n tit HM 8fi Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van don 7 September 1876. "s i Ste" Spr. stelt voorts de vraag, of het eigenlijk wel behoort tot het wezen eener verordening op de invordering eener belasting zoo in alle opzigten' te bepalen de wijze, waarop het kohier zal worden onderzocht. Zijns inziens behoort dit tot het regle ment van ordegelijk dan ook in het reglement van orde voer dezen raad de wijze van onderzoek naauwkeurig is omschreven, en zou het in ieder geval zeer oneigenaardig zijn, dat regle ment zoo stilzwijgend to wijzigenof daaraan te' derogeren bij eene verordeningdie een geheel ander onderwerp regelt. Zijne amendementen prejudiciëren in dit opzigt niets. Aan liet sectie-onderzoek blijft spr. groote waarde hechten. Er is op gewezen, dat het bezoek der sectie-vergaderingen dik wijls te wenschcn overlaattochmerkt spr. opis in den regel de opkomst der leden niet zoo slechtdat alleen op grond daarvan het sectie-onderzoek behoort te worden afgeschaft. Overigens refereert hij zich aan hetgeen door hem bij eene vorige gelegenheid omtrent dat onderzoek is in het middtm ge- bragt. Hij verklaart ten slotte dat hijzoo het sectie-onder zoek mogt komen to vervallenzijne stem niet aan deze ver ordening zal geven. De amendementen van den heer Dupare worden genoegzaam ondersteund en maken dus een punt van behandeling uit. De heer Dupare gelooft, dat het moeijelijkheden zal ople veren den raad nu alleen over art. 2 te laten beslissen omdat het hoofdbeginselals ware lietde draad is die door al de eerstvolgende artikels loopt. Hij zou dus den voorzitter in overweging willen geven aan dc vergadering eenvoudig als vraagpunt tc stellen wat zij wil eene commissiespeciaal tot onderzoek van het kohier of zooals nu het onderzoek in dc sectiën Blijkt hot, bij aanneming van bet laatste beginsellater, dat het onderzoek in de sectiën niet moor aan het doel dat men zich daarvan voorstelt, beantwoordt, dan kan men het regle ment van orde veranderen en daarbij uitmaken of eene com missie het kohier met de reclames zal onderzoeken en, zoo ja, op welke wyze die commissie in het leven zal worden geroepen. De Voorzitter. U wenscht dus vóór de afzonderlijke be handeling der artikelen het beginsel door stemming uitgemaakt te zien Ik ben daartot bekorting der discussiënniet tegen en zal dus in stemming brengen het voorstel der commissie: „om het „kohier en de bezwaarschriften tot onderzoek in handen te stel- „len van eene afzonderlijke raadscommissie." Mogt dit verwor pen worden dan blijft derhalve het onderzoek in de sectiën be houden. De uitslag der stemming is dat liet stelsel der commissie ver worpen wordt met 11 stemmen tegen 4, die van de hoeren Attema, Rengers, van Sloterdijck en KijmmelL De Voorzitter. Wil de commissie voor het ontwerp nu ook wijzigingen voorstellen of zich omtrent de amendementen ver klaren De heer Her gors zou mocnen dat nu de raad het beginsel van voorbereidingdoor de commissie voorgesteld, verworpen heeftook de volgende bepalingen hare raison d'etre verloren hebben. Daarom wenscht liij aan de lieeren Attema en van Sloterdijck in overweging tc geven om die artikelen in tc trekken. De Voorzitter stelt daarop voor de artikelen 2—7 van het ontwerp der commissie in te trekken. Zonder verdere discussie en hoofdelijke stemming wordt dien overeenkomstig besloten. Alsnu komt in boliandoling bet geamendeerde artikel 2 door den heer Dupare voorgesteld. De heer Dupare geeft te kennen dat, behoudens eenige wijziging in de redactiedit artikel is overgenomen van art. 9 der thans vigerende verordening. Dat artikel 9 is door hein echter thans in twee artikelen ge splitstomdat het hier eigenlijk twee verschillende zaken betreft: in de eerste plaats liet onderzoek van het kohier, ten tweede het onderzoek der reclames. In zijn nieuw art. 3 is evenwel tevens een nieuw beginsel weggelegd, namelijk dat de recla manten dooi* eene commissie worden gehoord niet alleen als het noodig wordt geoordeeldmaar ook zoo zij zeiven het verlangen. Art. 2 (nieuw) is eigeJilijk meer een voorschrift van orde, gegrond op de bepalingen der gemeentewetn.l. onderzoek enz. van het kohier door den raad. Art. 3 bevat een beginsel. Ofschoon nu art. 3 eigenlijk nog niet aan de orde is, veroor- looit hij zich nu reeds eene enkele opmerking daarover. Zoo even wees spr. er op, dat in dat artikel een beginsel wordt neergelegd, namelijk om aan de reclamanten, zoo zij het ver langen, de gelegenheid te geven hunne bezwaren ook monde ling toe te lichten. Bij herhaling is gezegd, dat bij de nieuwe wijze van aanslag het getal der reclamanten welligt grooter zal worden dan tot nu toe het geval is, ook al omdat men niet meer zal hebben het hooren vóór de voorloopige vaststelling van het kohier door burgemeester en wethouders. Daarom vooral wenscht spr. de belastingschuldigendie tegen hun aanslag be zwaren hebbenin de gelegenheid te stellen om zich te doen hooren. In sprekers voorstel staatvoor eene commissie. Intusschen is hem opgemerkt, of het ook wenschelijk zou zijn die commis sie hier te doen aanwijzen. Spr. wil deze wenscheljjkheid voors hands gaarne aannemen. In de vorige vergadering nu is door den voorzitter liet denkbeeld aan de hand gedaan die commissie door den raad te doen benoemenzoodat uit iedere sectie één lid zoude worden aangewezen. Ofschoon spr. oordeelt dat men ook£zeer goed met de commissie van rapporteurs zou kunnen vol staan, is hij, uit zucht om to conciliërenbereid aan zijn artikel toe te voegen: .telken jare door den raad te benoemen." Indien dus de raad er voor isaan oeue speciale commissie het onder zoek der reclames op te dragendan zal hij in dien zin eene wijziging aan zijn voorstel toevoegen. Het daarop door den heer Dupare voorgedragen nieuw art. 2 wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. In behan deling wordt thans gebragt art. 3 van den heer Duparelui dende Zijdie tegen hun aanslag bezwaren hebben ingebragt, worden, zoo dit noodig geoordeeld of door hen zeiven verlangd wordtin de gelegenheid gesteld voor eene commissie door den raad telken jare te benoemeninlichtingen te geven. De wet tigheid van den aanslag kan niet worden betwistop grond dat het hooren in liet le lid van dit artikel bedoeld niet heeft plaats gehad. De Voorzitter meent de vergadering attent te moeten ma ken op de wijziging door den heer Dupare in zijn voorstel aan- gebragt. Deze komt hem om twee redenen van groot belang voor lo. zoo de raad in volle vergadering uit iedere sectie één lid van deze commissie aanwijstdan acht hij dit van meer gewigt dan wanneer die benoeming door de 6ectie geschiedten 2o. zal het onderzoek bespoedigd wordenwant de commissie door den raad benoemd zal hare werkzaamheden kunnen aanvangen zoo dra er na de ter visielegging van hot kohier reclames zijn in gekomen. Dan komt het kohier in de sectiën en iedore sectie zal van liet lid der commissio uit haar midden benoemd alle inlichtingen omtrent de bezwaarschriften inwinnen. Draagt men daarentegen aan de commissie van rapporteurs het ondeizoek der reelames op, dan zal men eerst het kohier in de sectien moeten onderzoekendaarna zullen de rapporteurs de bezwaarschriften aan hun oordcel moeten onderwerpen en na afloop hiervan zullen weder vergaderingen der sectiën noo dig zijn tot bespreking der reclames. Verslag der handelingen van den gemeenteraad Uit een practisch oogpunt dus beveelt hij de aanneming dezer wijziging ten zeerste aan. De heer Suringar wilde gaarne weten of in het sijsteem niet zoude passen het hooren der roclamanten door burgemoes- ter en wethouders. Het komt hem voor dat do belastingschuldigen liever aller lei inlichtingen zullen verstrekken aau dat collegiedan aan eene uit en door den raad te benoemen commissie. De heer Dupare gelooft dat liet hooren van reclamanten door burgemeester en wethouders bij het nieuwe stelsel al zeer oneigenaardig zoude zijnburgemeester en wethouders toch stel len het kohier voorloopig vastzoodra het ter visie ligt hebben zij gedefungeerdzij hebben met het kohier dan niets meer te maken. De raad moet nu weten hoe te handelen, alvorens dat kohier voor eene openbare behandeling in den raad vat baar is. Het onderzoek der reclames behoort niet tot de taak van bur gemeester en wethoudêrsde commissie uit den raad stelt la ter aan den raad voor en déze doet daarop uitspraak of de re clames moeten worden toe of afgewezen. Men zoude burgemeester en wethouders wel kunnen uitnoo- digen de reclames te onderzoeken en zij zouden wel aan die uitnoodiging gehoor geven, doch het past niet in het nieuwe sijsteem, burgemeester en wethouders zouden dan als ware het regter worden in hun eigen zaak. Ofschoon hij alle vertrouwen stelt in de onpartijdigheid van burgemeester en wethouders komt liem toch het denkbeeld van den lieer Suringar bepaald onaannemelijk voor. Den heer Plantenga lacht het idee van den heer Suringar zeer toe. Ieder belastingschuldige zalzijns inziensuit den aard der zaak bezwaar maken om zijn finantiëelen toestand aan eene commissie bloot te leggen en dit liever aan burgemeester en wethouders doen, die, bekleed met het prestige van het ge zag, ook beter in staat zijn de reclamanten te hooren dan eene commissie van drie raadsleden. De commissie ook zal vermoedelijk ieder jaar uit andere per sonen bestaan en ook daarom komt hem in dezen het meer stationaire van burgemeester en wethouders veel beter voor. Daar nu iedere sectie een der wethouders als voorzitter heeft zoo zal deze in de sectie-vergaderingen rapport over de recla mes kunnen uitbrengen. t De bewering dat deze wijze van handelen minder m het nieuwe sijsteem zoude passen komt spr. niet geheel juist voor daar men toch de reclames, als aan den raad gerigt, zeer goed en even juist als andere adressen om berigt en raad zoude kun nen stellen in handen van burgemeester en wethouders. De Voorzitter merkt aan de vergadering op dat men niet moet terugkomen op het eenmaal aangenomen beginsel. Nam men het denkbeeld van den heer Suringar aan dan zoude men weder tot den ouden toestand terugkeeren. De raad heeft gewild dat burgemeester en wethouders de be lastingschuldigen zullen aanslaandan volgen de reclames en een tweede collegie, n.l. de raad is daitr om alsdan over de aan slagen in verband met de ingediende bezwaren te oordeelen en uitspraak te doen. Wat toch zoude het gevolg zijn als wijburgemeester en wethouders, de reclamanten moesten hooren? Eerst zouden wij een kohier indienen en dan misschien dat kohier geheel of gedeeltelijk moeten terugnemen óf den aanslag k tort et a travers willen handhaven; geen van beiden zoude tot een practisch resultaat leiden. De heer Dupare wijst den beer Plantenga op het reglement van ordedat bepaalt dat bij het onderzoek van het kohier in iedere sectie een wethouder praesideert, men kan hierdoor bij te Leeuwardenvan den 7 September 1876. 87 het onderzoek dus alle inlichtingen bekomen, die men om trent de aanslagen verlangt. Die spreker heeft er op gewezen dat het voor de belasting schuldigen aangenamer zoude zijn gehoord te worden door burgemeester en wethouders omdat dit collegio een langeren tijd uit dezelfde personen bestaatspr. gelooft echter nietdat nu juist ieder jaar dezelfde personen als reclamanten zullen op komen maar daarin genoeg afwisseling zal komen. Het be zwaar tegen die commissie om de door den heer Plantenga op gegeven reden gaat dus niet op. De heer Suringar wil nog wijzen op eene straks door den heer Dupare gebezigde uitdrukking, dat namelijk burgemeester en wethoudersdoor het ontvangen en beoordeelen der reclames regter zouden worden in hun eigen zaak. Er komt hier geen regt of regtspraak te pas. Burgemeester en wethouders ont vangen alleen inlichtingen van de reclamanten en zullen daar door het kohier niet mogen veranderen, doch alleen de ver schillende secties voorlichten. Met den heer Plantenga houdt hij het er voor dat reclamanten liever door burgemeester en wethouders dan door drie leden van den raad zullen worden gehoord. De heer Dirks geeft te kennen dat hij in do zitting van den 24 February jl. met den heer Plantenga het denkbeeld om liet hooren door burgemeester en wethouders te doen plaats hebben heeft besproken. Hij heeft toon gezegd goene raadscommissie van appèl te willen hebben. Hij is nu eenigzins van meening veranderd, daar hij thans in die commissio geene commissie van appèl doch slechts eene commissie van reclame ziet. Hij zal dus medewerken tot het invoeren van het nieuwe systeem en zich daarom ook verklaren vóór hot voorstel van den heer Dupare. Toen had spr. er ook nog bezwaar tegen dat de commissie uit 3 en het college van burgemeester en wethouders uit 4 per sonen bestaatdoch nu geen beslissing in appèl wordt genomen vervalt dit bezwaar. Hij is van meening dat de voorgestelde raadscommissie bij het beoordeelen der reclames ook gaarne ge bruik zal maken van het licht dat burgemeester en wethouders over die bezwaarschriften zullen laten schijnen. De heer Bloembergen constateert dat volgens zijne mee- ning thans aan de orde is het voorstel van den heer Dupare zooals dat door hem zelf gewijzigd isnamelijk dat de commis sie uit en door den raad zal worden benoemd. Hij lieeft daartegen bezwaar. Hij kan zich niet voorstellen dat deze commissie goed zal kunnen werken. Het is zijns inziens te bezwaarlijk ja bijna onmogelijk voor eene commissie dio de reclamanten zal hooren omtrent het ingesteld onderzoek een schriftelijk rapport uit te brengeneen mondeling rapport aan de secties zal dus het ge - volg zijn en dan ziet hij niet in hoe het gaan zal zoo niet die leden respectievelijk uit iedere sectie worden gekozen. Het hooren der belastingschuldigen volgens net bestaande sys teem door de commissie van rapporteurs uit de sectiën komt hem veel beter voor. De eenige verandering die hij daarin zoude wenschen is deze dat de werkzaamheden der sectiën be gonnen met de benoeming der rapporteurs. Die rapporteurs kunnen dan terstond met het hooren der re clamanten beginnen en het ligt in de rede dat ieder dor rap porteurs het een en ander kan aanteekenen en dat voor zooveel noo dig weérgeven in do vergadering der sectie waarvan hij deel maakt. Dan loopt zijns inziens de zaak geregeld af. Nu is de behan deling juist omgekeerdhet kohier wordt eerst door de sectiën onderzocht en zoo dat afgeloopen is komen de reclames het laatst in behandeling. Tot nu toe was er dau in den regel van het hooren van reclamanten zelden sprakeofschoon er is spre ker goed ingelichtbij de laatste vaststelling van het kohier wel reclamanten gehoord zjjn. Bij het nieuwe sijsteem zal echter eene naauwgezette behan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 2