I I ril I 100 Verelag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van 2 September 1S75. IfH I' als ook ia de thans cog bestaande, misschien hoogstens een 50 0/0 ▼an hen zijn of zullen worden aangeslagen die in de termen der eerste klasse zouden moeten gerangschikt worden. Meer dan eens met werkgevers of arbeiders sprekendeis het hem gebleken, dat dit wel degelijk het geval is. En w at, vraagt spr.is eeue verordening die in de praktijk onuitvoerbaar is Evenmin als met het voorstel van rapporteurs zou hij zich dus op dit oogenblik kuDnen rcreenigen met dat van burgemeester en wethouders, daar hij gaarne, afdoende werkende, het mini mum bedrag voor de belastbaarheid zag gesteld op ƒ451, nog liever op 501, maar dat dan ook van wege het bestuur met kracht werd gewerkt en alle mogelijke middelen werden aangegrepen, om hen op te sporen en aan te slaandie in de termen der be lasting zouden vallen. Het zou spr. niet verwonderen dat men alsdan ook bij de klassificatie, medewerking der werkgevers zou ontvaDgen, b. v. door het verstrekken van opgaven der personen, die door hunne verdienst in de termen van belastbaarheid vallen. Punt bzooals het is geamendeerd, wordt hierop in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegrn 3 stemmen. Tegen stem den de heeren JongsmaBloembergen en Kuipers. Punt c aan de orde gesteld zijnde, verklaart de heer Attöma, dat ook het daarop ingediend amendement door de commissie van rapporteurs wordt overgenomen. Heeft spr. de portee van het amendement goed gevatdan is de strekkingom te voor komen dat men niet te v6el aan de letter zal blijven hangen. Men wil, zegt hij, dat .dit punt niet alleen zal slaau ep huur ders vaa woningenmaar ook op gebruikers en eigenaars en in dat opzigtkan do commissie zeer goed meegaan. De heer van Slotordijck zegt, dat hij niet kan ontkennen, dat het hem verwonderd heeft, dat de commissie van rapporteurs ook dit amendement zoo voetstoots heeft overgenomen. Zijns in ziens toch bestaat er tusschen het voorstel en het daarop inge diend amendement nog al eenig verschil. Wel is er beweerd dat men maar eene verandering met eigen woorden bedoelde eene verbetering van redactiemaar danzegt spr.zouden rapporteurs ook do woorden«eigenaars en gebruikers" van woningen in hun voorstel hebben moeten noemen. Hij is van meoning, dat het gebruik eener woniügdie eene bepaalde som huur kan doennog niet het bewijs isdat men zoo veel kan verwonen. Het geval is immers denkbaar, dat men om niet of wel tegen eene zeer geriDge schadevergoeding eene woning in gebruik heelt. Men heeft hier niet te doen met een r^rirttttoboiasliogmaar met eene belasting op het inkomen. Het is dus de vraag, of het inkomen, dat men heeft, toelaat den aftrek van zekere som voor huur, maar niet, hoeveel inkomen men kan worden gerekend te hebben Daar rato van de huur welke voor eene woning, die men ingebruik beeft, 2ou kunnen worden betaald. In de 2e plaats acht spr. de aanneming van het amendement minder raadzaamomdat daardoor een vermoeden in de plaats treedt van eeo bepaald feitiets positiefs wordt vervangen door iets twijfelachtigs. Spr. erkent gaarnedat het moeijelijk is om tot de kennis te geraken van het feitdat die en die woning 1.50 huur doet of kan doen, maar hij merkt tevens op, dat men toch wel, hetzij door inlichting, hetzij op andere wijze, tot die wetenschap zal kunnen komen. Dan heeft mea toch altijd een positief feit, waarop zich de vermoedens omtrent de belastbaar- neid gronden maar zegt spr. men heeft dit niet bij aanneming van 't amendement. Dit toch luidtdat ingeval het gemeentebestuur niet uit andere bekende omstandigheden kan afleidenof Umand in de termen van belastbaarheid valt, als wettelijk vermoeden daarvoor zal geldëndat hij als eigenaar huurder of gebruiker eene woning heeft, waarvan de huurwaarde op minstens 1.50 per week kan §esteld worden. Men bedoelt hier dus de werkelijke huurwaarde er pandenmaar niet den betaald wordenden huur. Er staat zegt spr. kan gesteld worden en niet w gesteld. Mcq wil dus hierop een vermoeden doen steunen hot vermoeden van al of niet belastbaarheid. Hij kan niet inzien, dat door het amende ment het primitief voorstel is verbeterdhet goede van het laatste is door het eerste niet meerder geworden spr. zal zich daarom niet bij het voorstelzooals het nu gedaan iskunnen neder leggen. De heer Rengers zegt, dat hij tot dusver niet in de ge legenheid is geweest, het door hem voorgedragen amendement genoegzaam toe te lichten. De bereidwilligheid van rapporteurs om zijne redactie over te nemen deed hem die toelichting trou wens minder noodig achten. Nu er echter bezwaren tegen het amendement rijzen wil spr. daaromtrent een woord in het mid den breDgen. Hij merkt den heer v. Sloterdijck opdat het nog in zijne bedoeling, nog in die der commissie van rapporteurs ligt, om het voorgestelde woord «wettelijk vermoeden" de uit gebreide bete^kenis te geven, die het in ons burgerlijk regt bezit. Ia de le plaats zegt spr. heeft de heer van Sloterdijck tegen het amendement, om dat hij daarin eene min of meer gevaar lijke uitbreiding van het voorstel van rapporteurs ziet. Die spre ker wil niet het gebruik van eene woning, in verband met an dere omstandigheden bij de beoordeeling vaa belastbaarheid in aanmerking hebben genomen, maar enkel de werkelijke huur, die voor dat gebruik wordt betaald. Hier geldt hetzegt spr. eene presumptio juris, welke voor tegen bewijs vatbaar is. Men mag in den regel aannemen dat hij die eene woüing bewoont wier huurwaarde 1.50 per week bedraagt, ren jaariijksch inkomen van minstens f 351 heeft. Kan echter de be trokken persoon uit andere omstandigheden bewijzen dat inko men niet te bezittendan wordt hij niet in de belastiög aange slagen. Men zal in dezen ook andere omstandigheden dienen te raadplegen. Vroeg men alléén zooals de heer van Sloterdijck schijnt te willennaar de huur welke inderdaad betaald wordt dan zoude men tot onbillijkheden komen en zouden b. v. de proveniers van het St. Anthony gasthuis, waaronder verscheidene die zeer wel in deze belasting kunnen deelen geheel moeten vrijge steld worden. Omgekeerd zouden b. v. brugwachters, wier wonin gen in den regel eene hoogere huurwaarde dan van 1.50 be zitten indien men enkel op die waarde lette te hoog worden aaugeslagen. Hij blijft daarom in opvatting van het amende ment met den heer r. Sloterdijck verschillen en dringt bij de vergadering aan om behoudens regt van tegenbewijs de huur die eene woning kan opbrengenals grondslag voor de belast baarheid in aanmerking te nemen. In de 2e plaats, zegt spr. achtte de heer v. Sloterdijck het amendement minder wenschelijkomdat daardoor een vermoe den in de' plaats van een feit werd gesteld. Dat lid erkende echter zelf, dat de kennis van dit feit, bezwaarlijk is te ver krijgen. Spr. wijst er opdat die keunis dikwijls slechts door middel van twee personen is te verkrijgenn 1. door den huur der en den verhuurder, en dat burgemeester en wethouders geene middelen hebbea, ora deze personen tot openbaring van het quantum der huar te dwiBgen. Hetzij meu derhalve het oorspronkelijke voorstel der commissieof zijn amendement aan- nemespr. beweertdat men steeds van een vermoeden moet uitgaanmaar een vermoedendat op zoodanige uiterlijke om- standighedén steunt dat het veilig al» grondslag van belastbaar heid kan worden aangenomen; m. a. w.dat de eerlijke niet betaalt ten bato van den minder eerlijke. Bij aanneming van het voorstel heeft men een zeker criterium hetwelk in de meeste gevallen zal blijken zeer juist te zijn. Voor de mogelijkheid van onjuistheid wil spr. het regt van tegenbewijs behoudeü. Hij ziet in de aannemiDg van het voorgestelde geen gevaar voor het begaan van onbillijkheden. De heer v. Slotordijck zegt, dat hij door het gesprokene van den vorigen spr. niet van dwaling is overtuigd. Dat lid zegt spr. heeft vooral bestredende aanhaling alleen van het woord huurder en de wenschelijkheid betoogd om ook te spre Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 2 September 1875. 101 ken van eigenaars en gebruikers van woningen. Hier tegen wil spr. nu niet opkomen. Alleen wil hij opmerkendat hij meent dat èn in het voorstel èn in het daarop ingediend amendement het woord wettelijk voorkomt. Er staat zegt hijwettelijk ver moeden. Waartoe dat woord wettelijk? Wenscht men de ge legenheid voor tegenbewijs open te stellendan dunkt hem zal men dat woord moeten schrappen. In de 2e plaats wil spr. opmerken, dat de bewering alsof men altijd zijn toevlugt tot een vermoeden zou moeten nemen aan gezien het moeijelijk is een positief quantum der huur te ver krijgen z. i. niet opgaat. In het primitief voorstel wees men immers op het feit der werkelijk betaald wordende huur. Wel erkent hij, dat het moeijelijk is, om tot de wetenschap van het bedrag der huur te geraken maar toch kornt het hem voor dat men daarom niet iets twijfelachtigs voor een feit in de plaats moet stellen. De commissie zegt spr. wilde primitief het wet telijk vermoeden voor de belastbaarheid doen gronden op het feit, dat er werkelijk 1.50 huur per week werd betaald. Hij zal zich dus bij het voorstelzooals het is geamendeerdniet kunnen nederleggen. De heer Rengors had het aangevoerde door den vorigen spr. slechts ten deele beantwoord. Nu komt het hem voor, dat het hoofdbezwaar voornamelijk is gelegen in het woord wettelijk. Dat woord heeft hij niet zoo naauwgezet overwogenmaar voet stoots van de oommissie overgenomen. Het ligt niet in zijne be doelingevenmin als nasfr hij meent in die van rapporteursom tegenbewijs »d dezen uit te sluiten en zegt spr. wil men daarom het woord wettelijk roijeren hij zal er zich bij nederleggen. In de 2e plaats merkt spr. opdat het bedoeld wettelijk ver moeden niet berust weer op een vermoeden maar op een feit doch op een ander feit dan rapporteurs bedoelen. Die hebben het feit, dat er bepaald I SO huur per week moet betaald wor den om door de belasting te worden getroffen. Duszegt spr. wordt daar geconstateerd dat de eigenaars van woniDgendie geen huur betalen niet onder het bereik der verordening zijn. Hij wil echter alp basis voor den aauslag in de belasting gesteld hebben, het feit, dat de woning, die wordt bewoond f 1.50 huur kan doendat deskundigen die huurwaarde aan de betrokken panden toekennen. Hier heeft men dus wel degelijk een feit ten grondslag n 1. taxatie der huurwaarde door deskundigen. De heer Attema heeft het woord gevraagdom eenvoudig mede te deelen dat de commissie van rapporteurs niet zoo be paald de juridieke betetkenis van de woorden wettelijk vermoeden heeft overwogen, en zij daaraan niet die beteekenis heeft willen hechtenals bij het burgerlijk wetboek is geschied. Integendeel de commissie heeft bedoeld een vermoeden waartegen bewijs zou zijn toegelaten. yet is bekeodsdat het moeijelijk is te beoordeelen wie van hendie als het waie op den kant staan om te vallen in dc belasting moeten worden aangeslagen. Dikwijls is op het raoei- jelijke hiervan gewezen. Daarom zegt spr. heeft men getracht eeu zeker vermoeden te vinden, dat aan dien. toestand een einde kon maken. De huurwaarde der woning van den belastingschul dige wil men als maatstaf voor de belastbaarheid in aanmerking nemen. Spr. vraagt of dit niet een goede meatstaf is, en of niet dikwijls naar de netheid grootte en inrigting der woning ia af te leiden de draagkracht der bewoners? Verder, zegt hij springt het in het oog dat men bij het stellen van dit punt be paaldelijk het oog had geslagen op de arbeiders, die voor verre weg het meerendeel huur betalen. Men heeft gezegdbetaalt iemand ƒ1.50 huur per week, dan moet hij geacht worden ook belasting te kunnen betalen, maar betaalt hij minder, dan moet hij van de belasting vrijgesteld worden tenzij het bestuur van elders weet, dat hij in de termen van belastbaarheid valt. Spr. erkent, dat men bij de beoordeeling der huurwaarde steeds op ccn vermoeden moet afgaan cn dat het geval zich kan voordo n dat iemand beter woont, dan wel zijne liuauciën toelaten. Maar, zoo vervolgt hijrekent de aangeslagene zijnen aanslag onregt- matighet staat hem vrij zulks aan te toonen. De commissie heeft gemeend in de huurwaarde der woningen een deugdelijk vermoeden te kunnen viodenvoor de draagkracht der belas tingschuldigen. Dat vermoeden zegt spr. berust dan op een feit. Betaalt iemand ƒ1.50 of meer huur voor zijne woning, dan is dit een genoegzame groad om te veronderstellen dat hij in do termen van belastbaarheid valt. Neemt mea in dezca niet iets ten grondslag dan zegt spr. zal men telken jare op dezelfde moeijelijkheden stuiten. De Voorzitter vraagt hiernaof het in de bedoeling der voorstellers ligt, om het woord «wettelijk" te doen vervallen. Op deze vraag wordt door den heer Attoma in bevestigen den zin geantwoord. De heer Bruinsma beschouwt het bij sub e voorgesteldo n.l. het in aanmerking brengen der huurwaarde voor de btoor- deeling van belastbaarheid, a!s eene leiddraad voor burgemees ter en wethouders, 't Zalzegt spr. niet kunnen opgaan dat het collegie zich daaraan strikt houdt, daar hij wel arbeiders kent, die eene woning bewonen die slechts 1.25 huur per week doet, maar die toch zeer goed iets in de belasting kunnen bijdragen. Ook in omgekeerden zin kan hij voorbedde,n aaohab n. Zoo heeft hij nog eenige kamers onder zijr.e administratie die 1.50 huur per week zouden kunnen doen maar wier bewoners toch biet in staat zijn tot betaling van belasting. Men heeft in de huurwaarde wol eene soort van criterium maar niet een criteriumwaarop men geheel kan afgaau. Hij althans zeu niet gaarne zien dat het betab n vad eene weke- lijksche huur van ƒ1.50 in alle gevallen nis reden zou strekken ora iemand in de belasting aan te slaan. De heer Attema meentdat door den vorigen spr. een groot gedeelte van punt c is over het hoofd gezien. Er staatzegt spr.«wanneer het gemeentebestuur niet uit andere bekende omstan digheden kan ofleiden of iemand in de termen van belastbaarheid valt." Zoodra dus het gemeentebestuur uit andere omstnodighe- den weet, dat iemand in de termen van belastbaarheid valt, dan, zegt spr.zal men zijn toevlugt niet tot de huurwaarde behoeven te nemen. Het bij het in behandeling zijnde punt voorgestelde specteert alleen de gevallenwaar het bestuur niet uit andere gegeveDS de noodige inlichtingen heeft kunnen bekomen. Alleen dan wil hij het vermoeden omtrent de huurwaarde in toepassing brengen acht de betrokken persoon zich met zijnen aauslag be zwaard dan zal hem nog altijd de gelegenheid open staanom de gegrondheid van zijn bezwaar aan te tooDen. Men zal hem dan nog altijd kunnen schrappen. Naar het spr. voorkomt, heeft de heer Bruiosma uit het oog verloren dat er in het voorstel staatvoor zoov el het gemisntebeituur niet uit andere bekende omstandig- heden kan ojliiden of iemand in de termen van belastbaarheid vait. Hierna wordt het geamendeerd punt c luidende.«datingeval «het gemeentebestuur niet uit andere bekende omstandigheden k*n «afleiden, of iemand valt ia de termen van belastbaarheid, als «vermoeden daarvoor zal gelden dat hij als eigenaarhuurder «of gebruiker, eeue woning heeft, waarvan de werkelijke huur- «waarde op minstens ƒ1 50 per week kan worden gesteld," in stemming gebragt en met 12 tegen 1 stem aangenomen. De heer van Sloterdijck stemde tegen. Punt i 'er conclusie van rapporteurs aan de orde gesteld zijnde, zegt de heer Rengersdat hij het daarop door hem voorge stelde amendement met een onkel woord wil toelichten en de reden wil opgeven waarom daarin geene cijfers ziju opgenomen. Alvorens echter to beginnen wil hij omtrent d8 bij punt b door den lieer Kuipers gedane vragen iets in het midden brengen. Is hij niet vroeger daartoe overgegaandan wr-,8 het niet uit gebrek aan heuschheid. De heer Rengers acht het begiii3cl van een pro gressieve aftrek aan te bevelen doch ziet in dc schaal door do commissie ontworpen praetische bezwarendie iiij wil aanduiden. .aém .JéapJ

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 3