126 Verslag der hanpelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 4 November 1875. vouwd en wil daaraan alleen nog toevoegen dat het hier meer den vorm dan het fond der 2aak betreft. De noodzakelijkheid der stichting van de gebouwen wordt erkend men kan dus stel lig rekenen dat zij zullen worden uitgevoerd en nuzegt spr. heeft men op grond van vroeger gehouden aanbestedingen de opgegeven sommen uitgetrokken. Wil de raad de posten voor memorie uittrekkendan zal men later tot wijziging van de be grooting moeten overgaan iets wat spr. rain regelmatig acht indien het niet bepaald onvermijdelijk i3. De heer vail Slotördijck zegt, dat de bezwaren van den heer Plantenga tegen deze posten geopperd hoofdzakelijk strek ten om aan te toonenhoe de plans voor de hier bedoelde stich tingen nog in de lucht hangen en hoe, blijkens de overgelegde memorie, zelfs niet eens de plaats is aangewezen. Spr. wil observeren dat er meer dan eeDs io den raad is g'-moneerd om voor posten waarvan men, hetzij door gemis van eene begroo ting, hetzij door gemis van een plan of bestek, geen voldoende zeker heid heeft, sommen uit te trekken. Erkennende, dat het dikwijls moeijelijk isom altijd een voldoend overzigt der zaken te ge ven gelooft hij voor zich toch, dat dit voor scboolgebouwm wel mogelijk is. Maar, zegt spr, burgemeester en wethouders kunnen zelfs de plaats voor de door hun beoogde stichting van schoolgebouwen niet eens opgeven. Wel hebben zij voor de eene school eene som van 25000 geraamd, maar, merkt hij op, d: t is eene zoo globale raming. Of de gesteldheid van den grond óf de omstandigheiddat het terrein aan alle zijden aan de open bare straat grenstkan zoo ligt mede breDgen dat het gebouw meer komt te kosten dan waarop het was geraamd en tevens doen blijkendat de gemaakte begrootiüg wat heel fictief is. Ditzegt sprzijn in hoofdzaak de bezwarendie in de 8e sectie tegen deze posten zijn gemaakt, en hoewel spr. zich bij het door rapporteurs voorgestelde zal nederleggen heeft ook hij toch willen aantoonenhoe de posten omschreven bij volgn. 181 en 182, als het ware, in de lucht hangen. Hierna worden de besproken posten evenals die vermeld onder volgn. 188, onveranderd vastgesteld. Volgn. 184. De Voorzitter zegt, dat de commissie van rapporteurs, met eenparigheid van stemmenschappen van den onder dit volgn. omschreven post heeft voorgestelddoch dat hij voor eeuge oogenblikken de aandacht der leden op dezen post wenscht te vestigen. Burgemeester en wethouderszegt spr.hebben met leedwezen vernomendat deze post den leden van den raad eenigen aanstoot heeft gegeven, en dat men zich niet zoo zeer om de grootte van de som dan wel om het beginsel tegen de stichting van eene woniDg voor den marktmeester op de markt heeft verklaard. Spr. voor zich gelooft, dat de leden van den raad bij de beoordeeling van dezen post niet genoegzaam het doel der beoogde stichting hebben geaprécieerd. Het lag, zegt hij, oorspronkelijk bij den aanleg der nieuwe veemarkt geheel in de bedoeling, om terstond eene woning voor dea markt meester te stichten. Men heeft echter niet dat plan dadelijk tot verwezenlijking willen brengenom de groote uitgaven aan den aanleg der markt verbondenin vei baud met de vraag of de inrigting wel zou beantwoorden aan de offers, die daarvoor gevraagd werden. Men heeft zich vooralsnog ont houden om do reeds groote uitgaven voor de veemarkt nog grooter te maken. Eerst wilde men de gevolgen afwachten en een voldoend antwoord kunnen geven op de vraagof de nieuwe veemarkt gunstig werkt op de welvaart der gemeente. Thans zegt spr. kan men van ervaring spreken. Pij inzage van de wekelijksche stateu van het aangevoerde vee zal ieder tot de overtuiging komen dat de nieuwe veemarkt directe voordeelen aan de gemeentekas en indirecte aan de ingezeteoen schenkt. De toestand is allezins bevred gend zegt spr, en daarom wil hij nu een offer hebben gebragt voor de stichting va eene woning voor den marktmeester. Niet alleen is die stichting gewenscht uit een oogpunt van politie, maar ook wel degelijk voor de bevordering van de belangen van den handel. Meer dan eensgebeurt het dat de handelaren op gewoDe dagen in de week den markt meester van noode hebben en danzegt spr. zoeken dezen de bedoelde ambtenaar niet op een afstand van meer dan 15 miDuten van de markt, zooals de maikmeester bij toeval wcontmaar wel in de onmiddellijke nabijheid der veemarkt. De tegenwoordige inrigtiog van de marktplaats heeft ook reeds bewezen, dat er werkelijk behoefte aan nog een gebouw bestaat. Wat is toch het weeghuisje geworden? Men heeft er door plaat- siDg van een lessenaarkagchel en wat dies meer zij, een bureau van gemaakten er eene gausche andere inrigting aan gegeven. Verder zegt spr.dat hij indertijd eene sehetsteekenng heeft laten maken van de wandelwegen ter plaatse en dat het, met het oog daarophem ook voor den welstand wenschelijk voor komtdat men tot stichting van eene woning voor den markt meester overgaat. Eindelijk, zoo vervolgt spr., diene men ook op prijs te stellen het toezigtdoor den marktmeester eventu eel op de markt uit te oefenen. De markt toch is eene plaats die door hare uitgestrekheid en liggirg dikwijls aanleidirg geeft tot omstandighedendie het bestuur niet mag toelatenmaar moet tegengaan. Maar zegt spr.hieromtrent zal men misschien zeggen vermeerder dan het personeel der politie doch hij acht die vermeerdering niet gewenscht en wil niet uitsluitend voor toezigt op de veemarkt een agent op ƒ450 jaarwedde hebben aangesteld. Ook gaat het z. i. niet op, om van het tegenwoor dig personeel een persoon uitsluitend voor dat toezigt te bestem men omdat men dez.n daardoor aan den algemeenen dienst zoude onttrekken. 8pr. neemt io verband met het door hem ge sprokene dan ook de vrijheid om den raad nog nader iu over weging te geven om in het belang èn van handel èo van po litie tot stichting van eene woning voor deu marktmeester op de veemarkt te besluiten. De heer Dirks wil nog een woord bij het door den voorzit ter gesprokene voegen. Er is gezegd zegt spr. dat de stich ting van de woning voor den marktmeester als 't ware een tup- plement is van de groote zaakvan den aanleg der veemarkt hij wil daar nog bij voegen, dat de 8000. die men voor be doelde stichting zal moeten uitgeven niet geheel renteloos is. De marktmeester zal huur moeten verwonen. Is 1.50 niet ge noeg, zegt spr., dan 2. Verwoont de marktmeester ƒ100 per jaar, dan wordt de /8 die men per week aan rente zou opoffe ren, tot 1 gereduceerd. Slechts de rente van 1000 zou men dus voor de 6tichting der woning van den marktmeester ten offer breDgen. Verder, zegt spr., dat na inzage van het ter tafel ge- bragte plan hem ook met het ocg op den welstand bedoelde stichting wenschelijk voorkomt. De heer Attema zegt, dat wanneer de heer Voorzitter cn het collegie van dagelijksch bestuur zich eenigzins hebben ge- ergerd omdat de raad zich op nieuw heeft gestoten aan den on- derwerpelijken post, daar dan tegen over staat, dat ook vele raad leden tot hun leedwezen hebben gezien dat het dagelijksch bestuur dit jaar wéér eenen post op de begrooting heeft gebragt, waar de raad zich verleden jaar zoo uitdrukkelijk tegen ver klaarde. De vraag ontstaat, zegt spr., of er dan nu voor dien post nieuwe motieven zijn aangevoerddie nu zouden regtvaar- digen wat verleden jaar nut te regtvaardigen was. Hij gelooft dat de toestand nog dezelfde is. Om twee redenen wordt de stich ting zegt spr.wenschelijk geachtn 1. als politiemaatregel en als strekkende in het belang van den handel Dit laatste zou omdat de marktmeester zoo ver af woont, vooral medebrengen dat men tot daarstelfing der woning moest overgaan. Maar merkt spr. op, laat den marktmeester dan wonen in het huis op den hoek van de Prins Hendrikstraat, dao is hij ten minsten geen 15 minuten van de veemarkt verwijderd en het zal toch geen vereischte meer blijvendat de brugwachter in dat huis wooot, omdat men toch besloten heeft de Prins Hendrik- en Wir- dumerpoortsbruggen Diet meer bij nacht te doen draaijen. Dan Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 4 November 1875. 127 is 'de marktmeester digt bij de veemarkt en zal men behoorlijk aan het handelsbelang voor die zes dagen der week op welke de marktmeester anders niet op de markt zou zijn hebben vol- dsau. De marktmeester zal dan zeer gemakkelijk zijn op te spo ren. Spr. meentdat het dagelijksch bestuur wat al te veel het handelsbelang op den voorgroud heeft gesteld en wijst er op dat het alleen op die dagen, dat er geen eigentlijke markt wordt gehouden moeijelijk voor de handelaren is, om den marktmees ter te spreken maar dat dit niet het geval is met den Vrijdag Wat betreft het wenschelijke der stichting uit een oogpuDt van politie, hieromtrent, zegt spr., is ten vorigen jare geuoegzaara gedebatteerd. Hem komt voortdurend onafgebroken politietoe- zigt op de marktplaats onnoodig voor. Verder, zegt spr., dat hij blijft hechten aan de bezwaren, die verleden jaar tegen de stichting zijn in het midden gebragtofschoon hij dit niet doet met het oog op de belangrijkheid der uitgaaf. Wat toch, vraagt hijbeteekend 3000 op eene begrootingdie over eenige hon derd duizenden looptOm het principe verklaart spr. zich te gen de zaak. De heer Dirks zegtdat do vorige spreker heeft gezegd, dat z. i. de stand der zaak bij verleden jaar vrij gelijk is gebleven en dat hij heeft gevraagd of er nu dan nieuwe motieven voorde stichtieg bestonden. Spr. wil te dien opzigte opmerken dat de toestand bij verleden jaar wel is veranderd daar burgemeester en wethouders iu hunne memorie van beantwoording wijzen op eene nieuwe daadzaakn.l. dat er op gewone dagen in de week door Duitsche kooplieden aanvrage wordt gedaan om het vee op de bascule der veemarkt te doen wegen. Dat is, zegt spr., het begin van eene zaak, die z. i. van grooten ornvang kan worden. Hij wijst er op, hoe de notities der veeprijzen in Engeland steeds bij het pond worden vermeld en hoe men daar meer het vee bij het gewigt dau per stuk koopt. Ook in Duitschland vindt dat systeem meer en meer ingang en spr. is van oordeel dat, wanneer eens de aansluiting van den spoorweg Ihrhove in het volgeDd jaar tot stand zal zijn gekomen, de aanvoer van vee hier ter plaatse nog grooter zal worden dan thans. Dit laatstezegt hij moet men zooveel mogelijk in de hand wer- ken het moet hier de stapelplaats van vee worden en daarvoor moet men ook goede en spoedige gelegenheid tot weging hebben. Zoowel de Duitsche als de Engelsche kooplieden moeten hier hun vee kunnen doen wegen en dit moet niet alleen op dea Vrijdagmaar op iederen werkdag der week kunnen geschieden. Daarom acht spr. het noodzakelijk dat de marktmeester op de veemarkt woont. Verder zegt hij dat de heer Attema er van gesproken heeft om den bedoelden ambtenaar te doen wonen in het huis op den hoek van de Prins Hendrikstraat, als wonende hij dan althans niet op 15 minuten afstand, maar in de onmid dellijke nabijheid van de veemarkt. Hieromtrent, wil spr. op merkendat al woont de marktmeester in de nabijheid van de markt, nog het doel daarmede niet wordt bereikt n.l. het houden van toezigt van politie, maar dat hij daarvoor op de marktplaats moet wonen. Hij moet onmiddellijk kunnen zien en dadelijk kunnen tegengaan al hetgeenhetzij door kwajongenshetzij door anderen, op de marktplaats geschiedt, maar dat kan hij, zegt spr., niet, wanneer hij in de Prins Hendrikstraat woont. Hij heeft daar geen uitzigt op de markt. De heer Jongsma zegt, dat als iemand van opinie is ver anderd hij wei gehouden is daarvan de redenen mede te dee- len. Spr. heeft verleden jaar t^gen den post „stichting van eene woning voor den marktmeester" zoowel gesproken als gestemd. Ook dit jaar deed hij in de sectiën eveneens. Hij heeft echter later eens overwogen en zich zei ven afgevraagd of hij ten dezen goeddan wel kwaad gestemd haden is vooral na ingewon nen advies van veehandelaarstot de overtuiging gekomendat hij werkelijk verkeerd had gestemd. Hij wil de bedoelde stich ting echter niet uit een oogpunt van policie maar wel met het oog op de handelsbelangen. Spr. gelooft, dat de spoorwegaan sluiting Ihrhove den aanvoer van vee hier ter stede zal vermeer deren en dat dientengevolge ook het wegen van vee zal toene men en dat daardoor de voortdurende tegenwoordigheid van den marktmeester op de markt zal worden gevorderd. Hij is van oordeel dat de raad der gemeente Leeuwarden, na verloop van een paar jaar, zich toch genoodzaakt zal zieri om bedoelde wo ning te bouwen en daar de stand der b'grooting voor 1876 in vergelijking van andere jaren gunstig is te noemen weet hij geen reden waarom men dan nu niet tot die stichtiDg zal overgaan. Dat, zegt spr., zijn de redenen, die bij hem niet eene bekeering maar eene omkeeriDg hebben teweeg gebragt. De heer Tolting zegt in hetzelfde geval te verkeeren als de vorige spreker. Ook hij was verleden jaar tegen de stichting van eene wooing voor den marktmeester. Bij nadere overweging is hem echter bedoelde stichting wenschelijk voorgekomen en zal hij nu voor het behoud van den post stemmen. Deze ver andering van zienswijze is vooral bij hem te weeg gebragtdoor overweging van het navolgende in de memorie van burgemees ter en wethouders vermeld: „Sedert de openiog der nieuwe vee- „markt op 17 April 1874, zijn er niet minder dan 86 stuks vee, „dat op 29 verschillende Vrijdagen onbeheerd op de markt achter „bleef, in den schutstal gebragt. „Het ligt voor de hand, dat het verzuim niet aan de handelaars „is te wijten maar dat het integendeel wordt veroorzaakt door „de drijvers of andere personen, die met het vervoer van het vee „zijn belast. Zoodra de koopman ontdektdat het vee is achter „gebleven, zooals onlangs nog heeft plaats gehad bij de aankomst „van den veetrein te Harlingenmoet hij zich tot den maikt- „raeester wenden om het veedatin 't belang der openbare „ordein eene bewaarplaats is geborgen terug te verkrijgen. „Ingeval r.u de marktmeester in de onmiddellijke nabijheid van „de marktplaats woont, is de handelaar nog in de gelegenheid „om, indien hij met de trein van 8 uur 15 minuten uit Harlingen „terug komtzooals nog zeer onlaDgs is geschied, het achterge- „bleven vee per laatsten trein naar Harlingen te expediëren." Dit zegt spv. is een argument, dat men wel degelijk in aan merking mag nemen. De heer Attema vindt juist de door den heer Telling aan gehaalde toelichting zeer zwak. Is, vraagt spr., de marktmees ter er voor om steeds aan de handelaren en drijvers van vee van dienst te zijn? Hij meent dat hij meer een finantieel amb tenaar isen dat men zijn taak niet zoo ver moet uitbreiden dat hij ook nog moet zorgen dat het door willekeur achterge bleven vee nog met den laatsten trein naar Harlingen kan wor den geëxpedieerd. Wel zouden de handelaren dit heel aardig, zeer dienstvaardig vindenzegt spr.maar het komt hem niet raadzaam voor, om den van gemeentewege aaagestelden markt meester, die voor eene behoorlijke inning der marktgeldcn moet zorgen, tot dienaar van handelaren of veedrijvers te maken. De Voorzitter moet den vorigen spreker omtrent het laat ste door hem aangevoerde opmerken dat de marktmeester be last is met alleswat voor den handel noodzakelijk is. Zeer streng genomen, zegt spr., is hij wel niet verpligt om óf hande laren" ót' drijvers van dieust te zijnmaar spr. gelooft toch dat het dea handel zeer aangenaam zal zijn wanneer door den marktmeester de behulpzame hand wordt geboden. Het denk beeld „finantieel ambtenaar" komt spr. als te ver gedreven voor. Daarvoor heeft men toch andere ambtenaren aan de veemarkt, nl. de gaarders. De marktmeester is belast met alles wat aan den handel bevorderlijk kan zijn. Ten opzigte van de mogelijkheid, om den in dezen bedoelden ambtenaar te doen wonen in de woning van den wachter bij de Prins Hendrikbrughieromtrent wil spr. den heer Attema wijzen op de omstandigheiddat die brug wel in den regel des nachts zal gesloten blijven maar dat zij toch ook in den nacht gedraaid kan worden en dat het, wanneer de brugwachter daar niet woonde, moeijelijk zou zijn ter plaatse een voor dat draaijen geschikt en genegen persoon te vinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 3