Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Augustus 1875.
96
de hoop koesterenvan een volgend jaar goade winsten te lul
len maken. Ook het omgekeerde kan plaats vinden. Wie beter
dan de handelaar zelf zal het kunnen beoordeelennaar welke
klasse hij behoort te worden aangeslagen. Verder wil spr. nog
opmerkendat eigen aangifte is weersprokenomdat numbij
verhooging, den belastingschuldige tot een leugenaar maakt. Dit
zegt hij werd vroeger wel eens beweerd. Misschien gaf de in
houd van het overroepingsbillet daartoe onwillekeurig eenigen
grondmaar bij de tegenwoordige inrigtiDg dier billetten is dit
niet het gevalde ingezetenen worden uitgenoodigd om inlichtin
gen te verstrekkentot eene juiste beoordeeling hunner rang
schikking.
Spr. wil ook nog terug komen op het door den heer Brunger
aangehaalde voorbeeld. Ook hij weetdat de door dat lid aan
gehaalde persoon zich primitief naar een zeer laag cijfer heeft
aangegevenmaar meent zich tevens te herinnerendat toen
die eenvoudige man omtrent zijne aangifte voor burgemeester
en wethouders werd geroepen, hij de bekentenis deed, dat hij
de berekening van zijn inkomen had gemaakt naar hetgeen hij
voor zijn huishouding noodig was. Van dat denkbeeld, zegt
spr.werd de man spoedig door het collegie teruggebragtmaar
toen rees de vraag naar welk inkomen moet hij dan aangesla-
ten worden. Daarom wees men hem op het bezit van eigen
ommen en deed hem begrijpendat de vruchten welke die
eigendommen afwierpenzijn inkomen uitmaaktenen dat dit
inkomen voor de belasting moet worden aangegeven. Spr. wil
niet bewerendat daarna de persoon steeds eene goede plaats
op het kohier heeft bekdYnen maar wijst er opdat vroeger
de eigendommen belangrijk minder afwierpen dan thans en dat
de mandie voor het collegie van burgemeester en wethouders
was geroepen om zijoe te lage aangiftevan daar ging met de
bepaalde overtuiging, dat hij niet mishandeld werd. Spr. meent
hieruit de gevolgtrekking te mogen makendat het hooren geen
verwerpelijken grondslag is.
De heer Suringar zegtdat hij het woord heeft gevraagd
om rekenschap te geven van de stem die hij zal uitbrengen
maar dat hij om de discussiën niet nog langer te rekkenkort
zal zijn. Vooraf wenscht hij hulde te brengen aan de commissie
van rapporteursdie de zaak in questie van twee kanten heeft
bezien on in 't licht gestelddoch daarna partij heeft getrok
ken voor ambtshalve aanslag. Spr. kan daarin echter niet méé
gaan zoo lang hij niet weet, op welke wijze dat stelsel in toe
passing zal worden gebragt. Hij maakt zich echter van de re
sultaten geene illasiën en gelooft zelfs dat men bij aanneming
van het door de commissie van rapporteurs voorgesteld beginsel,
nog aan dezelfde onzekerheid zal bloot staan als nu. De rede
nen van burgemeester en wethouders beletten ook hem, om aan
punt a zijne stem te geven. Men heeft bij het tegenwoordig stel
sel de belasting op het inkomeneene belasting op de eerlijk
heid genoemdmaarzegt spr.is niet elke belasting die voor
ontduiking vatbaar isen welke is dat niet eene belasting op
de eerlijkheid? Spr. herhaalt, dat hij zijne stem niet aan het
voorstel zal gevenalleen om de onzekerheid der uitvoering van
het daarbij gehuldigd beginsel.
De heer Wiersma, ofschoon de discussie niet willende rek
ken, acht zich toch verpligt rekenschap te geven, waarom hij
zijne stem vóór het voorstel van rapporteurs zal uitbrengen.
Kortheidshalve kan hij zich refereeren aan de gronden door de
commissie aangevoerd. Slechts op één punt wil hij nog terug
komenn. 1. op het beweerde aangaande vermeerdering van de
hatelijkheid der belasting. Spr. gelooft, dat, het minder hate
lijk isiemand zonder opgave te klassificerendan na overroe-
ping. 't Moge waar zijn zegt spr.wat de heer Bloembergen
heeft beweerdn. 1. dat enkelen door overroeping tot andere
gedachten zijn gebragthij voor zich gelooft tochdat dit slechts I
met enkelen het geval is en verreweg het meerendeel onaange
naam gestemd van het collegie heen gaat.
In de 2e plaats merkt spr. op dat door de heeren Rengers en
Suringar z. i. een onjnist standpunt is ingenomen. De commissie
wenscht volstrekt niet als eenige grondslag te hebben het inko
men van het voorgaande jaar. Zij wil van den tot nu toe
bestaanden grondslag der klassificatie alleen afscheiden en weg
nemen de eigen aangifte als middel om tot eene klassificatie te
geraken.
De klassificatie zegt spr. heeft hare grondslagen in de over
tuiging van de leden van het dagelijksch bestuurwelke geves
tigd kan worden door alle middelenb. v. uiterlijken staat, huis
huur vertering enz.allen grondslagen. Spr. zou geen nieuwen
toestand willen scheppenware het dat de oude voldoende was.
Hij gelooft echterdat de ervaring heeft geleerddat men de
tegenwoordige gegevens uit eigen aangifte voortspruitende wel
kan missenen de inlichtingen door de belastingschuldigen ge
geven kan men nu benuttigen.
De heer dö With zegt, dat hij in 1866 zich vóór eigen aan
gifte heeft verklaard, doch later, als lid van het dagelijksch
bestuur in de gelegenheid is geweest, daarover een juister oor
deel te vellen. Toen toch is het hem gebleken, dat particulieren
werden overgeroependat burgemeester en wethouders geen
reden hadden om aan de redenen die voor lage aanslag werden
aangevoerd te twijfelen, doch dat niettegenstaande dat, de raad
toch tot verhooging van de aanslagen overging en de betrokken
personen ook in die verhooging berustten.
Het hooren van belastingschuldigen heeft hem dientengevolge
veeltijds een verkeerde indruk gegeven.
De billetten waarop uitgetrokken is ieders aanslag zullen spoe
diger bij klassificatie aan betrokken personen toegezonden
kunnen wordenen daar het voor velen gemakkelijker is over
veel tijd dan in eens te betalenzal spr. zich verklaren voor
klassificatie door burgemeester en wethouders.
De heer Bruinsma wil den heer Dirks omtrent de lafe op
haling der billetten opmerkendat in de tegenwoordige veror
dening is bepaald, dat den 15 Januarij de billetten worden ver
zonden en vóór den 25e dier maand beantwoord moeten zijn,
terwijl dadelijk na de ophaling derzelve, met de opmaking van
het kohier wordt aangevangen.
Omtrent het te berde gebragte punt van fiscaliteitbeweert
spr.dat deze grooter zal zijn bij indiening van een reclame dan
bij verhoor voor burgemeester en wethouders. Verder wijst hij
er opdat door overroeping dikwijls zaken aan het licht komen,
waarop door burgemeester en wethouders niet konde worden
gerekendzoo als b. v. inschrijvingen van hypotheken enz. Spr.
is van oordeeldat men bij quotisatie die gegevens niet zal er
langen dewijl zoowel de hoogere als lagere standen die mees
tentijds verzwijgen. Door overroeping wordt men dikswijls zoo
iets gewaar, maar spr. betwijfelt of dit wel bij aanneming van
het nieuw systeem zal gebeuren.
Hierna wordt punt a van het door rapporteurs gedaan voor
stel in stemming gebragt en met 10 tegen 8 stemmen aangeno
men. Tegen stemden de heeren BruinsmaDirksPlantenga
Suringar, WijbrandiRengers, Bloembergen en Kuipers.
Wegens het vergevorderd uur stelt de voorzitter voor de ver
dere behandeling van het aan de orde zijnde voorstel van rap
porteurs uit te stellen en deze te doen plaats hebben in eene
op 1 September te houden vergadering.
De raad zich met dit voorstel vereenigendewordt de verga
dering door den voorzitter gesloten. -
WH.V
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van 2 September 1875.
97
Vergadering van Donderdag 2 September 1875.
Aanwezig 12 leden.
Afwezig de heeren Suringar, Plantenga eB Buma met, en de,
heeren de With, Oosterhoff, Hommes, van Valkenburg en Wij
brandi zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer mr. J. Bieruma Costing.
I. De notulen van de op 26 Augustus j 1. gehouden vergade
ring worden gelezen en goedgekeurd.
II. Bij moede van den heer Duparc wordt namens de betrok
ken raadscommissie rapport uitgebragt omtrent het door haar
gedaan onderzoek van den door het nieuw benqemd raadslid
den heer mr. P. D. Kymmellingezonden geloofsbrief cn verdere
bescheiden.
Nadat op voorstel des voorzitterstot dadelijke behandeling
van dit rapport is overgegaan, wordt overeenkomstig de'conclu
sie daarvan beslotenden door den heer Kymmell ingezonden
geloofsbrief goed te keuren en genoemden heer als raadslid toe
te laten.
III. Wordt ter tafel gebragt
a. een voorstel van burgemeester en wethouders tot het toe
kennen eener buitengewone belooning aan dr. A. Frijda, als
erkenuing van zijne diensten ter zake de behandeling van lijders
can besmettelijke ziekten.
Ter visie gelegd om ia eene volgende vergadering te worden
behandeld
b. een voordragt tot benoeming van eeu hulponderwijzer der
8e klasse aan de gemeenteschool no. 4
c. alsvoren tot benoeming van eeu hulponderwijzer der 3e klasse
aan de gemeenteschool no. 7.
Deze voordragtin zijn ter visie g-Jegd, om in eene volgende
vergadering tot benoeming over te gaan
d. de begrooting van inkomsten en uitgaven voor het stads
ziekenhuis, dieust 1876.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de
heeren BruDger, Duparc en Telting.
IV. Wordt der vergadering mededeeliug gedaandat door
Z. Exc, den minister van biunenlandsche zaken is goedgekeurd
'h raads besluit van 12 Augustus j.l.no. 5, bepalende de be
zoldiging eener leerares ia den zang aan do school van middel
baar onderwijs voor meisjes op ƒ400.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe-
pingbrief aaugebragte punten.
1. Rapport eener raadscommissie over de begroeting van de kosten
der schutterijdienst 1876.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten
de door den schuttersraad ingezonden begrooting der dienstdoende
schutterij voor 1876, goed te keuren en vast te stellen, behou
dens navolgende wijzigingen
a. post 3 der ontvangsten (toelage uit de gemeentekas) uitge
trokken tot een bedrag van J 4126 te verminderen met 40 en
uit te trekken op j 8986
b. post 8 der uitgaven (traktement van den luitenant kwartier
meester) uitgetrokken tot een bedrag van 240 insgelijks te
verminderen met 40 en mitsdien uit te trekken op ƒ200.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der veror
dening regelende de inrijting van het personeel der politie.
Burgemeester en wethouders stelleu voorMde volgende wijzi-
//giug aan te bresgen in de verordening regelende de inrigting
j/van het personeel der politie in de gemeente Leeuwarden, vast
gesteld den 13 Februarij 1873
//art. 1 te lezen als volgt
//Tot handhaving vaa de openbare orde in deze gemeente zoo-
z/wel bij dag als bij nacht worden aangesteld
2 inspecteurs van politie1 inspecteur van politie (titulair)
wen verder hetgeen in gemeld art. volgt;
Bijvoeossl, beuoorende bij de Leeuwarder Courant.
«art. 2.
z/de jaarwedden van deze beambten zijn voor
z/de icspecteurs van politie ieder 900
z/deu inspecteur van politie (titulair) 450."
De heer Jongsma wenscht koit zijn stem, die hij tegen het
door burgemeester en wethouders gedaan voorstel zal uitbrengen,
te motiveren. Hij erkentdat de wenschelijkheid der zaak genoeg
zaam uit het voorstel en uit de daarbij gevoegde missive van
den commissaris van politie blijktmaar op het standpuntwaarop
spr. zich bevindt, gaat hij ongaarne tot vermeerdering van het
getal ambtenaren over, zonder gebleken volstrekte noodzakelijkheid.
Spr. brengt in herinnering de besluiten van 23 October 1878
en 8 October 1874 en wijst er op hoe in Januarij 1874 door
de nieuwe ambtenaren een verzoek is ingediend, om verhooging
van traktement. Hier wil men eeu ambtenaar creëeren op eene
bezoldiging van f 450 eerie som, die naar zijne meening spoedig
aanleiding zal geven tot een verzoek om verhooging. Op dien
grond verklaart spr. zich tegen het voorstel.
Den heer van Slotei'dijck komt de wenschelijkheid van de
aanstelling van den iu dezen bedoelden ambtenaarevenals den
commissaris van politieniet twijfelachtig voor. Toch wil spr.
opmerkendat men bij aanneming van het voorsteleene positie
gaat scheppendie z. i. tot moeijelijkheden en verwarring aaa-
leiaing zat kunnen geven. Ia de le plaals rijst bij hern de vraag,
wie zal den nieuwen ambtenaar aanstellen Hij is inspecteur
vau politie (titulair), wordt als zoodanig gebezigd, maar teven»
is hij klerk bij het openbaar ministerie vaa het kaatongeregt en
doet ook als zoodanig dienst. Zal hijevenals du tegenwoordige
titularis, omdat hij klerk bij het openbaar ministerie is, aanstel
ling van den commissaris van politie ontvangen of zal hij, omdat
hij ook inspecteur van politie is, door den burgemeester worden
aangesteld Deze dubbelheid van betrekking zal naar sprs. meaning
aanleiding tot moeijelijkheden geven. Zal men b. v. zegt hij
den aangestelden ambtenaar, wanneer hij niet mogt voldoen als
klerk voor het opeabaar ministerie van het kantongeregt en hij
als zoodanig wordt ontslagenhem ook tevens ontslaan u'.t zijne
functie als inspecteur vau politie?
In de 2e plaats rijst bij spr. eengi vraagde finantiën betref
fende. Naar hij meeut te weten, wordt de tegenwoordige klerk
bij het openbaar ministerie gesalarieerd uit het fonds //bureau
kosten der politie" waarvoor eene som van 400 op de begroo
ting is uitgetrokken zal, vraagt spr., een gedeelte van het trak
tement vaa den nieuwen ambtenaarook uit dat fonds worden
gehoed Uit den brief vau den commissaris van politie meent
hij te mogen afleiden dat dit wel het geval isalthans zegt
hij daarin is sprake, dat de benoeming van den inspecteur
vau politie aan de gemeente zooveel meer zal kosten, ergo meent
hij te mogen veronderstellendat een gedeelte van het trak
tement zal worden gevonden uit het fonds //bureaukosten der
politie en een gedeelte als traktement zal worden uitgetrokken,
't Zal spr. aangenaam zijn ten dezen eenige inlichtingen te ont
vangen. Verder herhaalt hij dat hij volstrekt niet tegen de zaak
zelvs ismaar dat hij de door hem geopperde punten van ge
noegzaam gewigt heeft geachtom ze onder de aandacht te
brengen en te doen overwegen of de aanstelling van den nieu
wen ambtenaar ook op bezwaren zal stuiten.
De Voorzitter wil trachten omtrent de geopperde bezwaren,
de noodige inlichting te geven.
In de lo plaats, zegt hij, is de vraag gedaan, wie zal den
aan te stellen inspecteur vau politie (titulair) benoemen? 8pr.
dunkt dat de gemeentewet op deze vraag een voldoend autwoord
geeft. Da in dezen bedoelde ambtenaar was vroeger niet politie,
maar een individu, geheel bestemd voor het verrigten van schrijf
werk. Wel kon hij misschien het publiek iu politiezaken tot
eenige inlichting dienenmaar handelend als politic-ambtenaar
optredenkon hij niet. Het denkbeeld is nu echter bij den com
missaris van politie opgekomenomdaar de tegenwoordige
30