102
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 September 1876.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het ma
ken van een brandriool op de bouwterreinen nabij „de Gouden Bal
Het voorstel luidt om te besluiten in de noordelijk loopende
straat van den buitensingel naar den Spanjaarsdijk op het land
door de weduwe Wester als bouwterrein uitgegeven, in plaats
van twee riolen voor menage- en hemelwater aan weerszijden
van de straateen zoodanig riool in 't midden daarvan te leg
gen met eene waterleiding voor brandblussching daarnevens en
daarop één pomp tegenover de oostelijk loopende straat te plaatsen.
De heer van Sloterdijck constateert dat de raad nueven
als eenigen tijd geleden met de riolering van den weg Achter
de Hoven het geval wasweder staat voor een eenmaal geno
men besluit. Het komt hem ook thans bezwaarlijk voor daarop
nu weder terug te komen.
Bii de primitieve vaststelling van de openbare werkenwelke
op aat terrein van de wed. Wester tot stand moesten worden
gebragt, is het maken van een brandriool door den directeur
der gemeentewerken voorgesteld.
De commissie voor openbare werken over dit voorstel gehoord,
gaf te kennen, dat zij een brandriool aldaar onnoodigniet dat
zij het te duur vond, en stelde daarom voor, het maken van
een dergelijk riool uit het plan te royeren.
De raad heeft zich met die zienswijze vereenigd en alzoo be
sloten dat er geen brandriool aldaar zou worden gemaakt. En
nu komt het hem voor, dat de raad dat besluit niet behoort
in te trekken, zonder overwegende redenen, welke z. i. hier
niet aanwezig zijn.
In het advies van den directeur der gemeentewerken komt
eene becijfering voordie den raad misschien tot de aanneming
van dit voorstel zoude kunnen overhalen en volgens welke eene
verhooging van het door den raad voor de riolering daar ter
plaatse toegestane bedrag met niet meer dan f 66.90 het gevolg
van de voorgestelde wijziging zou wezen en burgemeester en
wethoudeis hebben deze becijfering tot spr. verwondering over
genomen maar die becijfering is niet juist.
In het advies toch van den directeur der gemeentewerken
wordt gezegd en dit is aannemelijk en mag derhalve als vast
staande worden aangenomen, dat één riool voor hemel- en me
nagewater voldoende is en dan kost dit ééne riool f 1213.10
minder dan twee riolen en nu moet deze som bij die 66.90
worden opgeteld om het ware verschil te doen kennen en dan
bedraagt dit f 1280het verschil in kostenbedragwaarover de
raad thans te beslissen heeft, beloopt derhalve, spr. herhaalt
dit, niet slechts ƒ66.90, maar f 1280.
In de tweede plaats gelooft hijdat de raad zeer wel deed
door daar geen brandriool te willen. De afstand tochzoowel
van de gracht als van de lijkvaart is zeer kortwant de distan
tie tusschen de twee genoemde steeds van water voorziene vaar
ten is slechts ruim 150 meter.
Volgens hem is het nu van de brandweer niet te veel gevergd
om dezen afstand te bestrijken.
Deze zaak heeft, volgens spreker, overeenkomst met de ge-
geschiedenis van s raads besluit omtrent het brandrioolvoor
eenigen tijd aangelegd in het Ruiterskwartier. De raad had
toen tweemaal besloten dat er geen brandriool komen zou en
nadat de directeur der gemeentewerken er nogmaals op aange
drongen hadheeft de raad zijne opinie opgegeven.
Zoo op al dergelijkedigt aan openbare vaarwaters gelegene,
plaatsen brandriolen zullen worden aangelegddan weet spre
ker behalve aan de grachten in deze gemeente niet vele plaat
sen aan te wijzenwaar dit niet het geval zal moeten zijn.
Hij wil hier eene opmerking herhalen, die hij een vorige maal
heeft geuit namelijk dat wanneer de brandweer hier ter stede
bij den opperbrandmeester zeiven zoo weinig vertrouwen heeft
als thans het geval schijnt te zijn, men beter doet eGrst de
brandweer te verbeterenalvorens alle straten ter wille van
gebrekkige bluschmiddelen van brandriolen te voorzien.
Spreker weet wel datzoo de raad besluit hier geen brand
riool te maken, alsdan misschien het verzoek daartoe door het
college van brandmeesters zal worden herhaald en dit verzoek
zooals ook vroeger eens plaats vondzal worden geadstrueerd
met de bewering, dat de raad bij weigering voor de gevolgen
van een mogelijken brand verantwoordelijk blijft, doch ook dit
kan hem niet bewegen zich met het voorstel te vereenigen.
De V oorzittor wil den heer van Sloterdijck beantwoorden
in de eerste plaats wat het laatste punt betreft. De brand-
bluschmiddelen verkeeren zijns inziens in een goeden staat, of
schoon niet te ontkennen valt dat zij voor verbetering vatbaar
zijn. In elk geval blijft water bij brand eene eerste behoefte
zoolang men geen stoom te zijner beschikking heeft.
De kwestie is dusis het water op dat terrein nabij genoeg
De directeur der gemeentewerken is zoo overtuigd van de
noodzakelijkheid van een brandriooldat hij gemeend heeft lie
ver een der twee riolen voor hemel- en menagewater te moeten
opofferen. Het is zijns inziens buiten kijf dat twee riolen veel
meer gemak voor de daar wonende ingezetenen zullen opleve
ren, dat de aansluiting aan de huizen eenvoudiger en minder
kostbaar zal zijn en ook de straten minder zullen behoeven te
worden opgebroken.
De directeur der gemeentewerken w il dat alles echter gaarne
in het belang der brandweer opofferen.
De heer van Sloterdijck heeft gezegd dat de bouwcommissie
van oordeel was geweest dat het brandriool onnoodig was en
niet dat het te duur zoude zijn, doch hij gelooft dat bij die
commissie de meerdere kosten" ook wel van overwegenden in
vloed zijn geweest.
Afgezien van de meerdere kosten gelooft spr. dat men door
het maken van een brandriool aldaar de ingezetenen zeer zal
gerieven vooral ook door het aanbrengen van een pomp, waar
door voor de bewoners het genot van spoelwater zal ontstaan.
Hij heeft gemeend dit in het raidden te moeten brengen ter
beantwoording der bezwaren van den lieer van Sloterdijck.
Het voorstel wordt daarop in stemming gebragt en staakten
de stemmen voor stemden de heeren BruinsmaKuipers, Hom
mes, de With, Plantenga, Bloembergen, de la Faille, Ren-
gers en Dirks, tegen de heeren Kijmmoll, Wijbrandivan
Eijsinga, Jongsma, Attema, Suringar, van Sloterdijck, Bak
ker en Wiersma.
6. Een voorstel, van burgemeester en wethouders tot het toeken
nen eener personele toelage aan den heer L. Bouma als commies
ter secretarie.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten aan
den heer L. Bouma sedert January 1866 commies ter secreta
rie der gemeente Leeuwarden, over het dienstjaar 1877 eene
personele toelage van 200 boven zijne jaarwedde toe te kennen.
7. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot intrekking
der bepalingen thans bestaande voor de heffing en invordering
van gasregten.
De conclusie van het voorstel luidt om met 1 Januarij 1877
in te trekken
a. het besluit tot heffing van regten voor het genot van gas
uit de gemeentelijke gasfabriekvoor het gebruik van gemeen
tetoestellen daarbij benoodigd en voor de kosten van aanleg
daarvan, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 April 1871, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 27 Mei d. a. v.no. 26, laat
stelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 10 Junij 1875, goedge
keurd bij koninklijk besluit van 17 July 1875, no. 02;
b. de verordening op de invordering der regten sub a bedoeld.
Dc heer van Sloterdijck heeft eene bedenking tegen dit
voorstelonverlet het vertrouwen dat hij stelt in de commissie
voor de gasfabriekdio het voornemen heeft het noodige voor
te bereiden om in het gemis der thans bestaande bepalingen
tegemoet te komen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 September 1876.
103
Om nu al vast dc thans vigerende besluiten buiten werking
te stellen zonder te weten wat men daarvoor in de plaats krijgt,
komt hem minder wenschelijk voor.
liet geval toch kan zich voordoendat dc raad zich met een
eventueel welligt slechts kort vóór 1877 in te dienen voorstel
der commissie niet kan vereenigen en dan zal incn moeten kie
zen óf met Januarij a. s. niets in de plaats te hebben óf aan te
nemen wat voorgelegd wordtofschoon men dit voor verbete
ring vatbaar vond.
Spreker weet volstrekt niet hoe er zoo'n haast bij is om nu
reeds de bestaande bepalingen in te trekkenhij heeft er vrede
meedat die met ingang van 1 Januarij 1877 worden buiten
werking gesteld, doch zoude gaarne zien dat tegelijk met een
voorstel hiertoeeen ontwerp voor eene nieuwe regeling werd
ingediend opdat men de keus had.
Het zoude kunnen zijn dat een eerste ontwerp niet werd aan
genomen en dan zou er voor hem geen bezwaar zijn de vige
rende bepalingen nog, zoo noodigeen of twee maanden bijv.
van 1877 in wezen te laten.
Spr. weetde ingediende begrooting voor de gasfabriek is niet
in overeenstemming met het nu nog vigerende heffingsbesluit
daar zij gebaseerd is op den prijs van 9 cent en niet op die
van 10, die begrooting is dus in overtreding daar in elk geval
thans die verordening nog bestaat.
Mogelijk is het datindien alsnu nog niet tot opheffing dei-
bestaande bepalingen besloten wordt, de begrooting gewijzigd
zal moeten wordendoch daar is nu niet meer aan te verande
ren, en dat levert toch zeker geen overwegend bezwaar op.
De heer Bloembergen wenscht de opmerking te maken,
dat de gascommissie misschien wel eenigermate geacht kan wor
den bij voorbaat te hebben gerekend op des raads gunstige be
slissing ten aanzien van latere voorstellen tot verlaging van den
gasprijsdoor nu reeds de intrekking der bestaande verordening
voor te stellenen wil erkennen dat men ook den tegenover-
gcstclden weg had kunnen inslaanen eerst de regeling van
den gasprijs had kunnen voorstellenom daarnazoo noodig
dc vigerende verordening in te trekken maar vermeent dat
het toch wenschelijk was dc zaak zoo aanhangig te maken als
nu geschiedt. Wat toch is het geval?
De minister van binncnlandsche zaken heeft by missive te
kennen gegeven, dat dc vergoeding die voor het gebruik van
gas door de gemeente van particulieren gevorderd wórdtzijns
inziens niet valt in de termen van het artikel der gemeentewet,
dat aan dergelijke heffingen voor het genot of gebruik van ge
meentelijke inrigtingenhet denkbeeld van belasting verbindt.
Hij gaat zelfs zoo verdat hij in het vervolg bezwaar zal moe
ten makenhiertoe betrekkelijke verordeningen aan dc goed
keuring des konings te onderwerpen.
Hieruit volgt, dat men niet te gemoct kan zien dat een be
sluit tot regeling van den gasprijs, door wijziging van het be
trekkelijke heffingsbesluitde koninklijke goedkeuring zal ver
werven.
Waar het nu naar de meening der commissie vast stond dat
hot niet meer op zou gaan de heffing van gasregten als belas
ting aan te merkenzoo meende men dat het raadzaam was
hot oordeel van den raad in te winnen, door het intrekken dei-
vigerende bepalingen voor te stellen.
Wordt de zienswijze van den minister in liet vervolg gehul
digd dan bestaat er zijns inziens twijfel aanof men do be
staande verordening wel zal kunnen blijven toepassen en daarom
is het de meest verkieslijke weg, zich op een vrij standpunt
te stellen eu dan de vergoeding verschuldigd voor het gebruik
van gas te regelenzonder daaraan de kwalificatie van belas
ting te geven.
De gascommissie was er opgesteld de opinie van den raad
teïverneinenof hij hare zienswijze huldigtten einde daarnaar
de in te dienen voorstellen in te rigteu ook de plaats die deze
opbrengsten in de gemeentebegrooting moeten innemenstaat
hiermede in verband. Nu worden die inkomsten onder de reg
ten en loonenbedoeld bij hoofdstuk 11 afd. VIII gebragtdan
zullen zo vermoedelijk onder ontvangsten van verschillenden
aard moeten plaats vindenwaartoe voorshands met het oog
op de bestaande verordening geen vrijheid bestond.
Ten einde nu deze verandering 1c kunnen voorbereiden, heeft
de commissie gemeend dit voorstel ter tafel van den raad te
moeten brengen.
Hoe overigens deze zaak zal worden geregelddaaromtrent
bestaat geene bepaalde zienswijze, doch hij gelooft niet dat het
veel moeite zal kosten in dezen een bepaald voorstel te doen.
Wat de vermindering der gaspi'ijzen betreft, zoo wijkt de
ingediende begrooting van dc verordening af, doch dc commis
sie vermeende zich dit te mogen voroorloovcnomdat dc uit
komsten der laatste tijden haars inziens zoo gunstig warendat
zij bij de vroeger gebleken opinio van den raad opzigtens dit
punt gerust het voorstel tot vermindering van den prijs kondo
doen en tegemoet mogt zien dat deze daartegen geen bezwaar
zoude hebben.
De heer Attoma wil nog een enkel woord toevoegen aan
het door den heer Bloembergen gesprókeneom tevens den
heer van Sloterdijck te beantwoorden. De zaak blijft zeer ge
regeld gaanindien bij de begrootiug bepaald wordt dat de gas
prijs zal zijn 9 cent, waartoe vooraf of zelfs tijdens de behan
deling van de bcgrooting, bij raadsbesluit zal kunnen worden
besloten.
De zaak krijgt nu een geheel ander karakterze wordt eene
commerciële inrichting, die met geene verordening iets te ma
ken heeft. Deze minister laat het vroeger gehuldigd beginsel los.
De bedoeling der gascommissie is eenvoudig geweest dat de
verordeningen zouden worden ingetrokkenomdat juist deze
zoolang ze wettig bestaan, het struikelblok zijn van de lager
te stellen gasprijs.
De heer Brilinsma constateert dat, wat nu jure publico
geschiedtlater na de intrekking jure privato zal plaats hebben,
dc gemeente zal dan geheel vrij zijn om in eene verordening
te bepalen wat naar haar inzien daarin te huis behoort.
Spreker gelooft niet dat dc regeling dezer aangelegenheid
op zoo losse schroeven wordt gezet als de heer van Sloterdjjck
zich dat voorsteltofschoon hij zich niet met de zienswijze van
den tcgenwoordigcü minister van binncnlandsche zaken kan
vercenigcn en liever had gezien dat men de thans gevolgde wijze
bleef behoudenzoo komt het hem toch wenschelijk voor thans
tot de intrekking te besluiten.
De heer vail Sloterdijck moet verklaren dat hij, ofschoon
drie leden der gascommissie voor het voorstel gesproken hebben,
nog niet bekeerd ishij weet nog niet welk bezwaar er bestaat
om deze verordeningen voorloopig in werking te houden.
Door den heer Bloembergen is de opmerking gemaakt of na
do circulaire van don minister de verordening nog wel haar
wettige kracht blijft behoudenmaar daar is zijns inziens geen
kwestie van, die verordening is geheel in overeenstemming met
de toepasselijk!! voorschriften der gemeentewet vastgesteld eu
eene ministeriële circulaire heeft toch zeker geene terugwer
kende kracht die zelfs de wet niet bezit.
De minister expliceert in die circulaire allemi zijn verstand
van de weten geeft daarbij de verzekering dat hij haar voor
taan in dien zin zal toepassenanderen verstaan die wet wil
ligt anders en nu gaat het niet op te bewerendat die ver
ordening door deze circulaire haar kracht zoude hebben verloren.
De commissie wil eerst de opinie van den raad inwinnen,
doch hij vraagt of aangenomenwat zeer zeker waarschijnlijk
is, dat' de raad den prijs van liet gas zal willen verminderen
hier wel eene vrije keuze bestaat tusschen het wijzigen der
verordening en de intrekking daarvan, nu men weet, dat in
het eerste geval de minister zoodanige wijziging toch niet aan
den koning ter goedkeuring zal voordragen.