Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 15 Junij 1876.
Het komt spr. voordat voor goed en geregeld onderwijs
aan een beter lokaal groote behoefte bestaat. Dit lokaal is voor
bewaarschool zóó onbehagelijk zóó gebrekkig ingerigt, dat hij zich
er tegen zal verklaren om dezen ))ost voor memorie uit te
trekken.
De lieer Bloembergen zal een enkel woord in het midden
brengen naar aanleiding der opmerking van den heer van Slo
terdijck, wat betreft de overschrijding van den post voor ver
betering van den weg naar de Bontekoe en de stichting van de
woning voor den marktmeester der nieuwe veemarkt.
De staat van dergelijke werken wordt vóór de opmaking der
bogrooting blootgelegd. Speciaal ten opzigte van den weg naar
de Bontekoe is dit het geval geweestdoch tot dat werk over
gaande is het gebleken dat eene veel grootere uitbreiding nood
zakelijk was. Met repareren kon men op alle plaatsen niet vol
staan. Nu kan men opmerkendat men dit vroeger ook wel
zien kondoch alles laat zich niet voorziende tijd die tus-
sclien het opmaken der begrooting en de uitvoering der voorge
nomen werken verloopt geeft soms geheel andore inzigten.
Hij vertrouwt echter dat het collegie de opmerkingen ter
harte nemen en bij den directeur der gemeentewerken op meer
volledige gegevens zal aandringen.
Wat de woning van den marktmeester betreft zoo zal hij kun
nen volstaan met de opmerking dat sedert do opmaking der be
grooting de materialen in prijs gestegen zijn, hetgeen ook giste
ren weder bij de aanbesteding der schoolgebouwen gebleken is.
Ten opzigte van het door den heer Duparc gesprokene merkt
hij op dat er, door den post voor memorie uit te trekken, vol
strekt geen sprake van is van de stichting eener bewaarschool
af te zien, doch het plan vervalt voor het tegenwoordige zooals
uit de memorie van toelichting blijkt. In ieder geval is er geen
kans op dat voor dit werk op de begrooting voor 1876 zal be
hoeven te worden beschiktdaar men in ieder geval eerst een
geschikt terrein zal moeten hebbenwaarvoor de tot nu toe
aangewende pogingen schipbreuk hebben geleden.
De tegenwoordige is wel geene perfecte bewaarschoolmaar
of zij zóó bekrompen is als de heer Duparc die voorstelt, meent
spr. te moeten betwijfelenzijns inziens is van dien toestand
een al te donker tafereel opgehangen.
Hij meent dat er alle reden bestaat om waar men de weten
schap heeft dat die 14,000 niet zal kunnen worden gebruikt,
die post op de begrooting te doen vervallen, evenwel met dien
verstande dat die niet geroijeerd doch voor memorie wordt uit
getrokken. Komt er dus een geschikt terrein beschikbaardan
kan men dien post weer in het leven roepen. Iets anders ware
hot indien men den post voor nihil uittrok. Wil men den post
behouden dan zou de leenin"- met f 14,000 moeten worden ver
hoogd 't geen hij niet geraden acht.
De lieer Duparc zegt, dat. zoo de heer van Sloterdijck er
teregt op heeft gewezendat posten van uitgaaf meermalen
veel te laag op de begrooting worden uitgetrokkenspr. meent
te moeten doen uitkomen, dat uit de rede van het geacht lid
van het dagelijksch bestuur is gebleken, dat de gemeente-begroo
ting bezwaard is geworden met een post, ter uitvoering waar
van nog geen terrein of wat ook aanwezig was.
Spr. heeft in den tijd wegens ziekte aan de behandeling der
begrooting voor 1876 geen deel kunnen nemen en daarom was
hem de genoemde omstandigheid niet bekend. Hij kan echter
zijne verwondering niet verbergen, dat een post op de begroo«
ting is gebragtvan welks uitvoering in 1876toen reecïs, vol
gens de zoo even gegeven verklaring dc onmogelijkheid werd
vooruitgezien.
Hij zegt ten slotte, dat de door hem gegeven schildering van
de onder werpelijke bewaarschool geenszins overdreven of te don
ker gekleurd ishij raadt de leden nogmaals met nadruk aan
zeiven ook eens de zaak te onderzoeken; hij houdt zich ver
zekerd, dat zij dan tot gelijke conclusie als hij zullen komen.
De heer Bloembergen doet den laatsten spreker opmerken
dat hij gelooft dat die spreker zich het opmaken der cijfers voor
eene gemeente-begrooting wat al te gemakkelijk voorstelt.
Verleden jaar is eene nota van kosten overgelegd, waaruit
zoude kunnen resulteren de noodzakelijkheid eener tweede be
waarschool.
De raad was dus geheel op de hoogte der zaak en toen heb
ben burgemeester en wethouders de opinie van den raad inge
wonnen die door dezen post op de begrooting te brengen zijn
votum gaf aan de oprigting eener nieuwe bewaarschool.
Daar de oeconomie wel niet zal medebrengen 14,000 meer
te leenen dan bepaald noodzakelijk is, zoo blijft hjj do voorge
stelde wijziging zeer aanbevelen.
Nadat over art. 6 van hoofdstuk III afdeeling VII eene stem
ming had plaats gehad en de post onveranderd was aangenomen
met 14 stemmen tegen twee die van de heeren Duparc en
Wiersma, wordt het geheele ontwerp-besluit zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
b. Voorstel van burgemeester en 'wethouders betrekkelijk het
aangaan eener géldleening voor de uitbreiding der gasfabriek.
De heer Jongsma heeft met eenige bevreemding gezien
dat, terwijl de provincie onlangs eene leening gesloten heeft ad
4 °/0nu voor de gemeente wordt voorgesteld die leening aan
te gaan tegen eene rente van 41/2°/o*
Hij wenschte gaarne hieromtrent eenige inlichting te ontvangen.
De heer Attcma verklaart dat het aan de commissie van
rapporteurs niet ontgaan is dat de provincie onlangs heeft be
sloten om eene leening tegen 4 °/0 uit te schrijvendoch het
onderscheid tusschen de provincie en de gemeente is groot.
De provincie lost schielijk af, de straks bedoelde leening zal
in 13 jaren geheel afgelost worden. De provincie kan dit doen.
Zjj heeft het in hare magt om de provinciale belastingen
daarnaar te regelenvoor de betaling van renten en de perio
dieke aflossingen worden speciale opcenten aangewezen.
Dit kan de gemeente niet doen. Intusschen al wordt de lee
ning tegen 41/2°/0 rente uitgeschreven, zij wordt toch aan den
meestbiedenden aanbesteed. Blijft de geldmarkt even ruim als
sedert langen tijd, dan zal er veel boven pari worden ingeschreven.
Menig kapitalist, hetzij instelling, hetzij particulier, zoekt in zulke
leeningen voor zijne kapitalen veilige plaatsing. De hoogere rente,
welke de gemeente uitlooftzal alzoo worden opgewogen door
het grooter kapitaal dat ze feitelijk krijgt tengevolge van de
inschrijvingen boven pari.
De heer BloemfoöFgon zal hier niet veel meer bijvoegen.
De motieven door den heer Attema uiteengezetzijn ook die
van burgemeester en wethouders. Juist het groote verschil in
de vermoedelijke aflossing is hier van invloed. Het zal moeije-
lijk vallen de aflossing voor de leening der gasfabriek tot groo
tere sommen uit te trekken dan voorgesteld wordt.
Wil het geval dat er meerder geld disponibel zal komendan
zal het altijd meer wenschelijk zijn eerst de leeningen tegen
5 °/q af te lossen.
Er zijn nog twee leeningen voor de gasfabriek ad 5 °/0 en
daardoor is voor deze leening geene spoediger aflossing aan te
raden.
Na verschillende door burgemeester en wethouders genomen
information schijnt het niet geraden eene leening ad 4 ®/0 uit te
schrijven.
De lieer Jongsma verklaart dat door de gegevene inlich
tingen zijn doel volkomen bereikt is. Hij kon zich niet voor
stellen dat deze quaestie geen punt van overweging zoude heb
ben uitgemaakt en zegt den lieer Attema en burgemeester en
wethouders voor die gegeven inlichtingen dank.
Het geheele voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen en alzoo besloten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
Verslag der handelingen van den gemeenteraa
«ene geldleening aan te gaan groot f 85,000 voor de uitbreiding
der werken van de gemeentelijke gasfabriek en wel tegen eene
rente van 4' /2 °/0-
(De heeren Jongsma en de la Faille verlaten de vergadering.)
c. Voorstel van burgemeester en wethouders ter zake verbetering
van den weg Achter de Hoven.
De conclusie van het voorstel luidt
1. Om in plaats van de riolering aan weerszijden van den
weg van den Grachtswal tot den eersten overweg van den staats
spoorweg Achter de Hoven in het midden van den weg een
riool te maken, bestemd voor afvoer van hemel- en menage water
en daarnaast eene waterleiding te maken voor brandblussching.
2. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner tijd
de vcreischte voorstellen te doen tot bestrijding van de som van
ongeveer f 2000, waarmede het cijfer op hoofdstuk III afdee
ling VII art. 4 zal moeten worden versterkt.
De heer van Sloterdijck. Bij de vaststelling van de ge*
meente-begrooting heeft deze zaak een punt van behandeling
uitgemaakt en wel speciaal do vraagof een riool voor brand
blussching zou gemaakt worden of niet.
De directeur van gemeente-werken was er zeer voor, bur
gemeester en wethouders vonden geen termen het voorstel daar
toe te doende commissie van rapporteurs was het met dat
collegie eens en toen in den raad het voorstel tot het aanbrengen
van een brandriool gedaan werd, is het na gezette overweging
met 10 tegen 6 stemmen verworpen.
Nu vraagt spr. of het wel aangaat dit punt nu reeds weer
aan te brengen en een na rijpen rade genomen raadsbesluit zoo
in 't voorbijgaan op zijde te zetten, vooral nu de omstandigheden
waarvan dat besluit afhing niet zijn veranderd. Indertijd toch
heeft men niet de quaestie van ruimtemaar die van de kosten
vooropgesteld en dit bezwaar blijft zijns inziens bestaan. Of
schoon spreker destijds vóór het maken van een brandriool was,
heeft hij nu toch bezwaar om buiten veranderde omstandigheden
een raadsbesluit ter zijde te stellen.
In de tweede plaats wenscht spreker eene opmerking te ma
ken over het bestekde raad heeft zich wel niet voorbehouden
de goedkeuring of vaststelling daarvanmaar het bestek ligt bij
de stukken en daarom doet hij de vraag aan burgemeester en
wethoudersof het niet wenschelijk is de zandbedding van den
straatweg wat dikker te maken dan 17 centimeter, zooals in
het bestek staat. De ondervinding heeft geleerd, dat de grond
hier in de gemeente voor de bestrating niet zeer geschikt is,
maar ook, dat hieraan door eene dikke zandbedding kan wor
den te gemoet gekomen waarvoor de straatweg tusschen de
lloodeboerspijp en de Potmargebrugwaar de bestrating zeer
goed isten bewijze kan dienen.
Aan de oplevering op 1 November zou spr. eene maand willen
zien toegevoegdeene maand helpt wel soms niet veelgetuige
b. v. de woning voor den marktmeester bij de veemarkt, doch
men zal daardoor onmogelijk maken dat de aannemer regt op
te late oplevering verkrijgt. Ook wenscht hij dat de aannemer
zes maanden na de aflevering voor het werk aansprakelijk zal
blijven en daarvoor geen vasten datum aangenomen zienom
dat dan bij vertraagde oplevering de inkorting van den termijn
van onderhoud den nalatigen aannemer ten goede komt.
Ten slotte veroorlooft hij zich nog een wensch uit te spreken,
namelijk dat de doorgaans noodzakelijke verbetering of herstel
ling aan de gasleiding in den weg worde aangebragt vóór de
bestrating wordt gelegd. In den laatston tijd is het hier de ge-
woonto geworden eerst de straat te loggenen latêr die weder
op to brekenom de gasleiding tot stand te brengen. Een
leek kan begrijpen dat daardoor de geheele weg weder uit zijn
verband wordt gerukt.
Volgens spreker is dit te wijten aan gebrek aan zamenwer-
king tusschen de verschillende bij het werk betrokkene afdee-
lingen van het beheer der gemeentewerken.
I te Leeuwarden, van den 15 Junij 1876. 61
Hij heeft gemeend dit onder de aandacht van burgemeester
en wethouders te moeten brengenomzoo mogelijkdaarin
verandering te brengen.
De lieer Bloembergen erkent dat er voor de vraag van
den heer van Sloterdijck of het wel opgaat een eenmaal geno
men raadsbesluit zoo ter zijde te stellen veel te zeggen ismaar
wanneer men zich de behandeling dezer zaak ter gelegenheid
der vaststelling van de begrooting voor dit dienstjaar herinnert
dan zal men wel toegeven dat destijds het plan bestond aan
weerzijden van den weg een riool tot afvoer van hemel- en me
nagewater aan te brengen en dat er toen, bij verschil van ge
voelen opzigtens de noodzakelijkheid van een brandleiding op
gewezen isdat bij die wijze van riolering de gelegenheid be
houden bleef later nog zoo noodig eene waterleiding voor brand
blussching aan te brengen.
Nu men echter van zienswijze veranderd is en begrepen heeft
dat het beter is één riool to leggen voor menagewater heeft
men aan uw oordeel de vraag willen onderwerpen of het niet
goed zoude zijn om, wanneer men in het midden opbreekt, te
vens een brandriool aan te leggen.
In het plan is dus eene zoo belangrijke wijziging gekomen
dat ik niet geloof, zegt spr. dat er regtstreeks inbreuk wordt ge
maakt op een vroeger raadsbesluit.
Toen gold het de regeling van het bij de begrooting uit te
trekken bedrag voor dit werknu die der uitvoering.
Wat de tweede opmerking van den vorigen spreker betreft
merkt hij op dat de aanleg en dikte der zandbedding bij het
maken van nieuwe bestratingen een onderwerp van ernstige be
spreking heeft uitgemaakt en aan de daaromtrent nu geopperde
bedenking bij de laatst aangelegde straten zooveel mogelijk is
te gemoet gekomen terwijl men tevens gemeend heeft in de
wijze van bestrating eenige verandering te moeten aanbrengen.
Wat de termijnen van aflevering en onderhoud betreft daar
tegen zal wel bij den raad en bij burgemeester en wethouders
geen bezwaar bestaan.
De vorige spreker bedriegt zich mijns inzienszegt hijwat
het aanbrengen der gasleiding betreft als hij meent dat die
vreemdsoortige wijze van behandelen de meest algemeene re
gel is. Bij den aanleg der wegen buiten de Wirdumerpoort en
naar het Station ziin in den regel eerst de gasleidingen in de
bedding gebragtalvorens tot het bestraten werd overgegaan
met de zijtakken echter is dit niet altijd het geval geweest
daar het soms vooraf moeijelijk te bepalen is waar de lantaarns
het meest doelmatig kunnen worden geplaatst. Eene gepaste
zamenwertting tusschen den directeur van gemeentewerken en
dien der gasfabriek acht spreker ook zeer wenschelijk. Hij zal
die waar noodig gaarne trachten tc bevorderen.
De heer Bruinsma wil aan het door den heer Bloember
gen gesprokene nog toevoegendat men bij onderlinge bespre
king tot dit gewijzigd voorstel gekomen is, vooral ook met het
oog op de mindere kosten.
Men kan wel een riool maken aan den regter kant doch ook
aan den linker kant dit te doen zoude misschien moeijelijk zijn
met het oog op de vraag of men daartoe het regt zal hebben.
De directeur der gemeentewerken heeft voorts herhaaldelijk
verzekerd dat er in den verloopen winter bij sneeuwjagt Ach
ter de Hoven geen water te bekennen was en deze toestand
alzoo bij brand zeer gevaarlijk zoude geweest zijn.
Men kan niet alle mogelijkheden voorkomen, doch moet dit
zijns inziens doen waar daartoe de gelegenheid bestaat.
Hij hoopt zeer dat de raad zich voor dit voorstel zal verkla
ren om niet de verantwoordelijkheid van gebrek aan water op
zich te laden bij eene eventueel uit te barsten brand.
De heer Wiersma kan zich met het voorstel voor zoover
het brandriool betreft niet vereenigen. Hij gelooft gaarne dat
al het daar aanwezige water wel eens bevroren is of dat er