76
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 Augustus 1876.
klassen te rangschikkenn.l. in eerste hulponderwijzers met
hoofdonderwijzers-acte op eene jaarwedde van Ö(X) in hulp
onderwijzers der 2e klasse op eene bezoldiging van 700en
in hulponderwijzers der 3e klasse op eene jaarwedde van 600. j
Er is door burgemeester en wethouders op gewezenen niet j
ten onregte zegt spr.datwerd het boginsel der plaatselijke
schoolcommissie aangenomen, de tegenwoordige hulponderwij
zers door de nieuwe regeling geene verbetering zouden onder
gaan doch in dat geval zou kunnen worden voorzien door eene
overgangsbepaling.
De heer Rengers wensckt voornamelijk omtrent het laatst
door den heer Duparc besproken punt iets in het midden te
brengen. Het verwondert spr. niet dat de heer Duparcspe
ciaal als orgaan der plaatselijke schoolcommissie blijft bezwaar
maken om in de voorgestelde wijzigingen te treden en zich met
het door burgemeester en wethouders voorgestaan beginsel te
vereenigen. Wanneer spr. echter bedenkt, dat dat beginsel
eenige jaren geleden is aangenomen, ten einde eene billijke
tracteraents-regeling te erlangeneene regelingwaarbij alle
gunstbetoon was uitgesloten en den onderwijzer een prikkel
werd gegeven, om door hot verwerven der hoofdonderwijzers-
acte zekere voordeelen te behalen,wanneer hij zich herinnert,
dat die regeling toen zoowel de goedkeuring der plaatselijke
schoolcommissie als der onderwijzers verwierf, dan komt liet
hem vreemd voor, dat de plaatselijke schoolcommissie thans
wenscht te breken met het eens aangenomen beginselalleen
omdat volgens haar inzien het bezit der hoofdonderwijzersacte
voor de hulponderwijzers in de lagere klassen geen vereischte is.
Deze stelling hoe juist op zich zelf, zou slechts dan een vol
doend argument tegen de voorgestelde regeling zijn, indien het
te voorzien ware dat alle hulponderwijzers in de gemeente de
hoofdonderwijzersacte bezaten. Echter is de bedoeling der trac-
tementsverhooging bij bezit der acte ook geenszins, dat men
de hoofdonderwijzersacte voor onmisbaar houdtin tegendeel
spr. gelooft dat er onderwijzers zijn die nimmer de akte ver
wierven en toch op praktisch gebied uituemende diensten be
wezen, doch men kent de verhooging toe, omdat slechts op deze
wijze volgens een vasten maatstaf en zonder persoonlijk gunst
betoon aan alle onderwijzers gelegenheid wordt geschonken na
korter of langer tijd hun lot te verbeteren. Natuurlijk zullen
er zijn die deze regeling niet bevalt. Wanueer het te voorzien
wasen spr. voor zich zou het wel wenschendat de gelegde
prikkel zoodanig zou werken, dat alle hulponderwijzers aan de
gemeentescholen in het bezit geraakten der hoofdonderwijzersacte,
dan zou het door burgemeester en wethouders voorgestaan be
ginsel eentezins bezwarend voor de gemeente kunnen genoemd
worden. Wijzende op den tegenwoordige!! toestand, beweert
spr. dat dit echter niet het geval is. Hij voor zich vindt geen
rationeler verhooging, dan die door ijver en vlijt is bekomen.
De titularissen moeten belang bij het verkrijgen der hoofd
onderwijzersacte hebben. Ik weet' welzegt spr.dat het toe
gepast beginsel bezwaren heeft opgeleverd ten opzigte van hulp
onderwijzers op jaren, dien het misschien na veci moeite en
studie niet is mogen gelukken de hoofdonderwijzersacte te ver
werven en die daardoor in bezoldiging ten achter staan bij veel
jongere hulponderwijzers in liet bezit van bedoelde acte'maar,
merkt spr. op, men dient niet te vergeten, dat iedere regeling
zjjne moeijeljjkhcden heeft en het niet gemakkelijk is iets te ont
werpen dat aan alle cischen voldoet en ieder tevreden stelt,
liet standpunt waarop de gemeente zich ten dezen heeft te
plaatsen is, dat zij zorgt voor eene behoorlijke bezoldiging in
het algemeen en bovendien voor ecu prikkeltot meerdere be
kwaming en tot werkzaamheid.
Het is volstrekt niet gebleken, zegt spr., dat de verhooging
van bezoldiging, gegeven voor het bezit der hoofdonderwijzers
acte, inconveniënten opleverde.
Het eenige inconvenient dat zij mêebragt is dit, dat de oudere
hulponderwijzers zich bjj de jongere achter uitgesteld gevoelden.
Eerst bedoelden hebben zich daarover wel bij spr. beklaagd,
maar hij heeft gemeenddat hier het beginsel boven de per
sonen moet gesteld worden. Hij blijft bjj het door burgemeester
en wethouders voorgestaan beginsel.
De heer Duparczegt spr.heeft ook gesprokendat aan
neming van dat beginsel moeijelijkheden zou te weeg brengen
ten opzigte van reeds toegekende verhoogingen. Spr. erkent
dat men eens toegekende bezoldigingen niet kan intrekken
doch wijst tevens op de omstandigheiddat bij aanneming
der klassificatiezooals die door de schoolcommissie wordt be
doeld het bezwaar voor de gemeente althans in den aanvang
nog grooter zal zijn, daar rnen de hulponderwijzers die de akte
bezitten toch evenmin de hun eenmaal toegezegde verhooging
kan outnemen.
Wat overigens het bezwarende betreft van het beginsel van
burgemeester en wethoudersmoet spr. opmerkendat het on
derwijs altijd eene kostbare en voor de gemeente bezwarende
zaak blijft, doch dat men voor eene goedere regeliug niet op
1000 moet zien. Zijns inziens moeten ijver en knapheid het
beginsel blijven voor verhooging van bezoldiging
De heer Du par O gelooft, dat de vorige spr. hem in som
mige opzigten minder goed heeft; begrepen. Hij zoowel als de
plaatselijke schoolcommissie hebben hier geen bepaalde personen
op het oog. De schoolcommissie meentdat niet de premie van
100 de prikkel moet zijn voor het verwerven der hoofdonder
wijzersacte, maar de zucht, om zelf als hoofdonderwijzer te
kunnen optreden of des noods naast den hoofdonderwijzer te
staan. Heeft men nu drie klassen van hulponderwijzersn.l.
van 600700 en 800 tractementdan zal de gelegenheid
worden geopendom bij vacature te worden bevorderd. Dat
het niet aan vacatures zal ontbrekenhiervoor is ons de
ondervinding borg. Bijna iedere vergadering toch levert daar
van het bewijs, en spr. voorziet, dat, al blijft men de hulp-
onderwijzers-jaarwedden gedurig verhoogen, er in de eerste ja
ren nog wel dikwijls tot aanvulling zal moeten worden over
gegaan. "Wel is waar heeft men pas vóór 4 a 5 jaar het tegen
woordig stelsel aangenomenmaarzegt spr.in zake het on
derwijs opent iedere dag ons, als ware het, weder een nieuw
gezigtspunt, en dit geldt vooral ook de voorziening in het hulp
personeel.,
Het verschil tusschen de plaatselijke schoolcommissie en bur
gemeester en wethouders is eigenlijk niet groot. Beiden willen
verhooging. De eerste wil echter voor de hulponderwijzers
in het verschiet stellen om vooral volgens pligtsbetr achting be
loond te worden, de laatsten willen bekwaamheid moer als reden
voor tractements-verhooging in aanmerking hebben gebragt. Dat,
zegt spr. is het essentieel verschil waaromtrent hij verder de
beslissing aan den raad wenscht over te laten.
De heer Brunger zegtdat het bij het lezen der missive
van de plaatselijke schoolcommissie zijn aandacht heeft getrokken,
dat die commissie bij bekwaamheid ook geschiktheid op den
voorgrond wenscht te hebben gesteld. Ook hij wenscht dit.
Spr. gelooft, dat er menig verdienstelijk onderwijzer in deze
gemeente is, ofschoon hij niet de hoofdonderwijzersacte bezit
en dat er daarentegen ook wel zullen gevonden wordendie
die acte bezittende toch niet de gewenschte geschiktheid be
zitten. Het is met het oog op die geschiktheiddat hij zich
wel met het denkbeeld der plaatselijke schoolcommissie kan ver-
eenigenom de hulponderwijzers in drie klassen te vcrdeelen.
Voor de eerste klasse zou men dan personen kiezen, die en in
het bezit zijn der hoofdonderwijzersacte èn die de meeste ge
schiktheid bij het geven van onderwijs aan den dag leggen.
De lieer Rengors meent naar aanleiding van hetgeen de
heer Brunger in do laatste plaats opperde, even in het debat
te moeten terugkeeren en er op te moeten wijzen, hoe de rede
nering van dien spr. oppervlakkig een goeden indruk geeft
maar toch bezwaren medebrengt. Do lieer Brunger wenscht
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te -Leeuwarden, van den 24 Augustus 1876.
bijzonder op de geschiktheid der ambtenaren te lettenmaar
zegt spr.men moet niet vergetendat die geschiktheid hoogst
moeijelijk is te beoordcclon. Het verschil in bezoldiging dat
burgemeester en wethouders tusschen de hulponderwijzers wil
len hebbenberust op een criteriumdoor de wet aangegeven.
Mag men in enkele gevallen door vergelijking met anderen, de
geschiktheid der hulponderwijzers trachten op de weegschaal te
leggenin de meeste gevallen zal dit toch op belemmeringen
stuiten. Het zal naar sprs. inzien moeijelijk te bepalen zijn, of
die en die een hulponderwijzer van ƒ600 dan van 700 moet zijn.
Wat verder betreft het beweren, dat de bekwaamheid geen
afdoend motief is voor de bcoordeeling der hulponderwijzers en
dat er ook onder hen, die niet in het bezit zijn der hoofdonder
wijzersacte wel verdienstelijke hulponderwijzers worden aange
troffen, spr. wenscht nog verder te gaan en wil beweren dat
er onder de hulponderwijzers niet in liet bezit der hoofdonder
wijzersacte wel verdienstelijker zijndan sommigen van lien die
wel in het bezit dier acte zijn. Do beoordeeling der geschikt
heid der hulponderwijzers is en blijft echter bij spr. eene hoogst
moe ij el ij kc zaak.
De heer Brunger moet bekennen, dat hij tot zijn leedwezen
in de missive der plaatselijke schoolcommissie mist een middel
dat aan de hand wordt gedaan om de beoordeeling der ge
schiktheid uitvoerbaar te maken. Het zou spr. echter niet be
vreemden of die commissie zal daarvoor wel een middel weten.
De commissie is immers het ligchaam dat zich dagelijks in con
tact met de onderwijzers stelt en dat zich ten allen tijde van
het gegeven wordend onderwijs op de hoogte kan stellen. De
plaatselijke schoolcommissie zou, volgens spr. wel degelijk in
staat en geroepen zijn, om in dezen bij het schiften van kaf
en koren tot voorlichting tc strekken.
Over de algeme#ne strekking van het voorstel niemand meer
het woord verlangendewordt punt a der conclusieluidende
„de jaarwedde van den hoofdonderwijzer der gemeenteschool
no. 2 te bepalen op f 2000 en vrije woning of bij gemis daarvan
eene vergoeding van /'400 „per jaar" in behandeling gebragt.
De lieer Brunger vraagt, of door deze tractementsregeling de
procentsgcwijze belooningdie de hoofdonderwijzer dc Ru ij ter
tot dusver genoot, komt te vervallen.
Nadat de Voorzitter op deze vraag toestemmend had ge
antwoordgeeft de heer Bruuger te kennen, dat hij het be
treurt dat die belooning zal vervallen, zijns inziens moet de
hoofdonderwijzer belang bij den bloei der school hebben. "Wel
verkeert de in deze bedoelden onderwijzer in cenen exeeptio-
nelcn toestand, maar in het algemeen acht spr. het wenschelijk
dat voor de onderwijzers een prikkel bestaat, om mede te wer
ken tot den bloei der school. Die prikkel vindt hij het best
gelegen in de veranderlijke belooning.
De heer Duparc herinnert aan zijne opmerking van zoo even, dat
bijna iedere dag in zake het onderwijs een nieuw gezigtspunt
oplevert. Dit is ook hier weder het geval geweest en de reden
van het voorstel. De schoolcommissie is tot de overtuiging ge
komen dat een hoofdonderwijzer er geen financieel belang bij
moet hebben of het getal leerlingen zijner school klein of groot
is. Met het oog op de ervaringdie men ten opzigte niet alleen
van dezemaar ook van andere scholen heeft opgedaanis
daarom liet voorstel gedaan, om voor den hoofdonderwijzer der
gemeenteschool no. 2 eene vaste jaarwedde te bepalen gelrfel
in overeenstemming met het algemeen beginseldat ten aanzien
van het onderwijzend personeel in deze gemeente wordt toe
gepast.
Hierna wordt punt a der conclusie in rondvraag gebragt en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Alleen de heer Brun
ger verklaarde zich er tegendoch verlangde geen stemming.
Over dc punten bcdef en g vindt geene discussie plaats.
Deze punten luiden tengevolge het nader voorstel van burge
meester en wethouders als volgt
b. den thans fungcrcnden hoofdonderwijzer der gemeenteschool
no. 2 tot wederopzeggens toe to kennen eene personele toelage
van ƒ400 'sjaars;
c. dc jaarwedde der hoofdonderwijzeres aan de gemeenteschool
no. 3 te verhoogen met 200
d. de jaarwedde van den hoofdonderwijzer aan dc gemeente
school no. 4 te verhoogen met 150 en de vergoeding voor
huishuur tc bepalen op /'350;
e. de jaarwedden van de hoofdonderwijzers aan de gemeente
scholen nos. 5—10 te verhoogen met f 150 en de vergoeding
voor huishuur te bepalen op 300
f. de jaarwedden der hulponderwijzers aan ue gemeenteschool
no. 2 te bepalen
voor den eersten hulponderwijzer op 1000
voor dc verdere hulponderwijzers: in het bezit der hcofdon-
derwijzersactc, één op ƒ800, één op ƒ750, de overigen op 700,
niet in het bezit der hoofdonderwijzersacte /"650;
g. de jaarwedden der liulponderwijzcresscn aan de gemeente
school no. 3, zoover zij minder dan ƒ600 bedragen, op dat cij
fer vast te stellen en de bezoldiging van de onderwijzeres voor
dc vrouwelijke handwerken aan deze school te verhoogen tot 400.
Al deze punten worden successivelyk zonder discussie en hoof
delijke stemming aangenomen.
Bij de behandeling van punt h (punt der conclusie van het
primitieve voorstel van burgemeester en wethouders) stelt dc
heer Duparc nu, in ver baud met liet door hem bij de algemecne
strekking geopperde, voor: om het minimum der jaarwedden
van het hulppersoneel aan de gemeentescholen no. 4 tot 10 te
bepalenvoor dc hulponderwijzers Ie klassedie in het bezit
der hoofdonderwijzersacte moeten zijnop ƒ800 voor de hulp
onderwijzers 2e klasse op ƒ700, en voor de hulponderwijzers
3e klasse op 600.
Dc heer Rongors geeft namens het dagelijkseh bestuur te
kennen dat zoo het amendement Duparc mogt worden verwor
pen door burgemeester en wethouders zal worden voorgesteld
om dc bezoldiging der eerste hulponderwijzers in plaats van op
650 op 700 te bepalenmaar daarentegen de verhooging
vermeld onder lett. gvan liet primitief voorstel van burge
meester en wethouders met 50 te verminderen en vast te stel
len op 100.
De heer Duparc zal niet terugkomen op het reeds ge
houden debat over do hulponderv. ijzersjaarweddenHij wenscht
echter er op te wijzendatbij aanneming van het amende
ment des hoeren 1 tengers de eerste hulponderwijzer, ook al
bezit hij geen hoofdonderwijzersacte, ƒ700 zal ontvangen.
Dc heer Kengei'S meent in het door den heer Duparc ge
sprokene een bedekt verwijt te bespeuren. Burgemeester en
wethouders willen echter met den feitelij leen toestand te rade
gaan en waar thans aan enkele gemeentescholen eerste hulpon
derwijzers worden gevonden, niet in liet bezit der hoofdonder
wijzersacte, die titularissen eene bezoldiging toe kennen,
welke aan hunne verdiensten geëvenredigd is.
De heer Duparc gelooft niet dat men de tegenwoordige le
hulponderwijzers om het gemis der hoofdonderwijzersacte zal
kunnen ontslaan. Dc redenen van ontslag zijn door de wet aan
gegeven. liet zou niet opgaan zegt spr., 0111 bij do in werking
treding der nieuwe verordening de tegenwoordige titularissen
aan den dijk te jagen. Tevens behoeft het geen betoogdat
menmet het oog op dc tegenwoordige functionarisseneene
overgangsbepaling in het leven zou moeten roepen.
De heer Brunger verklaart, op eene desbetreffende vraag
des voorzitters, het amendement van den heer Duparc te on
dersteunen.
De heer Bloembergen zegtdat dan nu het amendement
Duparc conform is aan het door de schoolcommissie voorgestelde.
Spr. is daartegen. Hem komt het wenschelijk vooromde