78 crslag der handelingen van den gemeentera bestaande regeling te behoudenn.l. om aan de bezitters der hoofdonderwjj zersacte eene afzonderlijke belooning toe te kennen. Temeer is dit het geval, omdat, ofschoon het van belang moge zijnom voor eerste hulponderwijzers bij voorkeur zoodanigen te kiezen, welke in het bezit dier acte zijn, het niet zeker is dat men altijd het bezit als vereischte zal kunnen stellen. De ervaring van heden morgenzegt spr.heeft doen zien hoe wenscheljjk het is, niet te veel door wettelijke bepalingen ge bonden te zjjn. Niettemin is het van belang dat er een prikkel bestaat voor de hulponderwijzers tot voortdurende oefening en deze zal versterkt worden door het vooruitzigt op de hoogere belooning die het verkrijgen der hoofdonderwjjzersacte hen zal doen verwerven. Ook met betrekking tot de hulponderwijzers der lagere klassen acht hij dit wenschelijk. Hem komt het voor dat, hoezeer bekwaamheid alleen voor een onderwijzer niet voldoende is, en hij ook geschiktheid moet bezitten, de meerdere bekwaamheid hem toch steeds en dus ook in do lagere klassen ten goede zal komenin zoover vooral dat dit hein de gelegenheid opent, om ook in eene klasse voor meergevorderden werkzaam te zijnwaarvoor hij soms meerdere geschiktheid dan in die van minderontwikkelden moet hebben. In allen gevalle, zegt spr.zullen de hulponderwijzers in het bezit der hoofd onder wijzersacte of die daarnaar streven, hoogcr op prijs zijn te stellendan zijdie maar op den ouden weg voortgaan en bij al de geschiktheid dio zij overigens mogen bezittenniet of weinig toenemen in keunis. Hierna wordt het door den lieer Duparc ingediende amende- weut in stemming gebragt en verworpen met 11 togen 1 stem men vóór stemden de hecreu WiersmaBrungcrKuipors en Duparc. Het voorstel van burgemeester en wethouders tengevolge deze stemming weder aan de orde zijnde, stelt de heer Rengers voor de jaarwedden der le hulponderwijzers te bepalen op 700 en in verband daarmede de toelage voor de hoofdonder wij zersacte op 100. Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen evenals de verdere onderdeelen omschreven bij het eerste lid der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders. Hierna komt in behandeling het tweede lid der conclusie van burgemeester en wethoudersstrekkende tot vaststelling eener verordening regelende de bezoldiging van het onderwijzend per soneel aan de gemeentescholen. De artikelen 1 tot en met 5 der door burgemeester en wet houders aangeboden ontwerp-verordening worden, behoudens de daarin ingevolge de genomen besluiten gemaakte wijzigingen achtereenvolgend zonder discussie en hoofdelijke stemming goed gekeurd en aangenomen. Bij artikel 6 merkt de heer Rengers op, dat er door de her haalde wijzigingen in dit artikel eene leemte is ingeslopen. Hij stelt derhalve voor de daarin vervatte bepaling niet slechts op de hulponderwijzers en onderwijzeressen in de artt. 3 en 4, maar ook op die in art. 2 genoemd toe te passen. Art. 6gewijzigd als door den heer Rengers bedoeldwordt daarna zonder hoofdcljjke stemming aangenomeneven als ook de artt. 7 en 8. De onderscheidene artikelen der verordening behandeld zijnde, geeft de lieer Duparc der vergadering in overwegingom nu nog eene bestaande hardheid ten opzigte van den hoofdonder wijzer aan de gemeenteschool no. 9den heer Visserweg te nemen, pene hardheid waarop door burgemeester en wethouders zei ven in hun nader rapport reeds is gewezen. Primitief lag het in de bedoeling van de plaatselijke schoolcommissie om aan allo hoofdonderwijzers eene tractementsverhooging van/*200 toe tc kennendoch later werd begrependat men ook het oog moest houden op het bedrag, den hoofdonderwijzers toegekend als vergoeding voor huishuur. Dientengevolge werd voorgesteld hot bedrag te splitsen en het tractement en die vergoeding te id te Leeuwardenvan den 24 Augustus 1876. verhoogen ieder met ƒ100. Daarvan zou echter het gevolg wordendat de genoemde hoofdonderwijzer de eenigedie door de gemeente van eene woning wordt voorzien en dus geen ver goeding voor huishuur genietminder zou worden gebaatdan de andere hoofdonderwijzers. Wol zou zijn tractement 100 verhooging ondergaanmaar van de ƒ100 verhooging voor huis huur zou hij geen voordeel hebbeu. Burgemeester en wethou ders hebben dit ook ingezienalthans bij hun nader voorstel stellen zij voorom de verhooging van het tractement op 150 en die der vergoeding voor huishuur op ƒ50 te bepalen. Maar ook dan zal hij nog ƒ50 minder ontvangen dan zijne ambtge- nooten. Spr. zoumet het oog op het aangevoerdewel een over gangsbepaling in de verordening willen hebben opgenomen waarbij aan den hoofdonderwijzer der gemeenteschool no. 9 eene personele toelage van 50 werd toegekendzoolang hem door do gemeente het thans bij hem in gebruik zijnd huis ter be woning is aangewezen. De Voorzitter wenscht den heer Duparc op te merken, dat do raad door de voorgestelde verhooging op een juist standpunt zal komen. Men heeft gemeend de voorgestelde verhooging van de vergoeding voor huishuur tot op vijftig gulden te moeten ver minderen en datzegt spr.is juist het bewijsdat men met die verhooging geen bedekte tractementsverhooging op het oog heeft gehad. Vijftig gulden heeft men voldoende gerekend voor de verhooging van de toelage voor huishuur het overige wenschte men bepaald voor tractementsverhooging te bestemmen. Kent men nu aan den hoofdonderwijzer Visser eene personele vergoeding toe, dan juist, merkt spr. op, zal men vervallen in het euveldoor den heer Duparc bedoeld. Men wil hier nipt laten voorkomenalsof de verhooging van de vergoeding voor huishuur eene beaekte tractements verhoo ging is. Daarom is men juist niet van het principe tot verhoo ging maar van dat tot verlaging van de primitief voorgestelde vergoeding voor huishuur uitgegaan. Den heer Bloembergen komt het voordat de huurwaarde van het door den hoofdonderwijzer der gemeenteschool no. 9 bewoonde huis wel niet juist op ƒ50 na is te bepalen. Spr. voor zich kan niet toestemmen in de bewering dat die hoofd onderwijzer bij anderen ten achter zou staanomdat hij het door de gemeente hem aangewezen huis moet bewonen, 't Moge waar zijndat dat huiswat den stand aangaatminder ver kieslijk is, maar hier staat tegenover, dat er ook een niet onaardige tuin bij behoort en dat het onmiddelijk nabij de school is gele gen. Een en ander meent spr. ook als een niet verwerpelijk voordeel te mogen aanmerken. Daarenbovenzegt hijis Het geblekendat dit huis ook nog wel voor den onderwijzer be geerlijk is. Een vroeger onderwijzer althans heeft dit, toen zijne school naar een ander gebouw werd overgebragt, ten dui delijkste doen blijkenin zoover hij slechts noode en niet dan op grooten aandrang bedoeld huis verliet. Spr. is van meening dat nu de hoofdonderwijzer der gemeenteschool no. 9 150 ver- hooging van tractement zal verkrijgenhij geen reden tot kla gen zal hebben. Men kan alles ten dezen ook niet met de goudschaal uitwegen. De heer Rengers verklaart, dat hij aanvankelijk zich ge neigd gevoeldeom het door den heer Duparc geopperde denk beeld te ondersteunen. Bij nader inzien acht hij echter eene dergelijke afwijking van het algemeen beginsel ten voordeele van een bepaalden persoon minder goed. Mogt het blijken zegt spr., dat het huis van den bedoelden onderwijzer niet meer ter bewoning geschikt is, dan zal men, evenals vroeger in der gelijke gevallen is gebeurd, hem van de verpligting om daar to wonen kunnen ontheffen. De heer Duparc verklaart, na het door den heer Rengera gesprokene over de bij den hoofdonderwijzer in gebruik zijnde woning, af te zien van zijn plan om een voorstel in te dienen. Verslag der handelingen van den gemeenteraa Hij vertrouwt dat do besproken zaak thans genoegzaam door het collegie van dagelijksch bestuur zal worden behartigd. De heer Bloembergen geeft in overweging, om nog eene bepaling in de verordening op te nemen en wel met het oog op de personele toelage aan den hoofdonderwijzer der gemeente school no. 2 toegekend. Hij zou eene overgangsbepaling aan de verordening wenschen toegevoegd te zien, waarbij in compensatie met het gemis der procentsgewijze belooningvoor zoover die niet door do verhooging zijner jaarwedde wordt opgewogen, aan den hoofdonderwijzer eene personele toelage van 400 wordt toegekend. De ïaad, zegt spr. heeft besloten, de jaar wedde ran dezen functionaris met 400 te verhoogen en hem bovendien eene personele toelage toe tc kennen van 400. Ook dit laatste dient z. i. bij de verordening te worden omschreven. Blijft de verordening zoo als zij is, dan zal er eene gaping be staan en daaruit niet blijken van de personele toelage. Nu weet spr. weldat deze slechts aan den tegen woord igen hoofd onderwijzer is toegekend en dat men daaraan volstrekt niet voor het vervolg is gebondenmaar daarom te meer acht hij het wenschelijk dat er eene desbetreffende overgangs bepaling in de verordening worde opgenomen. De heer Rengers deelt het bezwaar niet door den heer Bloembergen geopperd. Zijn inziens is de verordening slechts eone verzameling van raadsbesluiten. Het eens genomen besluit verliest zijne kracht nietdewijl het niet in eene verordening is opgenomenspr. is er echter niet tegen ook dit besluit bij wjjze van overgangsbepaling in de verordening op te nemen. De heer Duparc zegt, dat ofschoon het z. i. niets tot het wezen der zaak afdoetook hij eene overgangsbepaling in de verordening zou hebben willen opgenomen zooals door den heer Bloembergen is bedoeld. Met het oog op art. 19 der onderwijs wet bepalende dat de bezoldigingen der onderwijzers onder goed keuring van gedeputeerde staten worden bepaaldschijnt dit zelfs raadzaamanders zou men weder eene afzonderlijke ver ordening ten dezen moeten maken. Hij gelooft dat het zaak is eene betrekkelijke bepaling in de verordening op te nemen. Het heeft ook nog dit voordeeldat alles dan in één verorde ning is te vinden. De heer Rengers zegtdat wanneer men toch overgaat tot het maken van eene overgangsbepaling hij zoodanige bepaling ook wenschelijk rekent ten opzigte van de intrekking van het besluit dd. 9 Mei 1876. Do Voorzitter merkt den heer Rengers op, dat do bepaling door hem bedoeldgeen overgangs-, maar slotbepaling moet zijn. Hierna wordt in verband met het gesprokenedoor den voor zitter voorgesteld: 1. om aohter art. 7 als overgangsbepaling te laten volgen een art. 8 luidende „de thans fungerenden hoofd onderwijzer der gemeenteschool no. 2 geniet tot weder opzeg- „gens eene personele toelage van 400 jaars"en 2 om achter dit art. te laten volgen het slot artikel 9vroeger 8„deze „verordening treedt in werking den 1 Januarij 1877", echter met bijvoeging, dat met dat tijdstip vervalt o. a. het besluit door den heer Rengers zoo even bedoeld. Het voorstel sub 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen terwijl omtrent dat sub 2. wordt beslotenom de redactie van art. 9 aan burgemeester en wethouders over te laten. Tengevolge van een en ander is door don raad vastgesteld na volgende verordening regelende de bezoldiging van het onder wijzers-personeel aan de gemeentescholen Art. 1. De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de gemeenteschool no. 2 worden geregeld als volgt do hoofdonderwijzer eene jaarwedde van 2000 en genot van vrjje woningof wegens vergoeding voor huishuur eene toelage van 400 's jaars de eerste Hulponderwijzer 1000 de verdere hulponderwijzers tc Leeuwardenvan den 24 Augustus 1876. 79 in het bezit der hoofdonderwijzersacteeen 800 een 750 de overigen 700 niet in het bezit der hoofdonderwijzersacte 650. Art. 2. De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de gemeenteschool no. 3 worden geregeld als volgt de hoofdonderwijzeres eene jaarwedde van f 1200, benevens vrije woningof wegens vergoeding voor huislmur eene toelage van 300 de eerste hulponderwijzeres ƒ800; de verdere hulponderwijzeressen 600 de onderwijzeres voor do vrouwelijke handwerken 400. Art. 3. De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de gemeenteschool no. 4 worden geregeld als volgt de hoofdonderwijzer eene jaarwedde van 1350benevens vrije woningof wegens vergoeding voor huishuur eone toelage van f 860,5 de eerste hulponderwijzer ƒ700; een hulponderwijzerbevoegd tot het onderwijs in de Fran- sche taal800 de verdere hulponderwijzers 600 de hulponderwijzeressentevons belast met het onderwijs in de vrouwelijke handwerken 600 de medehelpsters voor vrouwelijke handwerken van 100 tot 250, telkens bij afzonderlijke raadsbesluiten te bepalen. Art. 4. l)e jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de gemeentescholen nos. 5 tot 10 worden geregeld als volgt do hoofdonderwijzers aan de gemeentescholen no. 5 en 10 ieder 1250, de overigen ieder 1150. Allen genieten boven dien vrije woning, of wegens vergoeding voor huishuur eene toelage van 300 'sjaars; de eerste hulponderwijzers 700; de verdere hulponderwijzers ƒ600; de hulponderwijzeressen voor zoover zij met het onderwijs in de vrouwelijke handwerken worden belast, 600, de overige ƒ500; de medehelpsters voor vrouwelijke handwerken van ƒ100 tot 250, telkens bij afzonderlijke raadsbesluiten te bepalen. Art. 5. De jaarwedden van de hoofdonderwijzers of hoofd onderwijzeressen in de drie voorafgaande artikelen genoemd kunnenonder goedkeuring van gedeputeerde staten na twaalf jarigen diensttijd als zoodanig in dezo gemeente, met ƒ100 en na rijf en twintigjarig en diensttijd met 200 boven de vastge stelde cijfers worden verhoogd. De berekening van den diensttijd vangt aanvoor hen die reeds tijdens de invoering der verordening van 24 Augustus 1865 in functie waren, met het tijdstip der inwerking treding van die verordening; voor de overigen met het tijdstip hunner in functie treding. De voorstellen tot verhooging der jaarwedden voren bedoeld geschieden door burgemeester en wethoudersna deswege de plaatselijke schoolcommissie en den districts-schoolopziener te hebben gehoordbij het indienen der gemeente-begrooting. Art. 6. Voor de hulponderwijzers of hulponderwijzeressen in de artikelen 23 en 4 genoemdwordt de jaarlijltsche be zoldiging verhoogd met 100indien zij de acte van bekwaam heid als hoofdonderwijzer of hoofdonderwijzeres bezitten. Deze verhooging gaat in met het kwartaal, volgende op dat waarin de acte is bekomen. Art. 7. De toelage voor eiken kweekeling bedraagt ƒ50 's jaars. Art. 8. De thans fungerende hoofdonderwijzer aan de ge meenteschool no. 2, geniet tot weder opzeggens eene personele toelage van ƒ400 per jaar. Art. 9. Deze verordening treedt in werking den 1 Januarij 1877met welk tijdstip worden ingetrokken de verordening re gelende de bezolaiging van het onderwijzend personeel aan do- gemeentescholenvastgesteld den 8 Mei, 10 Jul ij en 12 Sep tember 1872, benevens de daarin aangebragte wijzigingen om schreven in 's raads besluiten van 8 Mei 1873 10 September 1874 en 24 Junij 1875zoomede het daarop betrekking hebbend raads besluit van 9 Maart 1876, no. 14.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 3