92
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, ran 26 Augustus 1875.
neer iemand zich zelf aangeeftmaar door burgemeester en wet
houders wordt verhoogd, zooals in 1875 met 280 personen is
geschiedt, bestaat juist die hatelijkheid. Hij voor zich althans
vindt veihoogde aanslag na eigen aaDgifte veel hatelijker, dan
te hooge aanslag bij tauxatie. Men heeft, vervolgt spr. er op
gewezen, dat, wanneer ambtshalve aanslag wordt toegepast,
geen lid van den raad zich meer disponibel zal willen stellen
voor eene benoeming als wethouder.
Ten opzigte van zoodanige voorspiegeling van moeijelijke za
ken zegt hij alleendat het eerst zwarigheden worden wan
neer ze aanwezig zijndoch vóór dien tijd niets beteekenen.
Ten aanzien van het beweerdeals zoude indertijd een zeer be
kwaam man zijn ontslag als lid van het dagelijksch bestuur heb
ben genomenomdat hij bang was voor ambtshalve aanslag
meent spr. eene kleine rectificatie te moeten geven. Naar hij
zich toch herinnertheeft dat geacht bestuurslid geen afscheid
genomenomdat algemeene klassificatie werd voorgesteldmaar
welomdat de wijzewaarop de zaak van den hoofdelijken om-
slag toen n.l. het thans bestaande tweeledig stelselhem ten£
eenenmale mishaagde. Doch hoe dit ook zij dit gedeelte van
het door den heer Dirks gesprokeneis meer een beroep op
eene autoriteitdan het bezigen van een argument. Spr. wenscht
te eindigenmaar wil er nog op wijzendat de voordeelen van
algemeene aanslag niet gering zijn te achten en dat door de
commissie de voordeelen van eene vroege opmaking van het
kohier en van het vroeg rondzenden der billettenniet breed
genoeg zijn uitgemeten. Het is immers een feit, dat bij de tegen
woordige regeling de ingezetenen eerst in Augustus of Septem
ber komen te wetenvoor welke som zij zijn aangeslagen. Of
deze omstandigheid wel eene goede uitwerking heeft voor vele
huisvaders, betwijfelt spr. ten hoogstenhij althans vindt het
wenschelijkerdat men dit in February of Maart weet. Al wa
ren er weinig andere voordeelen aan 't door de commissie voor
gestelde verbondenzoude dit voordeel voor hem voldoende zijn,
om in het belaDg zijner medeburgershet voorstel der commis
sie aaa te nemen.
De heer Bloembergen merkt opdat hij zich niet met het
voorgedragen punt kan vereenigen, lo. omdat het voorstel niet
die grondslagen aan de hand geeftdie ambtshalven aanslag
mogelijk maken. Zoo even heeft hij dit reeds in het midden
gebragt en wanneer hij toen geen gevolg heeft gegeven aan den
door den heer Attema gegeven wenk om eene motie voor te
stellen dan was dit omdat er voor hem geen aanleiding was
om veel ondersteuning van zoodanig motie te verwachten. Ook
heeft hij dit gelatenomdat hij geen aanleidiig wilde geven tot
vertraging der afdoening dezer zaak.
In de 2e plaats wil spr. geen algemeenen aanslagomdat hij
de groote moeilijkheid inziet, om grondslagen te vinden en bij
verordening vast te stellendie burgemeester en wethouders in
staat kunnen stellen zonder aaugifte van de belastingpligtigen en
zonder de gelegenheid om dezen te hoorenmet genoegzamen
grond over het bedrag hunner inkomsten te oordeelentot toe
passing. Spr. weet weldatzooals ook door de commissie is
gezegdmen bij algemeenen aanslag ook nog inliohtingen van
de ingezetenen kan vragen, maar, naar zijn iozienzullen dan
die vragen zoo gesteld moeten wordendat zij op veel meer
bezwaren stuiten dan bij de tegenwoordige behandeling der zaak.
Ook vroeger heeft men een serie vragen voorgestelddie bij
toepassing van den ambtshalven aanslag tot de ingezetenen zouden
worden gerigtmaar deze was van dien aarddat zij algemeen
werd verworpen. Wanneer men b. v. vragen wil doen, naar
de onroerende eigendommen der ingezetenenhun vermogen en
portefeuille, de winst uit hunne zaken enz. enz.ja ook dan zal men,
spr. wil het gelooven, gegevens kuDnen krijgea, maar, hij vraagt het,
waar zal dan de grens dier vragen zijn en komt men dan toch niet tot
eigen aangifte in veel hatelijker zin. Hij voor zich wil liever
rekening houden met de eerlijkheid der aangevers en hun gele
genheid gevenzelve zich in eene klasse te rangschikken en
meent ookdat het doen vaa zulke vragen weinig in den smaak
der ingezetenen zou vallen.
Overigens verklaart hij zijne stem niet aan het voorstel van
rapporteurs te zullen geven maar aan dat van burgemeester en
wethouders. Hij toch ziet in de tegenwoordige wijze van han
delenn.l. eigen aangifte met faculteit van beroep', de midde
len die burgemeester en wethouders in de gelegenheid stellen
om velenja verreweg het meerendeelnaar waarheid aan te
slaan. Spr. beroept er zich open meent dat anderen die met
hem tot de toepassing dezer belasting medewerken het met hem
zullen moeten erkennen, dat de overroeping van belastingschuldigen
voor burgemeester en wethouders aan d'eenen kant dikwijls aanlei-
ding geeft, dat laatstgenoemden in hunne meening van te lage aan
gifte worden bevestigd en aan den auderen kant ook de betrok
ken belastingschuldigen de overtuiging van te lage eigene klas-
sificatie schenkt. Hoe dikwijls wordt er toch niet in eene 'door
burgemeester en wethouders aangebragte verhooging berust.
8pr. gelooft dat juist in die gevallen de belanghebbende van
te lage aangifte is overtuigd. Niet altijd is gebrek aan eerlijk
heid oorzaak van te lage aangiftede ingezetenen hebben dik
wijls in zake de berekening van hun inkomen eene verkeerde
opvatting, waarom zij, na dienaangaande door burgemeester en
wethouders beter te zijn ingelicht, zelve de gegrondheid der
aanmerking op de aangifte erkennen en stil in hunnen verhoo
ging van hunnen aanslag berust.
Men heeft zich voor de uitvoerbaarheid van het voorgedragen
beginsel, beroepen op Dordrecht, maar spr. gelooft, dat do er
varing, die men daar heeft opgedaannog over een te klein tijd
vak looptom te beoordeelen of de toepassing daar tot bevre
digende resultaten aanleiding geeft. Is spr. wel geinformoerd
dau is de toepassing van het te Dordrecht gehuldigd beginsel
van dien aard dat men de ingezetenen in den regel aan dea
lagen kant aanslaat, tengevolge waarvan de hoofdelijke omslag
weinig betere resultaten ten aanzien van eene juiste klassificatie
zal opleverendan bij eigen aangifte. Wil men dat ook hier
dan gelooft spr. dat de burgers met het nieuw systeem wel te
vreden zullen zijn. Hij is het geheel eens met vorige sprs.dat
men bij te lagen aanslagzich niet zou openbaren men heeft
daartoe dan geen motief.
Spr. zegt verder, dat men gesproken heeft over een norma,
over de toepassing in groote steden van huurwaardemaar
merkt hij opwil men op zoodanige grondslagen afgaan als huur
waarde dan wordt niet het werkelijk inkomsn van de ingeze
tenen door de belasting getroffen. Hij erkent datwil men af
gaan op de personele huurwaardedaarvan eene vrij onbedrie
glijke opgave is te bekomen, maar wil men daarnaar het inko
men berekenendoor vermenigvuldiging met daarvoor te stellen
cijfers, dan is hij overtuigd dat dit vele onregelmatigheden in
de toepassing der belasting zal meebrengen. Men boude hier in
het oogdat het eene belasting isgeheven naar het werkelijk
inkomen, niet naar de verteering. Het is dus de vraagzijn er
grondslagen voor de toepassing van ambtshalven aanslag en ziet
men de mogelijkheid daardoor met genoegzame juistheid het in
komen te treffen
Er iszegt spr. op gewezen dat men bij dien aanslagden
uiterlijken staat in aanmerking moest nemen dat men naar de
evels der huizen moest zien maar hij beweert het tegendeel,
uiet door eigen aangifte en hooren bekomen burgemeester eu
wethouders zoodanige bescheidenals «oodig zijnom iemand
met gerustheid te kunnen aanslaan en die de overtuiging opleve
ren, hoe weinig soms de inkomsten in overeenstemming zijn met
den uiterlijken staat.
Wat de hatelijkheid betreft, die, volgens sommigen, het te
genwoordig gevolgd systeem medebrengt en die niet kan verme
den wordendeze wordt door spr, betwijfeld. Wel erkent hij
het bestaan van deze, maar men heeft haar te groot voorgesteld.
Men heeft beweerd dat juist thans bij het bestaan der eigen
aangifte, de verhooging door burgemeester en wethouders do
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Augustus 1875.
ingezetenen ontstemt. Dit, zegt spr., zou het geval zijn, als
er geen faculteit, geen verpligting tot overroeping bestond, maar
juist hierdoor worden velen tot de overtuiging gebragtdat zij
te laag staan en vervalt de hatelijkheid.
Ten opzigte van het beter op tijd klaar zijn van het kohier
van hoofdelijken omslagwil 3pr. erkennen dat bij aanneming
van het voorgesteld beginselhet kohier tijdiger gereed zal zijn
dan tegenwoordig. Hij gelooft eehter niet, zooals een der sprs.
zich uitdruktedat men dan reeds in February of Maart zou we
tenwat men betalen moest. Spr. is van meening, dat die spr.
in eene groote dwaling verkeerttenzij men met het voorstel
beoogt, dat het kohier maar voetstoots door den raad zal worden
vastgesteldnadat ditzoo als in de geciteerde gemeente
Dordrecht geschiedtdoor burgemeester en wethouders onder
medewerking van enkele raadsleden opgemaakt en aan den
raad ter goedkeuring aangeboden is. Voor eene billijke en regt-
matige toepassing der belasting, wil spr. echter het sectie on
derzoek behouden. Verder wenscht nij niets meer bij het
door hem gesprokene te voegenomdat hij vreestdan in her
haling te vallen van de motieven, die hij tegen de aanneming
van het voorstel van rapporteurs heeft in het midden gebragt.
De heer Duparc was in 1866 voor het toen aangenomen
stelsel, doch is, juist door de sedert verkregen ervaring, tot eene
andere opinie gekomen en acht, dat met het thans werkende
stelsel moet worden gebroken.
Het hoofdbezwaar tegen het nu voorgesteld beginsel vervalt
grootendeels als men er op letdat men hierals ware het
niet behoeft te bouwen op koudsteé. Ware dit het gevaldan
erkent spr., zou algemeene klassificatie hoogst moeijelijk vallen
maar men heeft eene geschiedenis van 20 jaren voor zich, van
1855 af.
Twintig jaren lang heeft men getracht door het tweeledig stel
sel de toepassing der belasting zoo billijk mogelijk te maken
maar toch is men niet gekomenwaar men wilde wezen. Laat
onszegt spr.nu ook eens een proef met het enkelvoudig stel
sel nemen. Hij erkent de moeijelijkheden daaraan verbonden
maar vraagtmet welke belastingen dit niet het geval is. Eerst
als men zoo gelukkig zal zijn geweestden steen der wijzen te
hebben gevonden, zal men misschien ook eens eene belasting
kunnen uitvindengeheel beantwoordende aan de eischen der bil
lijkheid en regtvaardigheid. Spr. stemt mede toedat de vra
gen die men bij de aanneming van bet voorgesteld beginsel nog
aan de ingezetenea wil hebben gerigtvan fiscalen aard zijn
maarzegt hijis het tegenwoordig onderzoek ook niet van
fiscalen aard Tracht men niet op alle wijzen door te dringen
tot de geheimen der portefeuille en brandkast Hij vraagt of
men thans niet soms slechts op enkele argumenten tot verhoo
ging overgaat en of niet dikwijls veeleer eene intieme con
victie dan wel andere gronden worden gebruikt. Sommigen
achten den bewijslast zwaar voor de belastingschuldigenomdat
zij genoodzaakt zullen worden zaken te openbarendie zij liever
voor zich zouden houden. Ook thans echter worden zij daar
toe dikwijls gedrongen, dooh zij wetendat wat dienaangaande
bij den raad wordt gebragt, ook bij den raad blijft en niet pu
bliek wordt.
Door den heer Dirks is beweerddat 21 personen meer weten
dan 7. Niemand zal dit tegensprekenmaar spr. gelooftdat
het geenszins in de bedoeling der commissie is gelegen, het sec
tie-onderzoek te doen vervallen. Komen dan gevallen voor als
in het geciteerde Dordrechtdan heeft men dadelijk het correc
tief in het sectiën-onderzoek en danzegt spr.zal men even
min als naschromen om de door burgemeester en wethou
ders gedane te lage aanslagen te verhoogen. Er is bij herhaling
ook het woord eerlijkheid in het debat genoemd. Ook buiten den
raad wordt dit woord gedurig met opzigt tot het publiek ge
hoord. Hoe denkt het publiek over het kohier? Ieder vindt
den hoofdelijken omslag in beginsel de beste belastingdie er is,
doch men spreekt tevens onbewimpeld het gevoelen uit, dat het
meerendeel der belastingschuldigen te laag is aangeslagen. En
dit in weerwil 20 jaren laug eigen aangifte bij de kksbificatie
is gevolgd! Waar die opinie in en buiten den raad zoo her
haaldelijk wordt geuit, daar is men, zegt spr.verpligt een
proef te nemen met de middelen die eene meer billijke ver
deeling van den omslag beoogen. Hij zou misschieu nog voor
eigen aaugifte zijn indien op ondeugdelijke aangifte fetraf kon
worden gesteld. Wel is ia der tijd in do verordening op de in
vordering dezer belasting naar zoo iets van eene wettelijke strafbe
paling van dien aard verwezenmaar 't geschiedde tegen spr.'s
zin, daar hij destijds herhaaldelijk er voor waarschuwde, dat
dergelijke wettelijke bepaling niet bestond en dan het voorschrift
der verordening eene doode letter zou blijken te zijn, gelijk dan
ook inderdaad het geval is geweest.
Van burgem. en weth. zeiven wordt voortdurend vernomen,
hoe onaangenaam moeijelijk en tijdroovend de klassificatie voor
hun collegie is. Het komt spr. voor, dat dit ook wel als een
krachtig argument tegen het onderwerpelijk stelsel kan gelden.
Maar om hiermede te eindigen zegt spr.dat stelsel heeft voor
al het groote bezwaardat men de ingezetenen dikwijls tot leu
genaars maakt. Het meerendeel van hen die in dat geval ver
keerden, hebben later dan ook steeds geweigerd eigen aangifte
te doen ei\ aan burgemeester en wethouders den aanslag over
gelaten.
De heer Brunger wenscht de door hem uit te brengen stem
vóór het voorstel der commissie te motiveren. Door den heer
Duparczegt hijis zoo even gezegddat velen door de door
burgemeester en wethouders gedane verhooging hunner aaDgifte
onaangenaam zijn gestemd ook hij is van dit gevoelen. Gaarne
steunt spr. op eerlijkheidmaar te veel wil hij daar niet op steu
nen. Als voorbeelddat burgemeester en wethouders te veel op
de eerlijkheid der aangevers steunendedikwijls zijn misleid
haalt hij het volgende voorbeeld aan Spr. heeft een geaeht in
gezeten gekenddie belangrijk gefortuneerd waseen man, zeer
bedaard maar tevens goed gezeten. Deze man ontzag zich niet,
om bij de invoering van den hoofdelijken omslag zich aan te.'ge-
ven naar een inkomen van 600800. Hij werd door burge
meester en wethouders om die lage aangifte overgeroepen en ook
de raad zag er geen bezwaar inhem nu en dan te verhoogen.
Men sloeg hem al hooger en hooger aan, tot dat men hem zoo suc-
cessivelijk naar een inkomen van 14,000 had aangeslagen. Op dit
standpunt is de man gestorven en tengevolge daarvan zijn kapi
taal naar eene andere gemeente verwandeld. In die andere ge
meente heeft men dat kapitaal ook in de belasting doen deelen,
doch niet, als renderende een jaarlijksch inkomen van 14,000,
maar eene somgeen cent meer of minderdan 32,000.
De eigenaar van bedoeld kapitaal is echter tengevolge van dien
aanslag bij gedeputeerde staten in beroep gekomenwelke
daarop besloten hebben hem op f 27,000 terug te brengen.
Wat, zegt spr., had diezelfde eenvoudige man dus burge
meester en wethouders en den raad ingepakt en hoeveel was hij
niet te laag aangeslagen.
Spr. is dan ook van oordeeldat bij het bestaan van he4 twee
ledig stelsel het kohier zoodanige gebreken zullen blijven aan
kleven.
De Voorzitter zegt, dat hij, ofschoon geen lid der verga
dering zijndeeen paar woorden in het midden wil breugen.
Hij vertrouwt, dat de raad er prijs op zal stellen in dezen ook
zijne zienswijze te kennen vooralomdat hij voorzitter is van
het dagelijks bestuur dat met de zamenstelling van het in be
raadslaging zijnde kohier, belast is.
Een indrukkingzegt spr.is er in deze vergadering gebezigd,
die hem zeer gepast voorkomtnl. dezedat voor den hoofde
lijken omslag in rekening moeten worden gebragtde dingen
die men tiet en die men niet ziet. Zoo is het werkelijk. Hij hoopt,
dat de commissie van rapporteurs 't hem ten goede zal houden
als hij beweert, dat burgemeester en wethouders in dezen zien,
wat zij niet ziet. Spr. gelooft, dat men het geheele beloop der