96 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 September 1876. lastbaarheid ontstaat, nog van het dienstjaar moeten verloopen. Indien na het opmaken van het kohier mogt binken, dat het belastba.ar inkomen de daarvan gemaakte begrooting overtreft kan door den raad worden bepaalddat slechts een zoodanig gedeelte van den aanslag der belastingschuldigen zal worden ingevorderd als vereischt wordt, om na aftrek der vermoedelijk oninbare posten de bij de begrooting geraamde som te bereiken. Art. 10. Dit besluit treedt in werking den 1 Januarij 1877. Met dat tijdstip vervalt het besluit van 11 October 1866. De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op zijn besluit tot heffing eener directe belasting op het inkomen ten oehoeve der gemeente Leeuwarden Gezien art 257 en volgg. der wet van 29 Junij 1851 Staats blad no. 85), gewijzigd bij de wet van 7 Julij 1865 {Staatsblad no 79) Heeft besloten gelijk hij besluit bij deze Art. 1. Jaarlijks vóór den 1 Februarij wordt door burgemees ter en wethouders een kohier opgemaakt, waarop onder een doorloopend nummer zijn aangebragt a. de namen der ingezetenen die volgens art. 2 van het heffingsbesluit tot de belasting op het inkomen moeten bijdragen b. de aanduiding van hunne woning; c. de klasse van rangschikking; d. het cijfer waarnaar de aanslag geschiedt e. het montant van den aftrek wegens kinderen f. het belastbaar inkomen g. het bedrag van den aanslag; h. aanduiding van de gedane betalingen; Op dezelfde wijze worden de aanslagen van hen die in den loop van het dienstjaar belastingschuldig wordenzoomede van hendie tengevolge van eenig verzuim niet op het primitief kohier voorkomen, op zoovele suppletoire kohieren gebragt als do omstandigheden zullen voreischen. Art. 2. Naafloop van den termijn in art. 264 der gemeente wet vermeld, wordt het kohier ter tafel van den raad gebragt en daarmede verder gehandeld overeenkomstig de voorschriften van artt. 265 en 266 dier wet. Art. 3. Zij die tegen hun aanslag bezwaren hebben ingebragt worden, zoo dit noodig geoordeeld of door hen zei ven verlangd wordtin de gelegenheid gesteld inlichtingen te geven voor ecne commissietelken jare door den raad te benoemenin dier voege dat uit elk der drie sectiën, waarin do raad is verdeeldéén lid worde aangewezen. De wettigheid van den aanslag kan niet worden betwist op grond dat het hooren in het le lid van dit artikel bedoeldniet heeft plaats gehad. Art. 4. 's Raads beslissing op de ingebragtc bezwaarschriften wordt binnen acht dagen schriftelijk aan de belanghebbenden medegedeeldmet opgaaf der motievenindien de reclame wordt afgewezen. Art 5. Zoo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen eene maand na de ontvangst der kohierendoet de gemeente-ontvanger een aanslagbillet aan de belastingschuldigen toekomen, waarin de klasse en het bedrag van den aanslagde termijnende plaats waar en de dagen en uren, waarop de betaling moet geschie den zijn vermeld. Art. 6. De aanslagen op het voljaarskohier zijn vorderbaar in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op den veer tienden dag, nadat do aanslagbilletten z[jn uitgereikt en de overige op zoodanige tijdstippen als telken» in verband met het tijdstip der vaststelling ïan het kohier door burgemeester en wethouders zullen worden bepaald. De aanslagen op de suppletoire kohieren gebragt, zijn vor derbaar in zoovele termijnen als zooveel moegelijk in overeen stemming met het algemeen beginsel bij de vaststelling van het kohier zullen worden bepaald. Art. 7. De termjjusbepalingin het vorige artikel vermeld valt echter weg, en de aanslag wordt ten allen tijde dadeljjk en in eens vorderbaarwanneer op roerende of onroerende góe deren van den belastingschuldige beslag is gelegd, of wanneer deze in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen is gesteld. Art. 8. De toerekening en afschrijving der betalingen ge schieden in de volgende orde a. op de kosten van vervolgingzoo die verschuldigd zijn b. op de kosten van het zegel der kwitantie c. op de oudste der openstaande aanslagenof der vervallen termijnen. Art. 9. Zijdie naar aanleiding van art. 245 der gemeente wet afschrijving of teruggaaf van belasting vragenzijn ver- pligt bij hun betrekkelijk verzoek over te leggen do kwitantie van betaling eener somminstens gelijk staande met zoovele twaalfde gedeelten van den aanslagals de belastingschuldige maanden van het dienstjaar in de gemeente heeft vertoefd. Het besluit van burgemeester en wethouders tot afschrijving of teruggaaf wordt aan den gemeente-ontvanger ter uitvoering gezonden en ontheft hem van de verdere invordering. Art. 10. Aanslagenwaarvan de invordering wegens geble ken onvermogen van de belastingschuldigen vruchteloos is be proefd kunnen op gemotiveerden voordragt van den gemeente ontvanger door den raad oninvorderbaar worden verklaard. De gemeente-ontvanger is daardoor van de verdere invordering van zoodanige aanslagen onthoven, mits bij de jaarlijksciie rekening van die oninvorderbaarverklaring behoorlijk doende blijken. Art. 11. De invordering van deze belasting geschiedt verder overeenkomstig do bepalingenvervat in de artt. 245258 tot en met 262 en 264 tot en met 260 der gemeentewet. Art. 12. Deze verordening treedt in werking met 1 Januarij 1877 op welk tijdstip vervalt de verordening op de invordering der directe belasting op het inkomen, vastgesteld den 11 Octo ber 1866. 11. Verslag der commissie van rapporteurs over het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het verleen en van pensioen enz. aan gemeenteambtenaren. Zie bijlage no. 9 van 's raadsverslag 1876. De heer Surinerar. Bij de behandeling in de secticwaartoe ik behoordeheb ik mij togen de algemeene strekking van de onderwerpclijko verordening verklaard. Gaarne gun ik den arbeider zijn loon en gaarne zal ik in deze vergadering 'olijven medewerken tot verbetering van het lot van ambtenarendie blijken te karig bezoldigd te zijn. Maar ik gevoel geen vrijheid eene verordening in het leven te roepenwaarbij aan de ambtenaren en bedienden der go- meente het nitzigt ja, wat meer zegt aanspraak op pen sioen uit de gemeentekas wordt gegeven. Ik acht de gemeente niet gehoudendat regt te scheppen of dat uitzigt te geven. Zij is daartoe niet verpligtniet meer dan ieder particulier, die zijne arbeiders slechts zóólang betaalt als hij hunne diensten gebruiken kan. Dat moge hard klinken in dc ooren van hen voor het wie uit zigt of regt op pensioen aan het genot van een tractement ver bonden isniet zoo vreemd klinkt het in de ooren van zoovele duizenden daarbuiten, die weten dat zij-zelf voor hunne toe komst hebben te zorgen. Al wat door de eerstgenoemden en andere voorstanders daar tegen wordt aangevoerd, als daar is in dc eerste en voornaam ste plaats do schraalheid der bezoldiging van de meeste amb tenaren kan slechts dienen om die karige bezoldigingen te veroordcelenen in het lot dier ambtenaren verbetering aan te brengen. Bezoldig dc ambtenaren ruimzóó ruimdat het loon in billijke verhouding staat tot het werk en de regtmatige levens behoeften zóó ruimdat ze in staat zijn zich een behoorlijk kapitaal of eene uitkeering voor den kwaden dag te verzekeren. Versla} der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 14 September 1876. 97 l)ateene voldoende bezoldigingnamelijk, is het geneesmiddel voor de kwaalwaarvoor men genezing zoektdaardoor wordt het particulier initiatief niet gedoodmaar de lust tot spaarzaam heid en wijze voorzorg, do lust tot zelf •help opgewekt en de werkkracht versterkt. „liet stelsel toch van staatszorg om den ambtenaren op hun „ouden dag zoodanig inkomen te verschaffendat zij niet tot „armoede en den bedelstaf vervallendat stelsel kunnen wij „reeds lang als verouderd en veroordeeld betrachten." Zóó luidt het oordeel, onlangs uitgesproken in de Gemeente stem door iemanddieeven als wij don ambtenaren een goed tractement gunt, maar niet wil, dat de Staat, als in vroeger tijdzich als voogd over zijne onderdanen gaat beschouwen en zelfs daar voor hen optreedtwaar zij zelve even goedja zelfs beter voor zich kunnen zorgen. Ik weetM. d. V. de indiening van het voorstel van het dagelijksch bestuur is de vrucht van een meermalen uitge sproken wenscli in deze vergadering. Maar bij dien wenscli lag in de eerste plaats tot grondslag de gedachte aan een pensioenfonds. Het naauwgezet onderzoeknu ingesteldheeft echter tot resultaat gehad, dat men daarvan heeft afgezien en tot het voorstel is gekomen, om de gemeentekas met het volle bedrag dier uitkeeringen te belasten. Of daarmede aan de intentie van den raad is voldaanzal thans moeten blijken. Ik voor mij kan er mijn stem niet aan geven, 1°. omdat 'het niet op den weg der gemeente ligt de zorg voor de toekomst harer ambtenaren op zich te nemen 2". omdat het belang der gemeente, het belang dus van het algemeenveel meer bevorderd wordt door het verbeteren van de tractementoneene aangelegenheidwaaromtrent de raad zichin den laatsten tijd vooralniet onbetuigd heeft gelaten. Men versta mij wèl, ik verklaar mjj niet tegen oene voor ziening in bijzondere gevallen of tijdelijke beboettengelijk tot dusverre heeft plaats gevonden, maar ik verklaar mij tegen eene wettelijke regeling van pensioenen. De heer Duparc is ook tegen het voorstel van burgemeester en wethouders, doch oi.i eene geheel andere reden als de heer Suringar: hem gaat dat ontwerp niet vergenoeg, daar hij de aanspraak op pensioen daarin had willen zien opgenomen. Dc ontwerp-verordening van burgemeester en wethouders stelt wel is waar regelendoch alleen voor den raad. Evenals vroeger echterzal men als eene aanvrage op pensioen wordt ingediend eerst de principiële kwestie hebben uit te makenn.l. bellissen of aan den aanvrager pensioen zal worden toegekend. Meermalen intusschen is een dergelijk verzoek slechts mot eene kleine meerderheid aangenomen. Eens werd het zelfs met eene groote meerderheid afgewezen, omdat men tot bijzonder heden was afgedaald, die met de zaak zelve niets gemeens hadden. Spreker meentdat eenvoudig de vraag moet worden ge steldof ambtenarendie de gemeente getrouw gediend hebben en op een leeftijd komen dat zij voor hun betrekking niet meer geschikt worden, moeten worden geholpen ja of neen? Zijn antwoord luidt toestemmenden daarom moet zijns inziens aan spraak op pensioen worden vastgesteld. Het gehalte der ambtenaren zal daardoor beter worden dan meermalen het geval is. Zij zullen met veel minder zorg do toekomst tegemoet zien en dit kan niet anders dan gunstig terug werken op den arbeid, dien zij hebben te verrigten. De gemeente zal niet, zooals nu dikwijls een door ouderdom ongeschikt ambtenaar in dienst houden, als zij niet meer behoeft op te zien tegen het verlcenen van pensioen. Wat nu wordt voorgesteld zijn regelen alléén voor den raad als hij pensioen toekent. Spr. ziet de noodzakelijkheid niet in, zich zelf op die wijze te binden. De heer Suringar heeft er vooral opgewezen dat voor de ge meente geone verpligting bestaathare ambtenaren pensioen te verleenen. Spr. geeft toedat eene ivettelijke verpligting hier niet iswel echter is er eene morele verpligting endie eens aangenomonwenscht hij haar ook in wettelijken vorm in onze gemeente-verordeningen te zien opgenomen. Ten tweede heeft de vorige spreker aangevoerd dat het niet noodig is aan ambtenaren pensioen te verleenenzoo men hun tractement voldoende verbetert. In theorie gaat dat heel goed doch ieder weet, dat het zelfs bij verhooging van tractement, menig ambtenaar zeerveel moeite zal kosteniets voor den ouden dag te besparen. De heer Suringar sprak een mooi woord maar in de toepassing faalt het. Spr. zal zich de vóór het voorstel van de meerderheid der commissie van rapporteurs ver klaren. Do heer Dirks verklaart dat het voorstel zooals het daar nog niet geamendeerd ligt op hem geen gunstigen indruk heeft gemaakt. Spreker plaatst zich echter in dozen meer op het standpunt van den heer Duparc dan op dat van den heer Suringar. Hij is het echter niet geheel met den vorigeu spreker eens dat de gemeente moet zorgen voor de toekomst zijner ambte naren doch er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin zulks niet wenscheljjk zoude kunnen zijn, maar daarom gelooft spr. toch wel dat de ambtenaren vrij zekere vooruitzigten moeton hebben om na wel volbragten dienst aanspraak op pensioen te kunnen doen gelden en dat die vervulling daarvan niet afhanke- lijk moet zijn van de personele mcening van weinige personen. Daarin is dio concept-verordening hem te zwakhet is alsof in de geheele verordening doorschemert dat men de zaak niet flink onder de oogen heeft durven zien. Het regt op pensioen toch is niet alleen niet opgenomen maar hier wordt het geheele toekennen van pensioen bij art. 1 facul tatief gelaten en. zooals tere^t door de commissie van rappor teurs is opgemerktwordt dit facultatieve nog meer op losse schroeven gezet door art. 18. Men komt zijns inziens met deze verordening niet veel verder als dat men personen noemt en regelen steltspreker wensclit bovenal meer zekerheid voor de ambtenarenmen behoeft niet te bepalen dat zij regt op pensioen hebbendoch door hun aan spraak daarop meer zekerheid te geven zal eene weigering be- moeijelijkt worden. Hij wil niet dat het verleenen van de per sonele opinie volgens art. 18 van het gemeentebestuur wordt afhankelijk gesteld. Hij zal dus geheel van in te dienen amendementen laten af hangen of hij zijn stem voor of tegen de verordening zal uit brengen. De heer Bloembergen zal zich alleen bepalen bij de algemeene strekking van het thans aan de orde gestelde rapport en voorstel en dan geldt het hier zijns inziens in de eerste plaats de vraagzal men voor het pensioneren van gemeente-ambtenaren vaste regelen stellen Tot die vraag zich bepalende komt het hem voor dat hetgeen de eerste spreker daartegen heeft aangevoerd niet wer kelijk opgaat in zooverre namelijk als die spreker zich voor stelt dat deze zorg der gemeente hoofdzakelijk niet uitsluitend zou zijn in 't belang der ambtenaren en hij daarbij de meening voorstaat dat het aan dezen zelve moet worden overgelaten voor hunne toekomst te zorgen. Spreker deelt dit gevoelen niet. Zijns inziens moet men hier uitgaan van de vraag wat eischt het gemeente-belang? en dan is dit, naar zijne meening, dat men moet zorgen een middel in de hand te hebben om ambte naren die wegens gevorderden leeftijd als anderzinsminder geschikt worden voor hunne betrekkingte pensioneren en niet gedrongen te worden die ambtenaren aan te houden omdat zij anders niet kunnen leven. Dit is voor spreker het hoofdmotief dat hem voor eene rege ling der pensionering gunstig gestemd doet zijn. Wat de eerste spreker beoogt, namelijk om door verhooging der jaarwedden de ambtenaren zelf in de gelegenheid te stel-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 4