24
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 Maart 1876.
Op art. 2 luidendehet genot der toelage zal Ingaan met het
kwartaal waarin de arte zal zijn verkregen wordt door den heer
Jongsma voorgesteld als amendement te lezen, achter het
woord acte de woordenna zijne benoeming.
De heer Rengers gelooftdat de redactie in deze van min
der belang is waar de bedoeling niet twijfelachtig kan zijn
vooral omdat bij elke benoeming de acte van aanstelling de
voorwaarden regelt en men dus de gelegenheid heeft daarbij to
bepalen dat de verhooging enkel geldt voor den tijd dat de be
noemde persoon alhier onderwijs heeft gegeven.
De heer Dirks wil in verband met het gesprokene speciaal
aan den heer Rengers ccne vraag doen namelijk of het de be
doeling is om zoo men meer acten verkrijgt dan Engelsch en
Duiisch bijv. voor liet Italiaansch of eene der Noordsche talen
of dan ook voor iedere acte de verhooging van 100 zal wor
den verkregen.
De heer Rengers merkt den heer Dirks opdat de door
hem genoemde vreemde talen bij de wet op hot lager onderwijs
niet bekend zijnzoodat dus per se de TToogduitsche en Engel-
sche talen in het voorstel worden bedoeld.
De lieer Jongsma gelooftdat het door den heer Rengers
gesprokene op zich zelf geheel waar is en toch wil hij zijn
amendement handhaven. Hij doet dat met het oog op de toe
komst, immers het is mogelijk dat er onder het perso
neel van dezen raaddat in' het vervolghet tegenwoor
dige zal vervangenverschil van gevoelen ontstaat over den zin
van deze bepalingdaarom acht hij het noodig dat te voorko
men en daartoe kan het door hem voorgestelde amendement
strekken.
Het amendement van den heer Jongsma daarop in stemming
gebragt wordt met algemeene stemmen aangenomen en daarna
eerst de geamendeerde alinea 2 en vervolgens het geheele voor
stel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
7. Aanwijzing der rangorde van zitting der raadsleden tot de
eerste vergadering in September.
Bij de gehouden loting is ten deel gevallen de plaats
nos. nos.
1 aan den heer A. Duparc. 12 aan den heer mr. J. Minnema.
2 mr. E. Jongsma. de With.
3 mr. H. Wiersma. 13 J. J. Brunger.
4 v T. Bakker. 14 P. D. Kijmmell.
5 mr. J. L. van Slo- 15 C. Tigler Wij-
terdijek. brandi.
6 mr. E. Attema. 16 Het voor den heer mr. I.
7 G. T. N. Suringar. Telting te benoemen lid.
8 mr. C. W. A. Buma. 17 aan den heer mr. C. v. Eijsinga.
9 v v v mr* J- Dirks. 18 dr. J. Baart de la
10 F. Plantenga. Faille.
11 J. J. Kuipers.
8. Vernieuwing der sectiën.
Het resultaat der gehoudene loting is, dat tot en met de eerste
vergadering in September zullen behooren tot de le sectie de
heeren van Sloterdijck de With, Attema, Wiersma, Plantenga,
Kuipers en Bruinsma (wethouder)2e sectie de heerenBuma,
de la Faille BrungerDuparcJongsmaBakker en Rengers
(wethouder); 3e sectie, het voor den heer mr. I Telting te be
noemen lidSuringarDirks, van Eijsinga, Kijmmell, Wijbrandi
en Bloembergen (wethouder).
9. Ontwerp-verordening betreffende de instandhoudingbruik
baarheid enz. der openbare wegenbruggen enz.
De heer Dirks zal geene aanmerking maken op dit ont
werp doch integendeel hulde brengen aan de commissie voor
de strafverordeningen. Het was geene gemakkelijke taak om uit
de vele bestaande verordeningen ééne goede doeltreffende zamen
te stellen betreffende de instandhoudingbruikbaarheidrein
heid vrijheid en veiligheid der openbare wegen enz. De laatste
woorden in het intituló der verordening vermeld deden hem
verlangend uitzien of er ook bepalingen in waren opgenomen
tot wering of beteugeling der openbare dronkenschap. Zijns
inziens moet de beteugeling der dronkenschap zich binnenshuis
uitstrekken.
Het moet, bij voorbeeld, verboden zijn aan een tapper om
wanneer een dronken mensch nog meer drank vraagt hem die
te geven. De wering der openbare dronkenschap moet strek
ken om te voorkomen dat de publieke veiligheid in gevaar
wordt gebragt. Waar de wijn is in den man daar is de wijs
heid in de kan zegt het spreekwoord en daarom doet het hem
leed geene bepalingen tot wering of beteugeling te hebben ge
vonden. Het zij verre van hem te verlangen dat nu terstond
dergelijke in een der hoofdstukken zouden worden opgenomen
want ae zaak is van veel te groot belang om zoo in in transitu
te behandelen. Hij heeft echter deze gelegenheid niet willen
laten voorbijgaan om de aandacht der raadscommissie op deze
zaak te vestigen. Het is overbodig deze zaak aan hunne be
langstelling aan te bevelenmaar hij wil wijzen op de veror
deningen die op dit punt in andere plaatsen bestaan. Het doel
treffende dezer verordeningen zoowel in groote ('sHage) als in
kleinere (Waddinxveen) gemeenten kan men dagelijks in dag
bladen lezen. Spreker gelooft wel dat de openbare dronkenschap
door deze bepalingen niet gekeerd maar toch minder zal wor
den. Door vele ingezetenen in ons vaderland en vooral in
Amerika en Engeland worden krachtige pogingen aangewend
om dit misbruik te beteugelen en daarom wenscht hij dat men
ook in deze gemeente pogingen zal aanwenden om zoowel de
afschaffers als de aanhangers van Multapatior in de hand te
werken.
Spreker zal hier nu niet verder over uitweiden, want hij
gelooft dat voor de ijverige raadscommissie deze kleine aanwij
zing voldoende zal zijn om hare aandacht te eeniger tijd te
schenken aan de wering en beteugeling der openbare dronken
schap in deze gemeente.
De heer Attema wil den heer Dirks er op wijzen dat eene
verordening als deze bedoelt hier ter stede bestaat. Die ver
ordening regelende de politie over de schouwburgen, herber
gen, tapperijen enz. van den 11 September 1856, bepaalt in
art. 5Het is den houders dezer plaatsen verboden sterken drank
te lappen aan kennelijk beschonken personen of aan hen die in
huizen van liefdadigheid worden verpleegd en aan hunne klee
ding of anderzins kenbaar zijnof aan kinderen beneden de
zestien jaren en nu komt liet spreker voor dat die bepaling
juist dat beoogt wat de heer Dirks besprak namelijk de beteu
geling der openbare dronkenschap binnenshuis.
De heer Dirks geeft daarop te kennen dat deze aangehaalde
bepalingen hem zeer goed bekend zijn doch hij wilde slechts
door een voorbeeld aan te halende noodzakelijkheid eener ge
heele verordening met meer bepalingen betoogen. De open
bare veiligheid der straten heeft hij aangehaald omdat hij geene
bepalingén tegen de openbare dronkenschap kent en die zeer
zoude wensehen in zulk eene verordening te zien opgenomen.
De heer Duparc gelooftdat de laatste spreker iets anders
bedoelt dan hetgeen in de aangehaalde verordening bepaald is.
Den wenschdoor den heer Dirks uitgesprokenneemt hij per
soonlijk zeor gaarne over; hij zou zich zelfs gelukkig achten,
zoo de raad een pertinent mandaat wilde geven aan de commissie
voor de strafverordeningenom eene ontwerp-verordening tot
beteugeling en wering der openbare dronkenschap in het leven te
roepen. Spreker gelooft geen tegenspraak te zullen ondervinden, als
hij zegt, dat de veiligheid op de publieke wegen door de gevallen van
openbare dronkenschap soms veel te wensehen overlaat. Eeno
speciale verordening tot vermindering van dat kwaad zou hij
zeer wensehen.
De heer Jongsma gaat niet zoover als do vorige spreker
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 Maart 1876.
want hij wenscht dat mandaat nog volstrekt niet. Hij brengt
gaarne hulde aan de bedoeling van den heer Dirksdoch het
is hem voorgekomen dat er altijd eigenaardige bezwaren zich
zullen opdoenwanneervraagt spr. zal de politie handelend in
dezen mogen optredenwelke graad van dronkenschap zal
daartoe worden vereischt. Spreker heeft vroeger een hoofd
van een gemeentebestuur van zeer nabij gekenddat der
gelijke bepalingen volstrekt niet begeerde, want die had
genoeg aan de bepalingen der gemeentewet. Hij vatte ar
tikel 188 der gemeentewet in dien zin op, dat een dron
ken persoon op de openbare straat eene met de orde en zede
lijkheid strijdige vertooning was endeed zich dus dergelijk ge
voel in zijne gemeente voordan trad hij als hoofd van de
politie op en maakte dien persoon eenigc uren onschadelijk door
hem op te bergen en zijn roes te laten uitslapen. Zijns inziens
gaat deze wijze van handelen zeer goed op. Als spreker bo
vendien het oog vestigt op de wijze waarop sommige gemeen
telijke verordeningen tegen openbare dronkenschap worden
toegepastdan moet hijvoorloopig althansaan de door den
vorigen spreker uitgesproken wensckelijkheid twijfelen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Hoofdstuk I.
De artt. 12 en 3 worden zonder discussie aangenomen.
Bij art. 4 wijst de heer Duparc er opdat de aandacht van
de verordeningscommissie nader nog is gevestigd op de wen-
schelijkheidom na de tweede alinea te laten volgen de woor
den en langs de straat geene keibestrating van minstens drie
meter bestaat.
De Voorzitter geeft te kennen, dat deze bepaling hem niet
practisch voorkomtwant dat de bestuurders van voertuigen
deze overtreding niet zullen kunnen voorkomen.
Hierop worden zonder verdere discuesie aangenomen do artt.
45 en 6.
Art. 7.
De Voorzitter stelt namens de commissie voor te lezen, m
plaats vanhouten of ijzeren bruggenbeweegbare houten of ijze
ren bruggen.
De heer Wiersma zal zich niet tegen dit amendement ver
klarenofschoon de oorspronkelijke redactie hem beter voor
komt. Voor de passage is het beter dat op «alle bruggen het
langzaam rijden verpligtend wordt gesteld. Wil men echter het
woord beweegbare er aan toevoegendan komt het hem beter
voor de woorden houten of ijzeren er uit te laten en in het al
gemeen te lezen: beweegbare bruggen.
Dit amendement wordt door de commissie overgenomen en
daarna het geamendeerd art. 7 aangenomen en ook de artt. 8
9, 10, 11 en 12.
Art. 13.
De heer 'Rengers kan volkomen zijne adhaesie hechten aan
de bedoeling van de commissie met dit artikeldoch liet komt
hem voor, dat als de redactie zoo blijft, men er de beteckenis
aan hechten kan die de commissie er niet aan gehecht wil hebben,
liet gebeurt immers bijna dagelijks, dat petten, hoeden enz. in
de grachten waaijenmaar volgens de ontwerpverordening zou
den de ongelukkige eigenaars niet bevoegd zijn zonder de hulp
van de stadsreinigers ot andere daartoe aangewezen beambten
die voorwerpen weder op te halen. Ook met het oog op be
schonken personendie soms den koers kwijt raken en in de
gracht geraken, maar vooral in het belaug van kinderen, blin
den enz. komt het hem wenscheljjk voor dat ook anderen dan
de stadsreinigers de pligt der mcnschlievendhcid tegenover die
perso.ien mogen vervullen.
Spreker stelt dus voor de woordenwelke voorwerpen ook
te schrappen, en stelt daarom voor het artikel 13 te lezen aldus:
Het isbehalve aan de van wege de gemeente daartoe aange
stelde personenverboden de openbare wateren uit te lijken en
daaruit moddersteenen en dergelijke voorwerpen te verzamelen.
Dit amendement wordt genoegzaam ondersteunden daarop
zonder verdere discussieeven als het aldus geamendeerde ar
tikel aangenomen.
Hoofdstuk II.
Art. 14.
De heer de la Faille wenscht voor te »tellen de woorden
anders dan 's voormiddags tot 12 ure te verplaatsen en wel met
het oog daarop dat hij gaarne het schrobben der straten geheel
verboden zoude zien. Het nut van dat schrobben ziet spr. vol
strekt niet in doch de nadoelen aan dat werk verbonden zijn vele.
Gewoonlijk gebruikt men water uit de stadsgracht en dit met
onreinheden bezoedelde water te gebi uiken om de straat te
schrobben is voor de gezondheid zeer nadeclig; en ook voor het
verkeer is het verbod wenschelijk. In groote steden behoort
deze werkzaamheid al lang tot de geschiedenis en daarom wil
spr. voorstellen het hier ook eenvoudig af te schaffen.
Hij stelt dus voor art. 14 te lezenHet is verboden de straat
te schrobben en anders dan s voormiddags tot 12 ure glazen enz.
Het amendement wordt genoegzaam ondersteund.
Den heer Bruinsma komt de toepassing van dit artikel vooral
des winters lastig voor. De bewoners der veemarkt zijn niet
in de mogelijkheid om aan de bepaling vóór 12 uur te voldoen
en dan zal de politic of door do vingers moeien zien óf het
getal te begane overtredingen zal zeer groot worden tevens
wijst hij op de omstandigheid dat bij plotseling ingevallen dooi,
des zaturdags voormiddags, het niet mogelijk zal zijn de stra
ten voor den bepa.alden tijd te schrobben. Het zoude hem aan
genaam zijn zoo de commissie konde goedvinden er aan toe te
voegen dat met toestemming des burgemeesters bjj uitzondering
een later uur mag worden gebruikt.
De Voorzitter begint met bezwaar te maken tegen het ge
sprokene door den heer Bruinsma, want dan zoude men den
gehcelen dag schier boodschappen ontvangen over het straat-
schrobben. Het artikel zooals het behouden is draagt de alge
meene goedkeuring weg, en wanneer dan de politie met ver
stand deze bepalingen toepast dan zal er geene overtreding be
hoeven te worden geconstateerd.
"VVat het amendement de la Faille betreft moet hij de aan
neming daarvan aan de vergadering ontraden.
De heer Bruinsma wenscht niet dat ieder telkens bij den
burgemeester toestemming zal komen vragendoch hij wilde
slechts te kennen geven dat dit schrobben met goedvinden later
zoude kunnen plaats vinden.
De heer Rengers vindt het amendement de la Faille van
te ingrijpenden aard om daaraan reeds nu zijne stem te kunnen
geven. Het grijpt niet alleen in de verordening maar ook in
de geheele huishouding der ingezetenen. De dringende nood
zakelijkheid van het verbod ziet spr. nog niet in, zoodat hij den
voorsteller wel in overweging zou willen geven de zaak te laten
rusten tot dat de strafbepalingen door den heer Dirks gewenscht
aan do orde komen, gevoegelijk zoude dan het straat schrobben
tegelijk met de openbare dronkenschap beteugeld kunnen worden.
De heer Dirks kan zich evenmin met het amendement ver
eenigen. Die in. een der buitenwijken woont weet bij onder
vinding hoe aangenaam het is als de straten rein zijn. Daar
ondervindt men den Last. als de straten niet geschrobt zijn en
vooral bij sneeuw haast ieder zich, op liet "V liet bijv. om die
te verwijderen en te schrobben, hetgeen voor de voorbijgangers
een groot gemak oplevert.
Ook uit een hygiënisch oogpunt gaat liet argument niet op,
want de lieer de la F«aille zal toch wel nier wensehen dat er
niets aan de straten gedaan wordten wordt het dus aan de
ingezetenen verboden en aan de stads-rcinigcrs opgedragendan
zal hetzelfde water worden gebezigd.