch
dat wel in de conditiën is bepaald, dat een gedeelte der afge
graven aarde op het bij de herberg „de Klanderij" behoorend
land kan worden gebragt.
Wat betreft de waardevermindering van de herbergdoor den
heer Plantenga op 6000 begroot, moet spr. observeren, dat de
vermindering van de huur met f 300 slechts over drie jaren loopt
en dat het nog zeer problematisch is of de herberg na afloop van
den loopenden huurtijd zooveel huur minder zal opbrengen.
De heer van Sloterdijck zegt, dat door den heer Bloem-
gen de opmerkiDg is gemaaktdat de door hem geopperde be
zwaren niet behoeven te obsteren aan de goedkeuring van het
voorstel. Hij echter blijft niettegenstaande het aangevoerde van
eene andere opinie. Toen de raad in beginsel besloot den weg
te verleggenlag het in zijne bedoeling de daaruit volgende re
geling met het rijk te doen afloopenvóór tot de aanbesteding
zou worden overgegaan. En dat er redenen bestonden om de
mogelijkheid hiervan te onderstellen zal niemand ontkennen als
men weet dat de onderhandelingen reeds in Augustus 1874 zijn
aangevangen. De mede-contractant evenwel dacht er anders
over hij liet de zaak rusten en daardoor is men komen te staan
voor het fait accompli van een raadsbesluit waaraan uitvoering
moest worden gegeven door aanbesteding. Nu wordt er een voor
stel gedaan om, in weerwil nog niet alles is geregeld, met het
rijk eene overeenkomst aan te gaan. Wordt dit aangenomen,
dan zal men staan voor een tweede fait accomplieen met het
rijk gesloten onvolledig contract waarvan de mede-contractant
de uitvoering zal vorderen ten nadeele van de gemeente.
En nu moet spr. vragenof dit geen argument iszwaar
genoeg om aan het voorstel de goedkeuring te onthouden. Hij
blijft van oordeeldat de onderhandelingen nog niet zoo ver ge
vorderd zijndat nu reeds tot het sluiten van een contract zou
mogen worden overgegaanomdat men nog niet in het reine is
over alleswaarover de overeenkomst moet loopen. Daarom blijft
hij zich tegen de aanneming van het voorstel verklaren.