Verslag' der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 February 1876. 351 401 451 - 501 G01 - 701 851 - 1,001 - 1,201— - 1,501 - 2,001— - 2,501— - 3,001- - 4,001— - 5,001- - 6,001- - 7,001- - 8,001- - 9,001— 10,000 - 10,001— 12.000 - 12,001— 14,000 - 14,001— 16,000 - 16,001— 18,000 - 18,001— 20,000 - 20,001— 22,000 - 22,001— 24,000 400 450 500 «00 700 850 1,000 1,200 1,500 2,000 2,500 3,000 4,000 5,000 6,000 7,000 8,000 9,000 27e kl. van 24,000- 26,000 28 - 26,001— 28,000 29 - 28,001— 30,000 30 - 30,001— 32,000 31 - 32,001— 34,000 32 - 34,001— 36,000 33 - 36,001— 38,000 34 - 38,001— 40,000 35 - 40,001— 43,000 36 - 43,001— 46,000 37 - 46,001— 49,000 38 - 49,001— 52,000 39 - 52,001— 55,000 40 - 55,001— 58,000 41 - 58,001— 61,000 42 - «1,001— 65,000 48 - 65,001— «9,000 44 - 69,001— 73,000 45 - 73,001— 77,000 46 - 77,001— 81,000 47 -'81,001— 85,000 48 - 85,001— 89,000 49 - 89,001— 93,000 50 - 93,001— 97,000 51 - 97,001—101,000 De hoogere klassen zullen telkens opklimmen met een belast baar inkomen van 5000. Art. 6. De aanslag geschiedt naar bet middencijfer van de klassewaarin de belastingschuldige wordt gerangschiktmet toepassing van den volgenden aftrek Voor de eerste vier klassen ƒ350. volgende drie - 300. drie 200. w twee n -100. r hoogere klassen vindt geen aftrek plaats. Art 7. Zijdie in den loop van een dienstjaar belasting schuldig worden of ophouden dit te zijnworden naar tijdsge- lang aangeslagen of onthevenovereenkomstig art. 245 dér wet van den 29 Junij 1851 Staatsblad no. 85) zoodanig als dit is gewijzigd bii art. 6 der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79). Art. 8. De aanslagen van hendie in den loop van een dienstjaar overlijdenzijnte rekenen van den eersten der maand volgende op dat overlijdendoor hunne erfgenamen binnen de gemeente hoofdverblijf houdende of verblijvende, ieder naar gelang van zijn aandeel in de nalatenschap verschuldigd. A an het vooruitbetaalde wordt aan de erfgenamenniet bin nen de gemeente hun hoofdverblijf houdende of verblijvende teruggave verleendwanneer zij een daartoe strekkendschrif telijk verzoek aan burgemeester en wethouders hebben ingediend. Indien door het overlijden van den belastingschuldige de in komsten, naar welke zijn aanslag was berekend geheel of ge deeltelijk komen te vervallenkan op verzoek van belangheb benden, door burgemeester en wethouders afschrijving van een gedeelte van den door de in deze gemeente hoöfdverbhjfhou- dende of verblijvende erfgenamen verscliuldigden aanslag worden verleend, tot een bedrag geëvenredigd aan het gedeelte van het inkomen dat voor het overlijden kwam te vervallente be rekenen van af den eersten maand na dat overlijden. Art. 9. Het maximum tot hetwelk deze belasting kan wor den gehevenis 130,000. Jaarlijks bij de behandeling der begrooting van het volgend dienstjaar bepaalt de raad, hoeveel ten honderd van liet be lastbaar inkomen over dat dienstjaar tot vinding der bonoodigde som zal worden geheven en brengt dit onder zoodanige om schrijving op de begrooting. Het maximum mag hoogstens met 8 procent worden over schreden voor aanslagen van zoodanige personen, die na het op maken van het primitief kohierin den loop van het dienstjaar belastingschuldig worden en naar den maatstaf van het premi- tief kohier op suppletoire kohieren worden gebragt voor zoovele maanden, als er te rekenen van het tijdstip af, waarop de be lastbaarheid ontstaat, nog van het dienstjaar moeten vorloopen. Indien na het opmaken van het kohier mogt blijken, dat het belastbaar inkomen de daarvan gemaakte begrooting overtreft kan door den raad worden bepaalddat slechts een zoodanig gedeelte van den aanslag der belastingschuldigen zal worden ingevorderd als vereischt wordt om na aftrek der vermoedelijk oninbare posten de bij de begrooting geraamde som te bereiken. Art. 10. Dit besluit treedt in werking den 1 Januarij 1877. Met dat tijdstip vervalt liet besluit van 11 October 1866. Op voorstel des voorzitters wordt besloten de verordening op de invordering in de volgende vergadering te behandelen. Daarop wordt deze vergadering door den voorzitter gesloten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 February 1876. 15 Vergadering van Donderdag 24 February 1876. Tegenwoordig 19 leden, afwezig de lieer do la Faille. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting wor den gelezen en goedgekeurd. II. De heer Brunger brengt namens de commissie rapport uit over de rekening en verantwoording der kamer van koop handel enz.dienst 1875. Dit rapport wordt ter inzage gelegd om in de volgende ver gadering te worden behandeld. III. Wordt ter tafel gebragt: 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de uitloting van drie aandeelen in de geldleening, aangegaan in 1873. 2. Eene voordragt ter benoeming van eene hulponderwijze res aan de gemeenteschool no. 8. Deze bestaat uit1. mej. A. Schotanus te Leeuwarden2. niej. 1'. Lantinga te Heerenveen; 3. mej. J. de Haan te Leeu warden. 3. Eene missive van de commissie van bestuur over het stads ziekenhuisom magtiging tot af- en overschrijvingen op de be grooting voor die inrigtingdienst 1875. Deze wordt in handen gesteld van eene commissie, bestaande uit de h.h. de WithWiersma en Plantenga. 4. Eene missive van voogden der armenkamerom magti ging tot af- en overschrijving op de hegrooting voor die instel ling, dienst 1875. Gesteld in handen van de hoeren van Sloterdijck, Wijbrandi en van Eijsinga. 5. Een adres van 13 hulponderwijzers aan gemeentescholen alhierom verhooging hunner jaarwedden. Dit adres wordt om berigt en raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders. 6. Een staat van onbetaalde aanslagen in de belasting op het inkomen, dienst 1875. Wordt ter inzage golegd. 7. Jaarlijksch verslag van den archivarus der gemeente we gens zijne werkzaamheden over 1875. Wordt ter inzage gelegd. 8. Verzoek van den hulponderwijzer A. J. Hogenhuis om ontslag uit zijne betrekking tegen 1 April e. k. Dit adres wordt om berigt en raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders. IV. Meededeelingen. 1. Eene missive van den heer II. J. Westenbergberigtende dat hij de benoeming tot lid der commissie van administratie der stads bank van leening niet kan aannemen. 2. Dat door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd a. Het 2e suppletoir kohier der belasting op het inkomen, dienst 1875. b. De raadsbesluiten van den 10 February 1.1.1°. tot rui ling van grond enz. tusschen de gemeente en de wed. C. Wes ter 2°. tot ruiling van grond tusschen de gemeente en C. Bak ker 3°. tot onderhandsche verhuring der benedenlokalen van het gebouw lett. F no. 129 aan de firma A. Menalda en Zonen. 3. Dat door burgemeester en wethouders provisioneel in koop zijn toegewezen de perceelen bouwterrein no. 94 en 95 aan W. Hoekstra. 4. Missive van den heer J. Soutendamhoudende dankbe tuiging voor zijne herbenoeming tot directeur der gemeente- reiniging. V. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming rati een lid der plaatselijke schoolcommissie. Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. Van de 18 uitgebragte stemmen (hebbende de heer A. Du- parc aan de stemming geen deel genomen) voreenigen zich 14 op A. Duparc, 2 op mr. J. F. van Humalda van Eijsinga, 1 op 1. Dolman en 1 op I. Duparczoodat de heer A. Duparc met volstrekte meerderheid van stemmen is benoemd tot lid der plaatselij ke schoolcommissie. 2. Benoeming van een curator van het gymnasium. Met 15 van de 19 stemmen wordt benoemd mr. J. C. Berg- sma, terwijl 4 stemmen op mr. T. van Hettinga Tromp waren uitgebragt. 3. Rapport tot het doen van af- en overschrijvingen op de be grooting der schutterijdienst 1875. Conform de conclusie van het rapport wordt zonder hoofde lijke stemming besloten de gevraagde magtiging te verleenen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verhoogen van het den 10 I1'ebruarij j.l. vastgestelde maximum voor de hef fing eener directe belasting op het inkomen. De Voorzitter deelt mededat het oorspronkelijk de wensch was van burgemeester en wethouders om dit voorstel nog he den in behandeling te nemenmaarbij nadere overweging der toelichtende cijferszijn wij van meening dat er niet die groote haast bij de behandeling is welke oorspronkelijk werd veronder steld. Wij willen dus liever de behandeling van dit punt uit stellen tot do volgende vergadering. Zoo lieden de verordening op de invordering tot stand komt dan kan men voor de vast stelling dier beide besluiten denzelfdcn datum nemen. Burge meester en wethouders stellen dus voor dit punt ter inzage te leggen en te behandelen in de volgende vergadering. Wordt conform besloten. 5. Ontwerp-verordening op de invordering der directe belasting op het inkomen. Daar niemand het woord verlangt over de algemeene strek king brengt de voorzitter in behandeling het voorstel der com missie artikelsgewijze met de daarop door burgemeester en wet houders voorgestelde amendementen. Art. 1. De heer Attema. De wijzigingen door burgemeester en wet houders op liet voorstel der commissie ingediend bestaan hoofd zakelijk hierin, dat zij het geheele model voor het kohier in de verordening willen opnemen. Speciaal wordt alles opgegeven wat in het kohier zal worden vermeld, terwijl de commissie al leen gesproken heeft van het kohier. Het komt hem beter voor zich hiertoe te bepalendaar dit geheel een punt van uitvoe ring is. Heeft men eenmaal bepalingen hieromtrent in de ver ordening opgenomen dan legt men zich zelf aan banden. Stel u voorzegt hijdat men naderhand er kolommen bijvoegen wil of roijerendan zijn burgemeester en wethouders door de ver ordening aan liet model gebonden. Het wenscheljjke en nuttige der wijziging ziet hij niet in en gelooft dat men dit gerust aan de uitvoerende inagt kan over laten, dan is liet collegie van dagelijksch bestuur vrij om dien vorm te gebruiken welke het best aan de eischen der praktijk zal blijken te beantwoorden. Op deze gronden blijft hijvoor- loopig, althans aan het voorstel der commissie de voorkeur geven. Er blijft dan nog een punt van verschil over, n.l. of men le zen zal: voor 1 Feb'narij of in de eerste helft van Januarij en dan heeft hij er persoonlijk geen bezwaar tegen om deze wijzi ging over te nemen. Zijn bezwaar blijft do opname van het model voor het kohier daar het hem voorkomt dat eene dergelijke bepaling niet in de verordening past. De heer Rengers. Do aanleiding die hij burgemeester en wethouders er toe geleid heeft om de omschrijving van het ko hier in de verordening op te nemen ligt in de omstandigheid dat de raad een ander systeem heeft ingevoerddat de verhou ding der aangeslagenen tot het gemeentebestuur eenigermate 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 1