68
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 Julij 1876.
a. dat de raad in beginsel genegen is mede te werken tot zoo
danige regeling der schooluren aan de openbare lagere scholen,
dat althans twee uren 's weeksin aansluiting met het gewoon
lager onderwijsgodsdienstonderwijs aan de leerlingen dier
scholen buiten ue schooluren kan worden gegeven
b. dat de raad mede in beginsel genegen is op die uren do
schoollokalen voor het godsdienstonderwijs beschikbaar te stel
len, voor zooverre daardoor geene hinderlijke of schadelijke
gevolgen voor het gewoon lager onderwijs te vreezen zijn
2°. burgemeester en wethouders te magtigen om na overleg
met de plaatselijke schoolcommissie en den bij zonderen kerke-
raad voornoemd, nadere voorstellen aan den raad aan te bie
den, waarbij de voor het godsdienstonderwijs in de schoolloka
len bestemde uren en de verder aan het gebruik der lokalen
te verbinden voorwaarden definitief worden vastgesteld.
De heer Brunger had gewenscht dat burgemeester en wet
houders er in waren geslaagd eene regeling der uren te vinden
zonder schade toe te brengen aan het openbaar onderwijs, waartoe
de 2 van het voorstel alle hoop gaf.
Op de beide daarop volgende vragenn.l. is net voldoen aan
des adressants verzoek wenschelijk endie wenschelijkheid
erkend zijnde, is die voldoening mogelijk? komt het mij voor
(de wenschelijkheid niet willende betwisten) dat de voldoening
daaraan mogelijk is, door de lokalen buiten schooluren steeds
beschikbaar te stellen voor het godsdienstonderwijshetzij
voor, tusschenof na schooltijd.
Door daarvoor uren te bepalen in overleg met schooltoezigt
onderwijzers en adressant, wordt aan de bepaling van den wet
gever ten deze geheel voldaan.
Verder gaan in dezen dan de wetgever op het lager oudcr-
wjjs gewild heeftwil hij volstrekt niet.
verder stem ik met burgemeester en wethouders niet zoo
gereedeliik indat het schoolverzuim van Katholieke en Israë
litische leerlingen wegens het tusschentijds verlaten der school
zoo uiterst gering is te achtenzoodat ik op grond van een en
ander mij tegen het voorstel van burgemeester en wethouders
zal verklarentenzij ik tot een andere overtuiging gebragt word.
De heer Kuipers heeft tegen het inwilligen van het voor
stel van burgemeester en wethouders, su'o 1. a. groot bezwaar
en wel in hoofdzaak omdat hij de tegenwoordige schooluren
ten dienste van het godsdienstonderwijs niet wenscht af te
staan.
De redenen die èn den kerkeraad èn burgemeester en wet
houders er toe hebben gebragt den raad deze wijziging voor te
stellen deelt hij geheel en toch kan hij niet inzion dat juist het
doeltreffende van dat onderwijs afhangen moet van één uur
dat zoo nuttig en hoogst noodig voor het gewone schoolonder
wijs dient te worden gebruikt.
Blijft de kerkeraad bij zijn gevoelen dat aansluiting van
school- en godsdienst-onderwijs noodig en nuttig is te achten
dan kan hij niet inzien waarom dat onderwijs niet even nuttig
kan werkenwanneer het gegeven zal worden in een der uren,
die bij de tegenwoordig vastgestelde schooluren disponibel zijn.
Overigens heeft hij geen bezwaar de schoollokalen van het
lagermeer uitgebreid lagermiddelbaar en hoogcr onderwijs
ten dienste van den kerkeraad voor het geven van godsdienst
onderwijs open te stellen.
De heer Bloembergen zal zich vóór het voorstel verklaren.
Hij had gewenscht dat men daarbij al dadelijk verder had kun
nen gaandoor terstond de verschikking aan te geven dio er
in de schooluren dient plaats te vindenten einde er geschikte
gelegenheid overblijve om de leerlingen godsdienst-onderwys te
doen genieten in aansluiting met het schoolonderwijsdoch bui
ten de daarvoor bestemde uren en om voor dit doel, voor zoo
ver dit gewenscht wordt en doenlijk blijkt, de schoollokalen
beschikbaar te stellen. Het collegic heeft dit echter minder
verkieslijk geacht. De regeling van dit een en ander vordert
veelzijdig overleg, zoo met het schooltoezigt als met de bestu
ren der onderscheidene kerkelijke gezindten en daarom kwam
het burgemeester en wethouders wenschelijk voor omalvorens
nader te onderhandeleneen votum van den raad uit te lokken,
betreffende het bij deze zaak betrokken beginsel.
Dat toch eene verschikking van schooluren zal moeten plaats
hebbenzal het door den adressant beoogde doel worden bereikt,
acht spr. bijna zeker, ook op grond van vroegere ervaring. Des
tijds had de kerkeraad zich tot het dagelijksch bestuur gewend
en zag spr. zich geroepen oin zoo mogelijk eene schik
king voor to bereidendie strekken kon ommet behoud der
bestaande regeling van de schoolurende schoollokalen voor
het geven van godsdienst-onderwijs beschikbaar te stellen, doch
stuitte dit af op velerlei moeijelijkheden.
Alvorens dus nu weder over bepaalde uren te onderhandelen
wenschto men een besluit van den raadwaarbij men het voor-
uitzigt erlangt voor verdere voorstellen in opzigt eener veran
derde regeling der schooluren, 's raads bijval te mogen ver
werven.
Neemt men de conclusie aan zooals zij nu luidtdan zullen
burgemeester en wethouders te meer grond hebben om met de
kerkbesturen in overleg te treden en zoo mogelijk eene betere
regeling aan des raads oordeel te onderwerpen en blijft nog al
tijd de weg open om latere voorstellen af te stemmen.
Nu reeds aan te nemen dat geene betere regeling mogelijk
isdat het beschikbaar stellen van uren voor het godsdienst
onderwijs noodwendig opoffering en verlies van uren voor het
schoolonderwijs met zich kon brengenzooals de beide vorige
sprekers schijnen te veronderstellen, acht spr. de zaak eeniger-
mate praejudiciëren. Hij ziet niet in dat dit zoo bepaald uit
liet voorstel volgt.
Den heer Brunger komt het voor dat de heer Bloembergen
hem eenigzins verkeerd begrepen heeft. Hij wil eenvoudig geen
godsdienstonderwijs ten koste van het lager onderwijs. De
twee uren, die men nu aan het onderwijs in den godsdienst wil
geven, behooren aan het gewone lager onderwijs en hij wenscht
niet verder te gaan dan de wet toelaat, die zegt: dat de school
lokalen, buiten de schooluren, voor liet godsdienst onderwijs
beschikbaar kunnen worden gesteld.
Wil inen nu, door verschikking der schooluren, gelegenheid
vinden, dan vindt hij het goed, mits er in geen geval vermin
dering der schooluren door ontsta.
De heer Bioombergen wil wel erkennen dat hij de intentie
van den heer Brunger minder juist begrepen heeft, doch de
heer Kuipers heeft zich meer positief verklaard tegen elke ver
schikking.
liet meerendeel der hoofdonderwijzers alhierdie over deze
aangelegenheid gehoord zijn heeft er zich vóór verklaardom
twee halve uren voor het godsdienstonderwijs aan de gewone
schooluren te onttrekken enzegt spr.hot collegie van burge
meester en wethouders heeft volstrekt niet verklaard dat hier
voor geen equivalent zal te vinden zijn, veel minder nog, dat
het onvermijdelijk zal zijn, twee geheele uren van het gewone
onderwijs op te offeren.
Zeker blijft menom den heer Brunger te beantwoorden
binnen de perken van de wet, wanneer men uren buiten de
schooluren voor het godsdienstonderwijs disponibel laat, doch
men moet zoeken de uren zoo te wijzigen, dat er voor het
godsdienst onderwijs geschikte uren worden gevonden.
Het doel isdat de kinderen op een tweetal dagen in de week,
des morgens of middagsin aansluiting met het schoolonderwijs
gelegenheid zullen vinden in het schoollocaal of elders godsdienst
onderwijs te ontvangen, want dat onderwjjs 's avonds te geven,
na afloop der schoolurenschijnt niet aan het doel te beant
woorden, noch gewenschten bijval te vinden.
Eene doelmatige regeling in dezen zal zeker groote moeijelijk-
lieid ondervinden doch schenkt de raad een goedkeurend votum
Verslag der handolingen van den gemeenter
aan dit voorstel, dan zullen burgemeester en wethouders alle
pogingen in het werk stellen, om die moeijelijkheden te over
winnen.
De heer Kuipers verklaart na de inlichtingen van den heer
Bloembergen, waaruit blijkt dat men geene vei'mindering maar
slechts eene verandering der gewone schooluren beoogtzich
bij het voorstel te zullen neerleggen.
De Voorzitter doet den heer Kuipers opmerken, dat men
den dag niet langer kan maken dan hij is en niet over meer
dan 24 uren disponeren kan. Het zal daarom, zijns inziens,
onmogelijk zijn het doel zonder eenige opoffering te bereiken.
De heer Kuipers heeft verklaard het doel te willen, welnu,
dan zal hij ook de daarvoor gestelde middelen moeten willen
aanwenden.
Het godsdienst-onderwijs zal worden gegeven in aansluiting
aan de gewone schoolurendoch eenige opoffering zal men zich
daarvoor altijd moeten getroostenik zegt spr. heb gemeend hierop
uwe aandacht te moeten vestigen ten einde later tot geene
teleurstellingen aanleiding te geven.
De heer Brunger is met betrekking tot het laatste door
den heer Bloembergen opgemerkte eenigzins van gevoelen ver
anderd want nu blijkt het hem dat hij al. 1. a. niet goed
begrepen heeft.
Daar wordt gezegd dat er twee uren 's weeks voor het gods
dienst onderwijs disponibel zullen worden gesteld, terwijl de
onderwijzers slechts twee halve uren wenschen af te staan.
Spreker heeft er geen bezwaar tegen om de schoollokalen
tot het geven van godsdienst onderwijs af te staandoch blijkt
naderhand dat die gelegenheid niet anders kan worden verkre
gen dan door inkrimping der schooluren dan zal hij er zich
dan nog tegen verzetten.
De heer Kijmmell is in beginsel er voor om de schoollo
kalen tot het geven van godsdienst-onderwijs open te stellon.
doch na de toelichting door den Voorzitter dat hiermede altijd
eene opoffering van een gedeelte der gewone schooluren zal
moeten gepaard gaan, is hij van opinie veranderd en zal dien
tengevolge zich tegen paragraaf a. verklaren. Hij had deze
voorwaarde in het voorstel niet kunnen ontdekken.
Geschiedt de openstelling der schoollokalen ten genoegen der
godsdienstonderwijzers tot het geven van godsdienst onderwijs
zonder eenige inkrimping der uren voor het openbaar onder
wijs bestemddan heeft spreker er niets tegendoch in elk
ander geval zal hij er zich tegen blijven verzetten.
De heer Bloembergen meent gezegd te hebben, dat het
volstrekt niet vast stonddat er van het bestaande getal school
uren moet opgeofferd worden. Wel wordt er in het voorstel
van gewaagd, dat er mogelijk twee halve uren van de gewone
schooltijden zouden moeten worden afgestaan, doch daarbij is
in het midden gelatenof niet een equivalent hiervoor te vin
den zal zijn.
ad te Leeuwarden, van den 27 Julij 1876. 69
De verklaring van den voorzitter sluit niet in, dat die twee
urenvoor godsdienst onderwijs te bestemmengeheel aan de
schooluren zullen worden onttrokkendoch deze wildenaa'r
sprekers opvatting, het voorstel niet in dien zin opgenomen
hebbendat men aan geene opoffering hoegenaamd te denken
zou hebben. Yan daar voorzeker de uitdrukking van den voor
zitter, dat men den dag niet langer maken kan dan die nu
eenmaal is.
Alles hangt hier zaam met nader overleg, waarbij de geop
perde bedenking kan worden in het oog gehouden.
Neemt de raad het beginsel aan, in al. 1 sub a weggelegd,
dan bewandelt hiimijns inzienszegt spr.geen gevaarlijk pad
en zullen de leaen daardoor nog volstrekt niet gehouden zijn
later van een gedeelte van het bestaande getal schooluren af
stand te doen.
De heer de la FaiHe merkt naar aanleiding van het dooi
den heer Kijmmell gesprokene aan de vergadering op dat, of
schoon in alinea 1 sub a. niet ton duidelijkste van opoffering
sprake is dit toch zeer zeker in de memorie van toelichting staat
uitgedrukt.
Men moet vóór alles elkander goed over dit punt verstaan;
door de onderwijzers zelf is het erkend dat zij bereid zijn twee
halve uren af te staan en ook hij gelooft niet dat het zonder
opoffering mogelijk zal zijn geschikte uren voor het geven van
godsdienstonderwijs te vinden.
Wat de bewering betreft dat het schoolverzuim der kinderen
van catholieke en israëlitische ouders wegens het bijwonen van
godsdienstonderwijs gedurende enkele uren geen noemenswaard
ongunstigen invloed heeft op de resultaten van liun onderwijs
(zie memorie van toelichting)deze laat spr. gaarne voor reke
ning van burgemeester en wethouders.
Spreker vat de voorgestelde regeling zóó op dat die altijd
met eenige opoffering zal verkregen moeten worden en zoude
dit principe hier vóór alles gaarne beslist zien.
Zonder verdere discussie wordt alinea 1. a. aangenomen met
9 stemmen tegen 5 van de heeren Kijmmell, Kuipers, Wij-
brandiBakker en de la Faille, en daarop alinea 1. b. zonder
hoofdelijke stemming.
Nadat op voorstel des voorzitters besloten was in alinea 2 de
woorden te magtigen te vervangen dooruit te noodig en wordt
alinea 2 en daarna het geheele voorstel zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Niets meer aan de orde of voorgesteld zijnde sluit de voor
zitter de vergadering.