Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 Augustus 1875.
worden en daardoor vele ingezetenen in min- of meerdere mate
worden gebaat.
Den heer Wiersma merkt spr. op, dat ook hij het betreurt,
dat iet te gelijk met den onderbouw der Wirdumerpoortsbrug
het maken van de in dezen bedoelde los- en ladingplaats heeft
plaats gehad daar ook hij van oordeel isdat dan het kosten-
bedrag minder zou zijn. Spr. acht echter den heer Wiersma te
veel bouwkundig om Diet te weten dat eerst onder het bouwen
dikwijls zich iets voordoet, dat wel weuschelijk is te achten.
Hij vertrouwt daarom dat dit geachte lid het zal billijkendat
eerst nu het voorstel tot het maken der hier bedoelde los- en
ladingplaats wordt gedaan.
Ten aanzien der opmerking over het ontbreken eener speci
fieke begrooting van kosten en het doen van eene raming daar
van tot op zeker bedrag, heeft de geachte spr. beweerd, dat
men daardoor met betrekking tot de eischen der aannemers al
leen door de oogeo van den directeur der gemeentewerken zoude
zien. Dit, zoo vervolgt hij, is tot op zekere hoogte waar. Hij
verklae.it echter, dat hij in bouwzaken gaarne door de oogen van
dien ambtenaar zietomdat deze als directeur der gemeente-werken
de aangewezen persoon en in zulke zaken de regte man ismen
mag zelf zijn gezond verstand bezigen in de beoordeeling, maar
spr. erkent gaarne, dat hij in bouwzaken een leek is. Door den
directeur is eene raming van kosten gedaan en naar spr's mee
ting heeft men geen redenen, deze raming te wantrouwen.
Ds laatste bestedingen toch hebben vooral doen ziendat
zijne berekeningen met diegemaakt door de aannemerszeer
goed overeenkwamen. Het is dan ook daarom, dat spr. de ver
klaring herhaalt, dat hij in bouwzaken gaarne door den bril of
het lorgnet van deu directeur der gemeentewerken ziet.
De heer Wiersma zegt, dat hij, Daar liet schijnt, zich zoo
even slicht heelt uitgedrukt. Zijne bedoeling was nietdat men
io dezen geheel door de oogen van den directeur moet zieD.
Ook hij is overtuigddat in zake de openbare werkendeze
ambtenear de man isdoor wiens oogen men bij de beoordee-
licg van zoodanige werken genoodzaakt is in vele gevalleo te
zien. Dit behoort echter zoo weinig mogelijk het geval te zijn
en daarom had spr's. bewering van zoo even de strekking, om
te doen uitkomen dat hij de loffelijke gewoontedie men tot
dusver heeft gehadom bij de voorstellen betreffende bouwza
ken steeds eene gespecificeerde opgaaf van kosten van den di
recteur te voegen op hoogen prijs stelt. Dan toch alleen kan
men zien hoe de directeur tot de als voor het werk benoodigd
opgegeven som is geraakt. Euzoo vervolgt hij dat eene be
grooting van kost u voor het onderwerpelijk werk wenschelijk
i3komt z. i. voor den dag bij de omstandigheiddat men
zonder durdacige begrootingbij- onderhandsche aanbesteding
de noodige co. trole mist. Hij acht dus eene uitgewerkte op
gaaf van kosten steeds wenschelijk en daar die in dezen ont
breekt spreekt hij den wensch uitdat io het vervolg dat ge
mis worde vermeden.
De heer Dirks heeft het woord gevraagd om eene kleine op
merking te doen. Ook hij is het eens met vorige sprs. dat de
voorgestelde verbetering wenschelijk is, maar meent, in opzigt
tot de kwestiewaarom niet vroeger daartoe is overgegaan, zich
te herinnerendat reeds voor 2 jaar dit punt is besproken. In
die 2 jaar zegt spr. is het getal en de grootte der stoombooten
vermeerderd. Eerst waren er slechts 2doch later is er een
derde bijgekomenterwijl hij jl. vrijdag reeds 4 heeft geteld.
Dit beschouwt hij als de reden, waarom men eerst nu aanleiding
heeft gevondenom tot het maken der bedoelde los- en lading-
plaats over te gaan.
De heer Baart do Ia Faille gelooft, dat de opmerking van
den heer van Sloterdijckom aau een der einden der nieuwe
los- en ladicgplaats eene soort van glooijing of veelading te
makenwel zooveel adhaesie bij de vergadering heeft gevonden,
dat hij in overweging durft te gevenom naast ieaer der te
maken trapjes zulk eene glooijing aan te brengen. Het aantal
dier trapjes is drieterwijl het aantal stoombooten ook minstens
drie bedraagt. Spr. zou het wel wenschelijk achtendat het
veedoor ieder boot aangevoerd, afzonderlijk gelost zou kunnen
worden.
De heer van Sloterdijck zegt, dat hij uit de opmerking
van den laatsten spr. moet opmaken dat het door bem gespro
kene verkeerd is begrepen. Het is tcch zijne bedoeÜDg om
juist aan een der einden van de nieuwe los- en ladingplaats eene
soort van glooijing te makenom dat juist daar alleen de ge
legenheid daarvoor bestaat. Men kan niet overal over de noodige
breedte tot het maken van zulk eene glooijing beschikkenzijne
bedoeling is om eene flauwe glooijing te maken aan een der ein
den en wel speciaal aan het westeiodomdat meu daar langs
het Baast bij de veemarkt komt.
De Voorzitter gelooft, dat dooi den vorigen spr. de heer
Baart de la Faille wel genoegzaam zal zijn ingelichtdat de
uitvoering van zijn wensch op vele bezwaren zou stuiten, terwijl,
naar het spr. voorkomt, het maken van eene veelading op het
westeind der kade volgens de bedoeling van den heer van Sloter-
dijkzeer gemakkelijk kaa geschieden.
De heer Baart do la Faille verklaart, dat bij gebrek aan
genoegzame ruimte voor het maken van meerderehij zich met
de daarsteJling vau eene glooijing kan vsreenigen.
De conclusie van het voorstel hierna in rondvraag gebragt
zijndewordt zooder hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voordel van burgemeester en wethouders ter zake hst maken van
een hulplocaal bij de gemeenteschool >,o. 2.
De voorzitter vraagt der vergadering of z>j kan goed vinden
heden reeds dit voorstel te behandelen, 'tls hein iu de vorige
vergaderin niet bekend geweestdat bij de stichting van een
hulplocaal bij de gemeenteschool no. 2, zoo veel spoed was. Nu
echter weet hij met het oog op de overbevolking dier school
dat hoe eerder met het werk kan worden begonnen, des te beter
de belaDgen van het onderwijs worden bevorderd. Hij stelt
mitsdien voor tot dadelijke behandeling van dit punt over te
gaan en opent daar geen der leden zich daartegen ver
klaart daarover de algemeen© beraadslaging.
De heer van Sloterdijck zegt, dat het oorspronkelijk zijn
plan was om het woord te vragenten einde zijn leedwezen uit
te drukken over de late indiening va i dit voorstel. Eerst nu
aan het eind der vacantie aan de betrokken schoolzegt spr.
worden den raad die voorstellen ter overwegiog aangeboden
welke hij zoo gaarne vóór of bij het begin der vacantie had wil
len zien aanbieden. De vacantie toch duurt 6 weken en in dien
tijdzou naar sprs. meeninghet werk kunnen uitgevoerd zijn.
Na kennisname der stukken die hem de overtuiging heeft ge-
geren dat burgemeester en wethouders van vertraging in de/ien
geene oorzaak zijn, wil hij echter daarover niet verder uitwijden
iu het vertrouwen, dat burgemeester en wethouders met hem
die vertraging betreurende, de noodige aansporing voor het ver
volg en des vcreischt de wenichelijke berisping voor het tegen
woordige zullen hebben gebragt w&ar het behoort.
De vraagwaarvoor spr. dan hoofdzakelijk het woord heeft
gevraagd is dezer,oi menwanneer het hulplocaal wordt inge-
rigt zoo als het wordt voorgesteldwel genoegzame zekerheid
heeft voor eene behoorlijke verwarming." Naar sprs. oordeel
zal men bij strenge koude het niet zoo gemakkelijk in een hou
ten gebouw warm kunnen stoken. Hij weet echter, dat de in-
rigting van het gebouw daaraan veel af- of toe kan doen, dewijl
men de beschuttiugen ligt of zwaar kan maken.
Verder wenscht hij nog eene vraag te doen die, hoewel met
het onderwerpelijke punt in geen verband staande, toch het onder
wijs betreft. Gaarne zou hij van het dagelijksch bestuur willen
vernemeD, of de raad ook eerstdaags voorstellen betreffende eene
vergrooting van het gebcuw der gemeenteschool no. 3 zal
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 Augustus 1875.
83
kunnen tegemoet zien het gebouw van deze schoolvroeger
burgerschool voor meisjeszegt spr. laboreert toch reeds sedert
eenige jaren aan vele gebreken. Het onlangs bijgewoond examen
heeft hem daarvan op nieuw de overtuiging geschonken. Eenige
ouders hebben dan ook reeds uit hoofde vau de gebrekkige loca-
liteithunne kindereu van genoemde school afgenomen en elders
▼oor haar gelegenheid tot onderwijs gezocht. Het is spr. onver
klaarbaar waarom ten behoeve van hen die geene gelegenheid
hebben hunne kinderen eene andere school te doen bezoeken
niet wordt overgegaan tot verbetering van -het gebouw der ge
meenteschool do. 3. De omstandigheiddat de meeste der aan
dat gebouw belendende panden het eigendom der gemeente zijn
en men met het oog dóó-rop niet met eene vergrooting behoeft
te wachtenmaakt hem deze zaak nog meer onverklaarbaar.
Zeer aangenaam zon het hem zijn op de vraaghoever men
in dezen is gevorderd, eenige inlichtingen te ontvaDgen, ofschoon
spr. wil erkennen dat deze vraag wel iets buiten de orde is.
De heer Rengors zal ten opzigte van de opmerking van den
vorigen spr. omtrent de late indiening van het voorstel weinig
in het midden brengendewijl de vorige spr. zelf heeft erkend
dat de schuld der vertraging niet bij het dagelijksch bestuur ligt.
Ook spr. betreurtdat men niet zóó tijdig het thans besproken
voorstel heeft kunnen aanbiedendat tijdens de vacantie met
het werk kon worden begonnen.
Ten aanzien van eene vergrooting der gemeenteschool no. 3
wil spr. erkennen, dat dit eene zaak is, die dringend voorziening
eischt. Op de vraag echter wanneer in dien gebrekkigen toe
stand zal worden voorzienmoet hij antwoordendat de ver
grooting der gemeenteschool no. 3 in verband staat met nog an
dere plannenwelke het doen van een voorstel ter zake op dit
oogenblik onmogelijk maken. Het zalzoo vervolgt spr.den
leden van den raad niet zijn ontgaandat men in den laat
sten tijd vooral schoolbezoek op den voorgrond heeft gesleld en
datniettegenstaande vele schoollocalen belangrijke uitbreiding
hebben ondergaaner nog steeds te weinig ruimte tot plaatsing
van kinderen op sommige scholen bestaat. Eensdeels meent
spr. dit verschijnsel to moeten toeschrijven aan de grootere
eischendie men met betrekking tot ruimte en inrigting der loka
len gaat stellen, maar anderdeels aau het feit, dat de bevol
king dezer gemeente toeneemt. Ook mag hij een getrouwer
schoolbezoek als eene der oorzaken van het gebrek aan ruimte
noemen.
Op dit oogenblik is er van de kinderen die plaatsing zoeken
eigenlijk slechts een lokaal voor 30 leerlingen aan de school no.
7 beschikbaarhoewel nog kort geleden door den aanbouw van
twee nieuwe scholen meerdere plaatsruimte werd verschaft. Men
beijvert zich thans door tijdelijke-maatregelen zoo goed mogelijk
in het gebrek aan ruimte te voorziendoch zal weldra genood
zaakt zijn op nieuw een beroep te doen op 's raads vrijgevigheid
ten behoeve van het onderwijs.
Spr. kan eindelijk nog mededeelen, dat het voorgestelde hulp
locaal ook des winters zal wordec verwarmd.
Hierna wordt de conclusie van het voorstelstrekkende oin
a. een hulplocaal tö stichten tegen- en in verbiading met dc
gemeenteschool no. 2volgens het plan lett. Bingezonden door
den directeur der gemeentewerken bij missive dd. 12 Julij jl.
no. 227«en
b. om aan burgemeester en wethouders op te dragen ter zijner
tijd de vereischte voorstellen te doen tot bestrijding der kosten
van de stichting van het sub a gemelde locaal.
In rondvraag gebragt en zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De Voorzitter het noodig achtende eene vergadering met
gesloten deuren te houdendoet de openbare zitting in eene
geheime overgaan.
Na heropening der openbare vergaderinggeene punten meer
ter behandeling zijnde, wordt den leden de gelegenheid gegeven,
om zeiven voorstellen als anderzins te doen.
Yan deze gelegenheid wordt door de leden gebruik gemaakt
in voege als volgt.
De heer Jongsma wenschtmet verlof der vergadering
aan het dagelijksch bestuur eene vraag te doenin opzigt tot
den Dienwen verschwatervijver. Met de meeste belangstelling
heeft hij omtrent dit punt den gang van zaken gevolgd. Als ge
volg daarvan is het hem geblekendat in dezen zomer gedu
rende eenige dagen water uit den vijver is gehaald dat van be-
stuurswege daarbij een man geplaatst en een gemakkelijken in
gang gemaakt isdoch dat eenige dagen later de waterhaling
weder is opgehouden. Van laatstgenoemde omstandigheid zou
hij gaarne de oorzaak willen kennen. Wel weet hij dat daar
voor tweeërlei reden kunnen bestaannl. dat óf voor 't vijver
water geeu behoefte meer bestond óf dat dit water niet was
bevallen.
De eerste reden is hem echter niet aannemelijk voorgekomen,
daar de vele schippers, die met haal water door de stad voeren,
hem bewezendat er wel degelijk behoefte aan water bestond.
Daarom heeft hij tot dusver altijd gemeend dat het vijverwater
niet is bevallen. Om echter niet steeds ten dezen in onzeker
heid te verkeeren en met liet oog op het algemeen belaag, dat
daarbij betrokken iswenscht spr. gaarne eenige inlichtingen te
ontvangen over den toestand van het vijverwater.
De Voorzitter verheugt hetdat hij in staat is op de door
den vorigen spr. gedane vraag te kunnen antwoorden. Twee
gevallen zegt hijzijn door dien spr. genoemd als mogelijke
oorzaak van het ophouden der waterhaÜDg uit den vijver. Maar,
zoo vervolgt spr. er is nog een derde gevalhetwelk aan de aan
dacht van dat geachte lid is ontsnapt. De vijver is te ver, te a/ge
legen en dit is ae oorzaakwaarom slechts voor eene korte poos
water uit den vijver is gehaald. Men heeft onderscheidene ma
len het water scheikundig onderzocht en zoowel vóór als tijdens
en na het gebruik het goed bevonden. Het is zuiverheeft geen
verkeerde reuk en is voor de gezondheid bepaald niet nadeelig.
Alléénomdat men het halen te veel mosite rekendeis van het
vijverwater geen ruimer gebruik gemaakt. De gelegenheid tot
het bekomen van water was anders zóó gesteld, dat juist de
urengedurende welke de werkman niet bij zijn werk behoeft
te zijndaarvoor konden benuttigd worden. De omstandigheid
dat er zoo weinig water werd gehaaldheeft eindelijk het be
stuur doen besluiten om niet langer een gemeente-arbeider bij
den vijver te posteren.
Dit is, herhaalt spr. de éénige oorzaak. Hij geeft daarbij te
vens als zijne overtuiging te kennen datzoodra er eene buis
uit den vijver tot binnen de stad zal zijn gelegd het gebruik
van vijverwater zal toenemen.
De heer JongSDia bedankt den voorzitter voor de gegeven
inlichtingen en zegt daar uit te mogen constateren dat niét de
verkeerde eigenschappen van het vijverwater oorzaak zijndat daar
van zoo weinig gebruik is gemaakt.
De heer Baart de la Faillo bekomt verlof der vergade
ring om eene vraag aau het dagelijksch bestuur te rigtendie in
verband staat met het eerste door de vergadering in hare zit
ting van heden genomen besluitn. 1. betreffende de aanstelling
van eene leerares voor het onderwijs in den zang aan de mid
delbare school voor meisjes. Hij toch weet niet of er bij de be
handeling van de verordening voor die school een bepaald be
sluit is genomen ten opzigte van het onderwijs in de gymnastiek
dan wel', of dit aau zijne aandacht is ontsnapt. Gaarne zou hij
hieromtrent worden ingelicht. Ook zou hij wel willen weten of
de benoeming van een leeraar in de gezondheidsleer binnen kort
kan worden te gemoet gezien.
De heer Rengors antwoordt den heer Baart de la Faille,
dat de gymnastiek als leervak in de verordening voor de mid
delbare school voor meisjes is opgenomen. Er is echter voor
dit vak geen bepaald onderwijzer aangewezen, omdat, althans voor-