Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 February 1876. die tijdsbepaling staat de boete ad f 5 per dag die beloopen zal worden. Maar. blijken nu die 12 weken niet voldoende te zijn dan wordt de boete beloopen en de raad scheldt, als naar ge woonte, die boete weder vrij. Voor het prestige van het ge meentebestuur komt het hem voor dat het beter is, hetzij de boete te schrappen uit het bestekhetzij den termijn van afle ring te verlengen. Aan het laatste zou hij de voorkeur geven en zoo de leden van den raad wijziging in het bestek mogen aanbrengen dan zou hij willen voorstellen do tijdsbepaling van 12 weken te veranderen in 18 weken. De Voorzitter gelooft dat er geen bezwaar zal bestaan wijziging in het bestek aan te brengen. "Wii nemen de tijds bepaling over zoo als die door den directeur aer gemeentewer ken wordt voorgesteld en nu kan het zijn dat die tijdsbepaling van 12 weken gemaakt is in verband met het verhuizen in Mei, maar overigens heeft hij tegen 18 weken geen bezwaar. Het voorstel van den heer van Sloterdijck genoegzaam ondersteund zijnde wordt daarop zonder verdere discussie en hoofdelijke stemming aangenomen en vervolgens conform de conclusie van het voorstel beslotenburgemeester en wethou ders te magtigen om over te gaan tot de aanbesteding der stich ting van eene woning voor den marktmeester der veemarkt in de nabijheid van de veemarktplaats, overeenkomstig het plan en bestek deswege ingediend door den directeur der gemeente werken bij zijne missive van den 19 Januarij 1876 no. 14. 5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het sluiten eener overeenkomst met Mej. de Wed. Westergeb. Kruizinga. De heer van Sloterdijck. Ofschoon zijne opmerking meer het le punt der conclusie betreft komt het hem toch goed voor die reeds bij de algemeene beraadslaging over het voorstel te berde te brengen. Er wordt voorgesteld een contract te sluiten waarbij de ge meente en de weduwe "Wester beide grond zullen afstaan, maar tegen dien afstand van de gemeente heeft hij bezwaar. Hoofd zakelijk de sloot en hieronder verstaat hij naar aanleiding van de stukken de sloot tot de volle breedtemaakt bij hem bezwaar. Er zal op den duur gebouwd worden en dan wordt de singel straaten nu gelooft spr.dat het niet onverschillig is of men de sloot afstaat of behoudt. Zoo de scheiding, tusschen de weduwe Wester en de gemeente, geplaatst wordt op de land zijde van de sloot, dan blijft het beschikbaar gedeelte breed genoeg voor een rijweg. De gebouwen zullen volgens het voor stel wel 7 meter achter de scheiding moeten worden geplaatst, doch is eenmaal de noodzakelijkheid van een breeden weg ge bleken dan krijgt men de toestand zoo ale die nu tegenover de kazerne aanwezig is? of men zal tot onteigening moeten over gaan en dit laatste is zeer duur. Het komt hem voor dat de contractante ter eenre voor het bezit dier sloot vrij onverschil lig zal zijn. Zoo de gemeente op zich neemt de sloot tedigten dan is dè uitgang voor de daar te maken gebouwen verzekerd; maar tegen den afstand der sloot blijft de spreker bezwaar hebben. De Voorzitter moet opmerken dat de vorige spreker in dwaling verkeert zoo hij meent, dat de geheele sloot aan de gemeente behoort De sloot is de scheiding tusschen de eigen dommen der gemeente en die der weduwe Wester; wordt dus de sloot gedempt dan ontvangt ieder eigenares de helft gedempt zoo als die nu ongedempt in haar bezit is. De weduwe Wester zoude dus even goed eigenares derhalve sloot blijvendoch in de tweede plaats komt de afstand der sloot hem wenschelijk voor in verband met de anderereeds bestaande gebouwen. Al die andere hekkenhet moge fraai staan of niet zijn geplaatst op de halve sloot en nu maakt hier de sloot een inspringende hoek en zal dus geen breeder terrein voor weg noodig zijn. Vergelijkt men dit terrein met de bestaande rijweg dan is in de breedte geen bezwaar, daar, door bewoners zooals de heer StQkker eq anderen, dikwijls van eene vigelante ge bruik wordt gemaakt en de rijweg dan breed genoeg blijkt te zijn zoo de sloot aan het noord oostelijk gedeelte gedempt wordt zal dit voor den rijweg geen verhindering opleveren. De heer Bloembergen wenscht nog eene kleine opmerking aan het door den Voorzitter gesprokene toe te voegen. Wanneer hier eventueel een kade zal ontstaan dan zal het plaatsen van een walmuur er het noodzakelijk gevolg van zijn. Het talud der gracht zal als uitgangspunt genomen worden voor het plaatsen van den walmuur en daardoor zal de weg, uit den aard der zaak worden verbreed. Overigens is hij het met den Voorzitter eens dat de rooijing genomen is in verband met de reeds bestaande gebouwen aan de oostzijde. De heer van Sloterdijck gelooft dat het geheele verschil zich nu in een misverstand oplost, maar dan is de oorzaak daarvan dat het voorstel en de andere stukken niet juist gesteld zijn. Er wordt voorgesteld niet de afstand van de halve maar van de geheele sloot en daardooor ontstaat dit misverstand. Het blijkt mij nu, zegt spr. dat er bedoeld wordt de halve sloot aan den singelskant over tc dragen en dat de weduwe Wester op de lijn van scheiding tusschen singel en sloot eene scheiding oprigte hoog 1 metermaar nu gelooft hij dat in verband met de rooijing die plaatsing zou moeten geschieden op de halve sloot. Den heer Rengers komt het voorofschoon hij deze aange legenheid niet opzettelijk heeft nagegaandat de moeilijkheden waarop de heer van Sloterdijck gewezen heeft niet bestaan. De scheiding tusschen de weduwe Wester en de gemeente is de slootmaar die sloot is eene bezitting pro indiviso zoodat niet de halve sloot aan de gemeente en do andere helft aan de wed. Wester toebehoort. Niemand heeft het regt de sloot te dempen zonder zich van de toestemming der mede-eigenares verzekerd te hebben en daarom zal de notarisdie van deze overeenkomst eene akte zal opmaken er op moeten letten dat de gemeente als eigenares der sloot pro indiviso aan de contractante de be voegdheid geeft om de geheele sloot te dempen. De Voorzitter. Het blijkt hem nu ten overvloede uit de stukken dat de grond die er overblijft tusschen de sloot en de gracht eene breedte heeft van 14 a 15 meters en daarom komt het hem voor dat het bezwaarals zoude de weg voor rijweg niet breed genoeg meer zijnniet opgaat. Uit de teekèning blijkt verder, zegt spr, dat de rooilijn niet genomen is op de halve sloot omdat de sloot aan de noordzijde een weinig schijnt in te springen, maar dan nog blijft de weg op 14k 15 meter breed genoeg. De heer van Sloterdijck wil nog even antwoorden op de laatste opmerking van den heer Iiengers. De sloot als scheiding is wel massaalmaar wij dragen niet de scheiding over maar eigendom van grond en bij die overdragt moet men als scheids linie aannemen de denkbeeldige lijn die door het midden der sloot gaat. Uit de opmerking van den Voorzitter is het hem gebleken dat hij juist gezien had dat volgens het voorstel de scheiding niet op de halve sloot maar aan de zuidzijde derzelve geplaatst wordt. Gaarne geef ik toe zegt sprdat de halve sloot weinig ruimte aan den weg zal geven. Eene opmerking wil hij ten slotte niet terughoudenin ver band met het door den heer Duparc bij het voorstel Bakker gesprokene, namelijk dat ook nu vooraf de halve sloot aan de publieke dienst moet worden ontrokken. De Voorzitter zegt dat, volgens het zoo straks door de vergadering genomen besluitook ter wille der consequentie nu het besluit tot onttrekking vooraf moet gaan. Niemand meer het woord verlangende worden eerst de afzon derlijke onderdeelen en daarna het geheele voorstel zonder hoofde lijke stemming aangenomen zoodat is besloten Verslag der handelingen van den gemcenter I. Aan de publieke dienst te onttrekken de sub IIhierna te omschrijvendoor de gemeente over te dragen halve sloot benevens het verder daarbij aangeduid stukje grond. II. Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta ten, met mejufvrouw Jetske Kruizinga, weduwe Cornelis Wes ter te Leeuwarden, eene overeenkomst aan te gaan, waarbij de gemeente in eigendom overdraagt een gedeelte sloot, gele gen tusschen het perceel landsectie E no. 243en den bui tensingel bij het koffijhuis de Gouden Balbenevens een stukje grond tusschen dien singel en het erf van genoemd koffljhuis, terwijl door de weduwe Wester aan de gemeente wordt afge staan van voormeld perceel land en het erf van meergenoemd koffijhuis, zoodanige oppervlakte als wordt vereischt voor het maken van publieke straten in de rigting en ter breedte als op eene deswege opgemaakte en bij de betrekkelijke overeenkomst te voegen teekeniug is aangeduid, onder de volgende voorwaarden 1. de aan te gane overeenkomst moet ten koste van beide partijenieder voor de helftworden opgemaaktbinnen eene maand nadat door gedeputeerde staten op dit besluit de vereischtc goedkeuring is verleend; 2. de wed. Wester verbindt zich om: a. binnen een nader door burgemeester en wethouders te bepalen termijn, uiterlijk vóór den 1 Junij 1877, het koffijhuis de Gouden Bal te doen amoveren en het daardoor openvallende terrein met een gedeelte van het erf bij dat koffijhuis behoo- rendezoover een en ander benoodigd is voor de te maken pu blieke straat van den singel naar den Spanjaardsdijkbinnen dien termijn ter vrije beschikking van het gemeentebestuur te stellen b. op hare kosten, tot scheiding van haar eigendom en den singel, een ijzeren of houten hek, ter hoogte van ongeveer een meter te plaatsen en voortdurend te onderhouden in de rigting door burgemeester en wethouders aan te wijzen c. bij den verkoop der perceelen bouwterreingelegen aan den singelaan de eventuele verkrijgers de voorwaarde op te leggen dat de voorgevels van de te bouwen huizen allen in de zelfde lijnongeveer zeven meter van het sub b bedoelde hek moeten worden geplaatst d. binnen zes maanden, na het verlijden der overeenkomst, langs de lijkvaart nevens de op de teckening met nos. 22 tot en met 26 aangeduide pereeelen een steenen walmuur of hou ten walbeschoeijing te doen maken en de eventueele verkrijgers dier perceelen de verpligting op te leggendien muur of die walbeschoeijing voortdurend ten genoege van het gemeentebe stuur te onderhouden e. bij den verkoop der sub d genoemde perceelen daaraan de voorwaarde te verbindendat de verkrijgers de voorgevels der te bouwen huizen allen in dezelfde lijn ongeveer zeven meter van den walmuur of de walbeschoeijing moeten plaatsen f. liet zet met de losse barton over de lijkvaart binnen een nader door burgemeester en wethouders te bepalen termijn te amoverenonder afstand van alle vermeende of verkregen reg- ten harerzijds, om van het perceel land, sectie E no. 243, over de vaart zoodanig zet of eenig ander voorwerp van overgang te leggen g. den grondvolgens de aangehaalde teckeningbestemd voor publieke stratenmet uitzondering van het gedeelte sub a omschrevenbiunen drie maanden na de dagteekening der overeenkomstter vrije beschikking van het gemeentebestuur te stellen; 3. aan de weduwe Wester wordt het regt toegekend om a. van het voor publieke straten bestemd terrein ten haren koste te doen afnemen de graszoden ter dikte van hoogstens zes centimeter, mits zulks geschiede op tijd en wijze door bur gemeester en wethouders te bepalen b. bij den verkoop der perceelengelegen aan de geprojec teerde stratenals voorwaarden te stellendat de verkrijgers dier perceelen op het voor de straten bestemde terrein langs lad tc Leeuwarden, van den 10 February 1876. 7 al die perceelen aan de straatzijde stoepen moeten maken en voortdurend ten genoegen van het gemeentebestuur onderhou den en wel die aan de straat tusschen den Singel en den Span jaardsdijk ter breedte van 1.25 meter en die aan do oost- en westwaarts loopende straat ter breedte van een meter 4. deze ruiling geschiedt zonder eenige toegift van een der partijen. III. Burgemeester en wethouders te magtigen de sub II be doelde straten binnen een nader door hen te stellen termijn ten koste der gemeentete bestraten en van de vereischte riolen, putten en kolken te voorzien op de wijzedoor de commissie voor openbare werken, bij missive van 22 Januarij 1876 no. 84voorgestelden voorts ten koste der gemeente over de lijk vaart vóór de geprojecteerde straat eene brug te doen maken breed tusschen de leuningen vijf metermet een doorvaartwijdte van drie metervoorzien van steenen walhoofden. IV. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner tijd de vereischte voorstellen den raad aan te bieden tot aan wijzing der fondsen waaruit zullen worden bestreden do kosten voortspruitende uit de sub III bedoelde werken. 6. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van art. 29 der verordening regelende de zamenstelling enz. der plaatselijke schoolcommissie. De heer Duparc heeft geen bezwaar tegen de wijziging om het halfjaar leerlingen opgenomen te zien* maar de bepaling is hom te onbestemd. Bij de onderwijzers bestond tot nu toe do gewoonte als hij goed is ingelicht, met 1 Januarij 1 April1 Julij en 1 October de lijst tot opname van kinderen in te die nen en dat staat niet in de verordening. Maar nu de verorde ning wordt gewijzigdzou hij gaarne tevens zien bepaald het tijdstip van aanvang telkens van het halfjaar. Dit komt hem in het belang der onderwijzers en voor een geregelden gang van zaken zeer wenschelijk voor. Den heer Rengers verklaart dat do bedenkingen zooevcn door den lieer Duparc gemaakt ook bij het dagelijksch bestuur gerezen zijn. Maar men heeft gemeend die tijdsbepaling te moeten vermijden omdat volgens het gevoelen der onderwijzers voor de geschikte toepassing geen bepaald tijdstip is aan te ge ven. De onderwijzers zouden liefst de tijd van opname bepaald hebben na afloop van de Faasch- en van de zomervaoantie maar deze tijdstippen zijn beide veranderlijk en om dus aan de practijk te gemoet te komen heeft men gemeend eene vaste tijdsbepaling niet te moeten aanwijzen. Natuurlijk zal de aanneming van nieuwe leerlingen zooveel mogelijk óp gelijke tijdstippen plaats vinden. Eene bijzondero bepaling daaromtrent in de verordening acht spr. op grond van het aangevoerde echter niet wenschelijk. Zonder verdere discussie wordt alsnu het voorstel van burge meester en wethouders aangenomen zonder hoofdelijke stem ming en aldus besloten art. 29 der verordeningregelende de zamenstelling enz. der plaatselijke schoolcommissie, te lezen als volgtlil „De toelating van kinderen op eene der openbare lagere scholen geschiedt door de commissie. „De aanvrage tot plaatsing op eene der scholen voor koste loos onderwijs wordt aan de commissie gerigt. Zij doet om het halfjaar eene voordragt tot plaatsing aan burgemeester en wet houders en zendt daarbij eene lijst in van de kinderen wier plaatsing is verzochtvergezeld van haar met redenen omkleed prae-advies. „"Wanneer het verzoek tot plaatsing niet voor inwilliging vat baar wordt geacht ontvangen de belanghebbenden daarvan schriftelijk kennis. In overleg met den betrokken hoofdonderwijzer kunnen kin deren uit gezinnen, die zich tusschentijds in de gemeente heb ben gevestigd voorloopig door de commissie op de scholen wor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 2