T' i Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 86 Augustus 1875. De conclusie van het door heeren rapporteurs u t de sectiën uitgebragt rapport strekt om I. aau heeren burgemeester en wethouders op te dragen en te verzoeken aan den raad ter goedkeuring en vaststelling aan te bieden een nieuw ontwerp-rerordening tot heffing eener direete belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente Leeuwarden, met een ontwerp op de invordering, waaraan ten grondslag lig gen de volgende hoofdbeginselen a. dat daarin vervalt de eigen aangiftemaar worde aange nomen de algeraeene klassificatie der belastingschuldigen b. dat het minimum van het belastbaar bedrag bepaald worde op drie honderd een en vijftig gulden c. datingeval het gemeentebestuur niet van elders weet, dat iemand valt in de termen ran belastbaarheidals wettelijk ver moeden daarvoor zal gelden het feitdat hij eene wekehjkache huur voor zijne woning van /1.50 of daarboven betaalt; d. dat bij deze belasting eene progressie worde ingevoerd in dezen vorm, dat de aftrek der ƒ350, daalt naar gelang de klasse van belastbaarheid klimt en wel zóódat in de laagste klasse worde afgetrokken de volle f 350, in de tweede ƒ300 en zoo vervolgens in elke hoogere klasse 50 minder, tot dat men met den aftrek op nihil daalt. e. dat aangenomen worde de iadeeling der klassen gelijk die is opgenomen in het voorstel van burgemeester en wethouders (bijlage no. 22 tot het verslag van 's raadshandelingen 1874) met de navolgende wijzigingen 10. van de inkomsten van 20003000 te vormen twee klas sen, nl. van 20012500 en van /2S013000 20. desgelijks van de inkomsten van ƒ800010,000 twee klas sen te vormen, namelijk van 8001ƒ9000 en van 9001ƒ10,000; 30. do klassen van inkomsten van 20,000—40,000 telkens met ƒ2000, die van 40,000ƒ60,000 met ƒ3000 die van ƒ60,000100,000 met ƒ4000 en die boven de 100,000 met 5000 te doen opklimmen. II. Het voorstel van burgemeester en wethouders, opgenomen in de aangehaalde bijlage tot het verslagoverigens buiten ver-' dere behandeling te laten. De algemeene beraadslaging over dit punt geopend zijnde zegt de heer DirkS, dat reeds vroeger in 1866 de vraag „al of niet eigen aangifte" breedvoerig is behandeld en bij die gelegenheid bij de algemeene beraadslaging door den heer Rengers een en ander is te berde gebragt, dat ook nu nog wel eenige aandacht verdient. Spr. herinnert daaraan ofschoon er veel van door de indiening van het voorstel van zelfstandige rapporteurs is vervallen. Thans toch is het eenstemmig rapport der commissie aan de ordetoen het gevoelen van de minderheid. Twee hoofdpunten zijn daarin nedergelegdwaarvan het eene weder in 4 onderdeelen is gesplitst. Ofschoon de gegrondheid van vele der in het rapport ontwikkelde motieven erkennende, wenscht hij toch een paar punten daarvan onder de aandacht der vergadering reeds bij de algemeene beraadslagingen te brengen. Vooreerst: Toen hij het voorstel der commissie had gelezenrees bij hem de vraagof men hier heden te doen had met eene prist en consideration of met eene behandeling der geheele zaak au fond te meer omdat hier tegenover het uitgewerkt voorstel van bur gemeester en wethouders staat een ander onuitgewerkt voorstel der commissie van verdere strekking, nl. om aan burgemeester en wethouders op te dragen en te verzoeken aan den raad ter goedkeuring en vaststelling aan te bieden eene nieuwe ontwerp verordening tot heffing eener directe belasting op het inkomen. Dat heeft veel van eene prise en consideration van het rapport, waarbij nog moet worden gevoegd, zooals rapporteurs zelf zeg gen dat de vraag bij de commissie is gerezen of men al dade lijk do noodige wijzigingen der verordening zal voorstellendan wel of zij van den raad de beslissing over eenige beginselen zal uitlokken, met verzoek aan burgemeester en wethouders, om naar gelang der te nemen beslissing, een nieuw ontwerp-verorde- ning den raad ter goedkeuring aan te bieden. Men heeft dus hier te doen met een onuitgewerkt voorstel afwijkende van- en van veel greotere strekking dan het bepaald en uitgewerkt voorstel van burgemeester en wethoudersniet echter met een geformuleerd voorstelhet formuleren wil men aan burgemeester en wethouders overlaten. Spr. gelooft, dat in deze zaak juist veel aankomt op den inhoud, op het formuleren der nieuwe verordening. Dat punt wenscht hij onder de aan dacht der vergadering te brengen. Wordt het voorgestelde be schouwd als eene prise en consideration of wordt bij aanneming daarvan onherroepelijk beslist, dat het voorstel van burgemeester en wethouders wordt vervangen door punt I van de conclusie van rapporteursaangenomen dat ook de onderdeelen van dat punt worden goedgekeurd Spr. heeft nog eene andere opmer king in het midden te brengen. In het begin van het verslag van rapporteurs wordt gezegddat de hoofdzaak in dezen is aanslag door burgemeester en wethouders of vrijheid om zelf zich te klassificeren. Deze kwestie is slechts in twee sectien van den raad besproken en toch wordt in weerwil dat, eenstem mig door de drie rapporteurs tot algeraeene klassificatie geadvi seerd. Eene sectie is erdus zegt spr., waar deze hoofdzaak niet is besproken, waardoor 1/3 van den raad van de gelegenheid is verstoken om hunne zienswijze daarover te doen kennen. Het spijt hem, dat, zooals hij meentjuist de rapporteur dier sectie niet ter verga dering aanwezig is, maar hij koestert de hoop, dat er misschien onder de leden iemand is, die de redenen kan constateren, waarom dit hoofdpunt, waarop bijna alles nederkomt, niet in bedoelde sectie is behandeld. Spr. heeft gemeend deze opmerkingen bij deze ge legenheid in het midden te moeten brengen. De heer Bloembergen zegt, dat, wanneer hij zoo straks niet al dadelijk over de algemeene strekking het woord heeft gevraagd, dit eensdeels wasomdat hij de moeijelijkheid inzag om bij eene bespreking dier algemeene strekking niet in de de tails van het voorstel te treden, anderdeels omdat hij vermeende bij de bespreking van een der onderdeelen van het voorstel ge noegzame gelegenheid te zullen vinden, om eene hoofdbedenking, die bij hem ten aanzien van het rapport der commissie van rap porteurs geezern was, in het midden te brengen. Nu echter de discussie omtrent dat rapport in het algemeen geopend is, wenscht hij van de gegeven gelegenheid gebruik te makenom te kennen te geven, dat ook hij de door den heer Dirks gemaakte aanmerkingen in opzigt tot de algemeene strekking van het voorstel van rapporteurs voor een groot deel deelt. Ook naar zijne zienswijze is het te betreuren, dat de commissie van rapporteurs niet heeft kunnen goedvinden om iets verder te gaan dan zij nu is gegaan en Z3lve niet eene ge wijzigde verordening in den geest door haar bedoeld, heeft kun nen voorstellen, 't Komt spr. voor, dat in dezen veel zal afhan gen van de bepalingen zoo in het heffingbesluitals in de ver ordening op de invordering dezer belasting, daar deze een ovor- zigt kunnen geven, in hoever de toepassing van eenen ambtshal- ven aanslag wenschelijk en mogelijk is. Misschien hebben rap porteurs omtrent de toepassing van dien aanslag inzigtendie tot dusver niet bij burgemeester en wethouders zijn besproken en kunnen zij middelen aan de hand gevendie ambtshalven aanslag zonder eigen aangifte, effect kunnen doen sorterea. In sommige gemeenten heeft men daarvoor b. v. grondslagen aan de hand gegeven, naar welke grondslagen burgemeester en wet houders den aanslag kunnen regelen. Waar de commissie zich toch zoo zeer voor ambtshalve klassificatie verklaart, daar moet zij ook bepaald de mogelijkheid voor de toepassing hebben in gezien en op het oog hebben gehaddat er genoegzaam zekere grondslagen zouden zijn aan te geven die eenen ambtshalven aanslag mogelijk maken. Is dit inderdaad het geval, dan betreurt spr. het, dat do commissie niet zoover is gegaan, om zelve de wijziging der betrokken verordeningen die daarvan het gevolg zullen zijnuit te werken. Dan toch zou men een juist oordeel kuoueu vellen of do eigen aangifte kan vervallen en of ambts halve aanslag in toepassing kan worden gebragt. In zoo ver, strekt spr, zijne opmerking in het algemeen; hij Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Augustas 1875. 89 zal zich onthouden om in détails te tredendaar later de gele- geuheid daarvoor zal worden aangeboden. De heer Attoma zegt, dat door den heer Dirks 2 vragen aan de commissie van rapporteurs zijn gerigt. In de le plaats is door dat lid de vraag gedaan wat de commissie met punt 1 harer conclusie, om aan burgemeester en wethouders het maken van eene nieuwe verordening op te dragen, bedoelt? Spr. wenscht al dadelijk den heer Dirks te wijzendat deze vraag het lot van het voorstel van burgemeester en wethouders geldt. De leemte die volgens den heer Dirks punt 1 der con clusie van het verslag van rapporteurs echter aankleeftwordt aaügevuld door punt 2 waarbij wordt voorgesteldom bij aan neming van punt 1het voorstel van burgemeester en wethou ders verder buiten behandeling te latenm. a. w. omwanneer de raad punt I aanneemthet primitief voorstel van burgemees ter en wethouders niet in beraadslaging te nemen. De commis sie van rapporteur», zegt spr., heeft zich voorgesteld het best te doen een paar stellingen in dezen te kiezen zich een paar vraagpunten van stelregt te stellen. Alvorens dan tot codificatie over te gaan zou dc raad eerst zich over het wenschelijke van eenige hoofdpunten uitgesproken hebbenom later een oordeel over de onderdeelen te vellen. 't Springt in het oogzoo vervolgt spr.datwas de commis sie de verordening gaan wijzigen naar hare zienswijzenaar haar beginselzijindien deze zienswijze of dit beginsel niat met 's raads inzigten strooktedoelloos werk had verricht. Daarom heeft men in dezen beslissing over beginselen op den voorgrond gesteld. Bij de commissie bestaat evenwel geen bezwaar om de uitwerking van het door haar voorgestaan beginsel niet aan bur gemeester en wethouders op te dragen maar wil deze gaarne in verband met de genomen besluitenvoor eigen rekening no men men is hier den gewonen loop van zaken gevolgd. Wan neer door den raad in beginsel tot iets wordt beslotenwordt gewoonlijk de uitvoering daarvan aan burgemeester en wethou ders opgedragenzoo heeft men ook in dezen gedaan. Het staat echter aan ieder lid dezer vergadering vrij om eene wij ziging van het voorgestelde voor te dragenb. v. om in plaats van aan burgemeester en wethouders te doen lezen //het maken eener //nieuwe verordening enz.op te dragen aan do commissiedie „tot dus ver hsejt gejungetrd." Spr. meent dus de le vraag van den heer Dirks te kunnen beantwoorden door te wijzen op de wenechelijkheid om te we ten welk hoofdbeginsel de raad in dezen is toegedaan. Omtrent de 2e vraag van dat lidin opzigt u.l. tot het niet bespreken van het voorgesteld hoofdbeginsel in een der sectiën erkent spr. dat in de sectiewaarvan hij de eer had lid en rap porteur te zijndat beginsel niet is besproken. Hij deelt daar omtrent mededat de beide andere rapporteurstoen de com missie van rapporteurs bijeen kwam dit punt zoo zeer op den voorgrond steldendat naar hun oordeel de wijzigingen der ver ordening die burgemeester en wethouders voorstellen niet noo- dig zijn indien niet in een onderzoek wordt getreden omtrent het al of niet voortbestaan der eigen aangifte. In deze omstan digheid meende spr. niet anders te kunnen doen dan partij te kiezen om met de anderen mee te gaan of daarvan te dilïére- ren in welk laatste geval er van eene meerder- en minderheid in het rapport sprake zou zijn. Hij heeft zich echter bij de an dere rapporteurs aangesloten. Waarheid is het echterzegt spr., dat in zijne sectie het punt //ambtshalve aanslag" niet is bespro kenen erkent tevens dat daaraan niets meer te doen is. Ver der merkt hij opdat het door den heer Dirks gevraagde zich aansluit met hetgeen door den heer Bloembergen is geweuscht. Wanneer de raad de verordening wenscht gewijzigd tc zien door de commissie zelve overeenkomstig het begiuseldat zij aankleeft, dan dunkt spr. dat de weg is aangewezen. De raad renvoijere dan de zaak aan dc commissie en vrage van haar zelve de uit werking van haar beginsel, 't Spijt hem zeerdat de commissie door de indiening van haar rapport zich het verwijt van onvol ledigheid heeft op den hals gehaaldmaar die onvolledigheid heeft niet ten oorzaakdat men eeoig werk heeft willen ont- loopenmaar alléén de vrees, dat de raad de zienswijze der commissie niet zou deelen en daardoor veel werk te vergeefs zou worden gedaan. Alléén dit is de reden waarom men na dere voorstellen tot later heeft gereserveerd. Wel degelijk heeft de commissie zich de vraag gesteld of ambtshalve aanslag mo gelijk iszeer ampel heeft zij dit overwogen, maar steeds is zij moreel overtuigd gebleven dat algemeene klassificatie practisch uitvoerbaar is. De commissie had daarbij het oog voornamelijk on Dordrecht ora niet te spreken van de vele. gemeenten ten platten lande in dit gewestwaar enkel ambtshalve klassificatie bestaat. Zij geeft echter toe, dat het stelsel ten platten lande gemakkelijker in praktijk te brengen is dan in eene groote stad. Daarom heeft de commissie het meest aan het voorbeeld van Dordrechteeoe plaatsdie in menig opzicht met Leeuvjarden op céne lijn is te stellen, gehecht. Voorts heeft uwe commissie gewezeu op de mogelijkheid van de benoeming van een commissie ad hoc van raadsleden tot ad- sistentie van burgemeester en wethouders als op eene omstau- digheid welke de door haar voorgestelde klassificatie gemakke lijker uitvoerbaar maakte. De heer BlO0mb0rg0H zegt, dat, waar hij straks de wensche- lijkheid heeft uitgesproken, dat de commissie verder zou zijn ge gaan, dan nu het geval is, en zelve de wijzigingen in de ver ordening zou hebben aangebragt, hij daar ia genen deele de bedoeling heeft gehad om de commissie in eeaig opzigt hard te vallen maar slechts er op heeft willen wijzen, dat zoodoende gelegenheid zou zijn gegeven over het voorgesteld beginsel een oordeel te kun nen vellen. Men heeft hier te beslissen tusschen ambtshalven aanslag of aanslag naar eigen aaogifte, en nu zegt spr.moet men beslissen wat uitvoer is en tot het doei zal leiden. Door een uitgewerkt plan wordt deze beslissing mogelijk. Omtrent den wenk door den laatsten 6pr. gegeven, om bij aanneming van algemeene klas sificatie eene commissie ad hoe te benoemen merkt spr. op dat dit niet zijne bedoeling ismaar dat hij gaarne zou gezien hebben dat door de commissie de wijze van uitvoering van haar beginsel ware omschreven opdat men te beter over de uitvoer baarheid had kunnen oordeelen. De heer Attöma heeft alleen nog voor een oogenblik het woord gevraagd, om op te merkendat, wanneer de heer Bloem bergen zijn geopperd denkbeeld blijft vasthoudendeze dan eene motie dient voor te stellenom de raad te doen beslissen of hij de aanneming van het voorstel zooal6 het is gedaan wil of de uitwerking van de wijze van uitvoering door de commissie in den geest, zooals door haar wordt bedoeld. De Voorzittor merkt op dat het hem wenschelijk voorkomt, dat de raad eerst een besluit neemt ten opzigte van het hoofd beginsel van het cumbinerende punt en dus over punt sub a. waarbij algemeene klassificatie wordt voorgesteld. Besluit de raad dien overeenkomstigdan kan men later de verdere onder deden in beraadslaging Drengen. De heer Bruinsma zal zich, behoudens nadere inlichtingen niet met het voorgestelde vereenigen. Men heeft het tegenwoor dig tweeledig systeem eene belasting op de eerlijkheid genoemd die eerlijkheid wil hij niet wegnemen, maar bevorderen. Vroe ger heeft men wel eens gesproken van het vorderen van een eed maar toen heeft men daarop omdat men er eene zekere onzedelijkheid inzagniet verder aangedrongen. Aangifte naar eigen inzigten alleen vindt ook spr. mind* r gewennohtdaarom wenscht hij het tegenwoordig tweeledig systeem te behouden. De commissie zegt, dat het streven beslaat om zich steeds te laag aan te geveu en zal dit blijven bestaan, maar, merkt spr. op, bij eigen aangifte juist zal een eerlijk man zich zoo aangeven als met de billijkheid overeenkomt. Bij quotisatie is hij echter geheel vrij eu zal hij eerlijk man blijven ook al berust, hij in de omstandigheid, dat men hem te laag heeft aangeslagen. De

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 3