118 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 October 1875. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders ter zake ondcrhandsche verhuring van het gebouw „de Harlingeratalall bergplaats van pe troleum. De conclusie van het voorstel strekkende om aan J. Ree rink Dzn.koopman alhiervoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde statenonderhands voor den tijd van eén jaar, in te gaan 12 November 1875 in huur af te staan het gebouw „de Harlingerstal" gekwoteerd letter P no. 38 ten ka daster bekend in sectie D no. 262 tegen betaling van eene huur- som van ƒ140 en restitutie der kosten van verzekering van het gebouw tegen brandschade en verder op de voorwaarden om schreven in de tegenwoordige overeenkomst dd. 9 September 1874 wordt zonder hoofdelijke stemming met algemeene stem men aangenomen. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandnch*, ver pachting der opkomsten van den tolgeheven wordende aan gabel no. 2 op den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum. Het voorstel luidt omin vereeniging met en onder medewer king van het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel voorbehou dens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten van Friesland met ingang van den 12 Mei 1876 voor den tijd vaa drie jaren, aan Jan Sijmens van der Weij tolpachter onder Stiensonder hands te verpachten de opkomsten van den tol geheven wor dende aan gabel no. 2 op den kunstweg vaa Leeuwarden naar Hijum, tegen betaling eener jaarlijksche pachtsom van 1205 en voorts op de voorwaarden omschreven in het tegenwoordig pacht- contract dd. 2 Januari 1873. De heer Attöina kan zich met het voorstel wel vereenigen, doch wenscht terug te komen op eene zaakwaarover vroeger reeds in deze vergadering gehandeld isnamelijk op de vra%g of men niet met het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel eene over eenkomst kan treffen om den tolgeheven wordende aan gabel no. 1op te heffen. De onbillijkheid dat deze tol geheven wordt, zegt spr.wordt hoe langer hoe grooter naar mate er meer ge bouwen langs dat gedeelte van den wegdat tot de gemeente Leeuwarden behoort, tot stand komen. Hij geeft daarom aan het dagelijksch bestuur in overweging of geen onderhoud hier omtrent met Leeuwarderadeel mogelijk is. Wel deelt Leeuwar den voor 1/g en Leeuwarderadeel voor 2/g in de opkomsten van dezen tolmaar spr. vindt het in 't oog loopeüd hard voor die bewoners, die al van policiestraatverlichting enz., verstoken aijndat zij nog tol bovendien moeten betalenals zij van of naar hunne woningen per rijtuig circuleren. De heer Brungör is van oordeel dat de heer Attema zich vergist met den tol, daar hier de tol bij Stiens bedoeld wordt, waar J. 8. van der Weij woont; het geval waar de heer Attema op doelt heeft op dit voorstel geene betrekking. De heer Bruinsma zegt dat de beide vorige sprekers gelijk hebben want dat hier twee tolhekken besproken worden daar het voorstel er toe leidtom den tol bij gabel no. 1 publiek te verpachtenen de gabel no. 2waarop het geachte lid Attema doeltnu wordt voorgesteld onderhands te verpachten doch hij vermeent dat Leeuwarderadeel vau deze tolheffing niet zal kunnen afzien omdat het daarvan een groot inkomen geniet. Zonder verdere discussie wordt daarop het voorstel met alge meene stemmen aangenomen. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van L. Kniep- straom kwijtschelding van boetebeloopsn ter zake vernieuwing van de Aijttabrvg. De heer van Sloterdijck kan zich met het voorstel niet vereenigen. Tot het verleenen van kwijtschelding bestaat voor hem weer evenmin reden als bij vroegere gelegenheden. Door den adressant worden twee motieven voor zijn verzoek opgegevenen wel vooreerst de in Maart ingevallen vorst. D:t argument, zegt spr., wordt echter zoowel door den architect als door burgemeester en wethouders gepasseerd en teregtdaar de vorst op het bewerken van hout geen invloed kan hebben uitgeoefend. Het tweede motief is, dat het hout, dat door den aanLemer bestemd was voor het werk is afgekeurd. Maar dit argument gaat zijns inziens volstrekt niet op De aannemer, die slecht werk tracht te leveren beloopt natuurlijk boetewaar dit ontdekt wordten waar zou het heen wanneer hem in zulk geval kwijtschelding werd verleend. De opmerking door archi tect en burgemeester en wethouders gemaakt omtrent het gebrek van het hout en dat dit niet dan onder de bewerking ontdekt kon worden ziet hij niet voorbij maar vermeent datmet allen eerbied voor hun gevoelen dat argument hier niet mag worden aangemerkt als afdoendedaar die omstandigheid door den aan nemer zeiven niet wordt aangevoerd en deze daarvan stellig ge bruik zou hebben gemaaktals ze naar zijn oordeel iets betee- kende. Ofschoon dus door deze laatste beweringen van architect en burgemeester en wethouders de argumenten van den adressant worden versterktkan hij zich evenwel niet met het voorstel vereenigen. De Voorzitter merkt op dat hem het verzet van den vori- rigen spreker niet verwonderd heeftdaar hij dit wel had ver wacht. Op eene enkele uitdrukking wenscht spr. echter terug te komen. De heer van 81oterdijck doet het voorkomen alsof de aannemer getracht zoude hebben slecht hout te leverenen dit is volstrekt niet het geval. Het houtdat hier benoodigd was is te zwaar om geregeld in den haodel voor te komenhet moet in de Apeldoornsche bosschen opzettelijk worden geveld en wordt altijd verkocht met de risico voor den kooper. De aannemer heeft derhalve het eerste hout met groote schade ontvangen en daarop terstond nieuwe boomen besteldzoodat spr. vermeent dat de door burgemeester en wethouders voorgedragen® schade loosstellingin den vorm van kwijtschelding van boete, allezins billijk is. De conclusie van het voorstel om aan L. Kniepstraaannemer alhierkwijtschelding te verleenen van de boete ad 220 door hem beloopeu wegens 44 dagen te late oplevering van de wer ken ter vernieuwing van de Aijttabrugwordt daarop in stem ming gebragt en met 13 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Jongsma, Kijmmeliv. Sloterdijck en Wiersina. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming van een hulponderwijzer 2de klasse aan de gemeenteschool no. 9. Op de voordragt zijn geplaatst1. Johan Hendrik Barlage 2. Sijtze Beeksma en 8. 8ierk Weijcrallen hulponderwijzers der 3e klasse te Leeuwarden. Uit de gehnudene stemming blijktdat met algemeene stem men benoemd is Johan Hendrik Barlage. 6. Benoeming van drie leden der plaatselijke schoolcommissie. Uit de gehoudene stemming blijktdat benoemd zijn a wegens het aftreden van den heer dr. J. O. Ottema de heer jhr. mr. D. O. Engelen b. voor de vacature van den heer mr. J. D. Quintus de heer mr. J. D. Quintus c. tot achtste lid, ingevolge raadsbesluit dd. 10 JuDi 1875 no. 9 de heer C. KoniDg Aitmann leeraar aan de rijks hoogere burgerschool alhier. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders betrejfer.de ajstand van gemeentegrond voor een te stichten gebouw ten behoeve van de alhier op te rigten Harmonie. Het voorstel luidt //Burgemeester en wethouders te magtigen met de commissie z/voor eene op te rigten Harmonie alhier in onderhandeling te //treden over den afstand van -^j— 2236 centiare grondgelegen z/aan de oostelijke grens van den Prinsentuinen den daaraan z/grenzenden wandelweg, met het doel om daarop te stichten eene //zaal voor concertentooneelvertooningententoonstellingen enz. „voor 2000 personenbenevens de noodige localen voor een so- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 October 1875. 119 //cieteitsgebouwonder gehoudenheid om de voorwaarden van *overdragt en het grondplan nader aan de goedkeuring van z/den raad te onderwerpen." De heer Attema zal eenige bezwaren tegen het voorstel trach ten te ontwikkelen. De gevoelens over de al of niet noodzake lijkheid van de oprigting eener Harmonie loopen zeer uiteen maar in die kwestieals niet aan de ordezal hij zich niet ver diepen. Het betreft hier de vraag of de raad genegen is voor het voorgestelde doel terrein af te staan. Hij heeft daartegen groot bezwaar. Het komt spreker voor dat afstand van een ge deelte van den Prinsentuin noodwendig tot gevolg zal hebben, dat de Prinsentuin zich oplost in de Harmonie en hij ziet in de aanneming van dit voorstel den eersten stap daartoe. Het kan zijns inziens niet uitblijven of de exploitatie vau den Prinsen tuin overheerscht zal worden door degenen die de Harmonie ex ploiteren en dan moet het gevolg zijn dat na korteD tijd de ex ploitatie van den tuin aan de exploitatie van het Harmouiegebouw overgaat. 8pr. zou het zeer betreuren zoo er die verandering in den tuin werd gebragtdie het gevolg wordt van dit verzoek. De Prinsentuin is als het ware thans tot zekere hoogte de Har monie van Leeuwarden de toegang staat voor iedereen open van de hoogste standen tot de laagsteen dat zal door dit voor stel te niet gaan. Wij zullen afbreken wat wij opgebouwd heb ben namelijk dat de tuin voor ieder toegankelijk iszelfs bij muziekuitvoeringen tengevolge van de invoering vau een min kost baar abonnement. Ik verbeeld mij zegt spr.dat er zal ontstaan een imperium in imperioeen beheer in een beheer de noodwendig heid der feiten moet dan op den duur medebrengendat de Harmonie als de magtigste de exploitante van den Prinsentuin wordt en de breede zoom der burgerij wat dezen voor algemeen gebruik bestemden tuin aaügaatla merci van de Harmonie loopt. Neenzegt spr.de tuin moet blijven onder beheer vaa het gemeentebestuur en hij wil die niet verdeelen door er een ge bouw te laten zetten door eene particuliere vereeniging. De be hoefte aan een lokaal wil hij niet ontkennen, maar deze behoefte mag niet leiden tot afstand van dit terreinwaardoor de Har monie later beheerscheres van den tuin werden zal. De zaak van den Prinsentuin gaat thans naar algemeen genoegen en hij is bevreesd dat de Harmonie dit zal bederven. Men zal zeggen de twee zaken kunnen zamengaan maar hij ziet tusechen de regels van [het voorstel door het natuurlijk gevolg, boven ontwikkeld, doorschemeren, en dat bezwaar is voor hem te groot om zijne goedkeuring aan dit voorstel te kunnen geven. Wat betreft de kwestie of de gemeenteraad het regt heeft een gedeelte van dezen tuin af te staan het is bekend zegt spr.dat de kwestie hier ter plaatse vroeger besproken en uit gemaakt is. Daarom is het thans niet noodig dat regt te be- toogen. De gemeente is eigenaresmaar die eigendom is toch van zeer specialen aard. Zij moet er rekening mede houden dat de Koning gewild heeft dat de Prinsentuin een wandtlpark zij voor het algemeen en door aanneming van dit voorstel zal voorze ker hoe langer hoe meer van dat doel van den Prinsentuin wor den afgeweken. Hij blijft zich dus tegen het voorstel verklaren. De heer Bruinsma betreurt het dat deze zaak slechts in beginsel wordt voorgesteld zonder overlegging van uitge werkte teekeningen van een vaat plan. Hij mist de gewenschte grensscheiding want de nu overgelegde teekening beteekent zijns inziens niet veel. Een groot bezwaar ziet hij in het contract dat zal moeten worden opgemaakt tusschen Leeuwarden en de Harmo nie omtrent de nadere voorwaarden. Dat kan wel geschieden maar zeker voor niet langer dan vijf jarenomdat èn het per soneel van den raad èn dat van de Harmoniesteeds verande ring ondergaat. De raadmet het voorstel nu toe te staan, bindt zich te veel voor 't vervolg en zal welligt later moeten toegeven wanneer de Harmonie onverhoopt in deconfiture mogt komen en hulp noodig heeft. Reeds nu had de voorloopige commissie er bezwaar in wegens de groote kosten en moeite een geheel plan van uitvoering over te leggeB en dat zal later weder het geval zijn staan later de ingeleverde plannen niet aan dan geeft dat voor de commissie de Harmonie groote teleurstellingen. De vast te stellen condities kunnen onverhoopt zwarigheden gevenzoowel voor het gemeentebestuur als voor de Harmonie. Dit wat het plan in het algemeen betreft. Hij is dus tegen het aannemen der zaak in begiisel. Wat het terrein betreft dat buiten den tuin gevraagd wordt; ook dit moet nog nader worden aangewezen ten aanzien van den wandel- en rijwegen aldaar. Binnen in den tain moet het wijnhuis geamoveerd worden en het geheele terrein aan dien kant met inbegrip van het huisje van den bureaulistzal door het Harmonie-gebouw alzoo worden ingenomen zoodat ook de gewone ingang aan den oostelijken kant vervallen zal. Maarzegt spr.dat heeft de voorloopige commissie voorzien en heeft daarom aangeboden een soort van doorloop onder of naast haar gebouw te makendus dan zullen de ingezetenen van Leeuwarden om in hun eigen tuin te komen onder het gebonw aan derden toebehoorende moeten doorloopenen dat gaat toch niet aan. Hij vindt dit zeer be zwaarlijk. De concessiedie men kier doen wil aan een zedelijk lichaam komt spreker veel te groot voor. De overige ingezetenen geen leden der Harmonie zijnde komen te kort en zullen zich een groot gemis moeten getroosten. Onze Prinsentuin liggende in de kom dezer gemeente is wat aanleg enz. betreft, zeer schoonen voorzeker veel schooner als b. v. het Park te Amsterdam en het Valkenhof te Breda. Vóór eenige jarenheeft de raad aan den westelijken kant den tuin zeer doen verfraaijen en uitgebreid, en nu zal men aon den oosteliiken kant afbreken, dit gaat z. i. niet op. Was het een zaak van algemeen nut dan was het iets geheel andersmaar om nu b. v. slechts aan 1000 ingezetenen genoe gen te doen tot ongerief van 25,000, dit gaat niet aan. Dat er in den Prinsentuin behoefte aan een lokaal zou bestaan is maar gedeeltelijk waar. Het is eene groote zeldzaamheid dat door slecht wêer de muziekuitvoering des Zondags niet plaats heeft en volgens zijne aanteekeningen gemiddeld niet meer als eea of twee maal in het jaar. Er kunnen donderbuien komen zooals nu eenmaal in de kermis plaats had en spr. herinnert zich dat dit voor 4 jaar ook het geval is geweest, maar dat behoort tot de zeldzaamheden. Hij betwijfelt het buitendien of de voorgestelde lokalen bij slecht weer groot genoeg zullen zijn want blijven de conditiën dezelfde dan zouden er 8 a 900 hoofden van huisgezinnen en f— 2500 huisgenooten lid van den tuin zijn en dan wordt het ge bouw te klein want men moet rekenen dat er dan ook vele kinderen komen en dat is buitendien zelfs in den tuin zeer lastig. Ik herinner u zegt sprekerde laatste muziekuitvoeringen van Dunkier en de Guides, welke niet alleen uitmuntten door de groote talenten van de corpsenmaar ook door het gemis aan die kin deren. Verdere bezwaren heeft hij voorloopig niet, maar hij blijft zich tegen het beginsel verklaren en kan er niet toe besluiten om de hierbedoelde opoffering van een gedeelte van den tuin te doen. De heer Plant©nga kan zeer goed de bezwaren van den heer Attema deelendoch het komt hem voor dat er nog meer be zwaren zijn. Hij wenscht de Harmonie geheel op zich zelve te zien staao. Dat noch deze met het gemeentebestuurnoch het gemeentebestuur met de Harmonie in gedurige aanraking behoef den te komen. Het komt hem voor, dat zoo de raad meeren- deels uit actiehouders in de Harmonie bestaater zich omstandig heden kunnen voordoenwaarin het moeilijk zal vallenin ver band met art, 46 der gemeentewet hieromtrent beslissingen te nemen, De heer Wiersma is in het beginsel er niet tegen om een klein gedeelte van den Prinsentuin voor de oprigting van een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 2