108 Verslag der handelingen van den gemeenterad
Ieder spoedde zich toen om zich van drinkwater te voorzien,
doch zoodra er regen viel wilde niemand het moer hebben.
De heer Kuipers zeide dat zoo dat water uit het Eernewoud-
sterwiid op een oogenblik niet goed mogt zijn als drinkwater
men daarin voorzien zoude door het aanleggen van groote wel-
waterputten; doch zoude dit dan voldoen aan de eischen, vraagt
spreker P
Hier in Friesland gebruikt men meest altijd regenwater, een
enkele maal zal men putwater als drinkwater gebruikendoch
niet dan noode. Het putwater is gewoonlijk slecht, vooral uit
putten op kleibodcms, van daar vooral het menigvuldig gebruik
van regenwater.
De heeren Attema en de la Faille hebben getwijfeld aan de
deugdelijkheid van het vijverwater. Het water bevattevan
tijd tot tijd een weinig zwavelwaterstof, maar zoodra men het
slechts b. v. een half uur liet staan, was de reuk en de smaak
daarvan geheel verdwenenen dat veel zegtniemand van de
consumenten heeft er overgeklaagd.
De heer van Sloterdijck is van oordeel dat de raad zich
hier te veel begeeft in onderdeden. Men moge het wenschelijk
vinden dat het advies afhankelijk worde gemaakt van de kwa
liteit van het waterdoch na de laatste verklaring van den
vorigen spreker dat het water uit het Eernewoudsterwijd nog
nooit onderzocht isis het hem een raadsel hoe men het advies
nu van die kwaliteit zal doen afhangen.
De raad moet zich zijns inziens niet in deze kwestie begeven.
De vraag tochof het water goed is en of er aan goed drink
water behoefte bestaatmoet alleen beantwoord worden door de
concessionarissendit is een zaak die hun alleen aangaatomdat
bij gebreke van beide of een van beide hnnne onderneming zal
moeten mislukken.
Het eenige bezwaar dat burgemeester en wethouders hebben
aangevoerd en zijns inziens gangbaar is, is de opbreking der
straten. Dit is echter niet van dien aarddat een ongunstig
advies alleen daarop moet steunen. Zoo do gemeente Leeuwar
den om deze reden een gunstig advies weigerthoe zullen dan
andere gemeenten moeten handelenwaar men het water niet
zal krijgen en aan wie toch toestemming zal worden gevraagd
om de wegen enz. voor de leiding op te graventerwijl zij er
volstrekt geen voordeel van zullen trekken.
Spreker geeft evenwel gaarne toe dat de raad van de details
der onderneming aufond niet genoeg op de hoogte is, doch kan
de toelichtingdie de heer Bloembergen van de conclusie geeft,
in dat stuk niet ontdekken. In de conclusie staat: hij den be
staancien twijfel en daarin ligt zijns inziens dat men meer doet
dan in onzekerheid verkeeren en spreker gelooft dat, zoo het
gemeentebestuur op deze wijze het plan afkeurtde concessie
niet zal worden verleend.
Het voorstel van burgemeester en wethouders gaat hem te
ver; zonder voldoende inlichtingen geeft men een advies van
een ongunstige strekking.
Ook met den heer Kuipers kan hij niet meegaandaar die
de wenschelijkheid te positief uitspreekthiervoor is de raad
niet genoeg op de hoogte en hij zou dus gaarne zien dat men
een middenweg insloeg.
De heer Attema heeft zich zelf de vraag gedaanna de
toelichting gegeven door de heeren Bloembergen en Bruinsma
of die wel past bij de ongunstige conclusie door het gemeente
bestuur voorgesteld. Hij herhaalt hetzoo een dergelijk advies
gegeven wordt door den gemeenteraad van Leeuwardendan
ligt de geheele onderneming op den rughij althans kan zich
niet voorstellen dat de hooge regering dan concessie zal verleenen.
De heer Bloembergen heeft doen uitkomen, dat burgemees
ter en wethouders elke poging die wordt aangewend om Leeu
warden van beter drinkwater te voorzien wenschelijk achten
maar den goeden uitslag dezer onderneming onzeker en daarom
haar te steunen ongeraden achtennaar sprekers oordeel wet
tigt die praerais de conclusie van burgemeester en wethouders
l te Leouwardenvan den 28 September 1876.
nieten zou ze alleen tengevolge kunnen hebbenom bij de
bestaande onzekerheid een nader onderzoek uit te lokken.
Het gaat z. i. niet op omzoo men de onzekerheid van do
uitkomst steltdaaraan vast te knoopen eene conclusiedat de
uitkomst stellig ongunstig zal zijnin dat speciaal geval het
water stellig niet deugen zal.
Spr. wenscht daarom een middenweg te bewandelen en aan
den commissaris des konings te berigtendat men alsvorens
een bepaalde meening uit te sprekenmeer zekerheid omtrent
de eigenschappen van het water zoude willen hebben.
De adressanten zullen dan de bewijzen voor de deugdelijkheid
van het bedoelde water zich moeten verschaffen en zoo zij later
toestemming tot het leggen van buizen vragen, die bewijzen
moeten overleggen.
Spreker kan niet nalaten het nog te herhalen, dat hij het
zeer betreuren zoude zoo de conclusie van burgemeester en
wethouders werd aangenomen, want dan wordt de zaak ver
oordeeld zonder behoorlijk onderzocht te zijn de heer Bruinsma
toch heeft zelf verklaarddat hem geen onderzoek van water
uit het Eernewoudsterwijd bekend is.
Hij stelt dus als amendement op het voorstel van burgemees
ter en wethouders voor, om te lezen dat de raad besluit: „Aan
„den heer commissaris des konings te berigtendat de raad ge-
„negen is alle middelen te ondersteunen welke kunnen strekken
„om de gemeente van goed drinkwater te voorzien, maar dat
„hijalvorens omtrent het gedaan verzoek eene bepaalde mec-
„ning uit te sprekenmeer zekerheid noodig heeft omtrent de
„hoedanigheid van het water uit het Eernewoudsterwijd en
„Z.II.Ed.Gest. in overweging geeft de adressanten uit te noodi-
„gen de vereischte bewijzen daarvan over te leggen."
De heer Bloembergen. De laatste spr. heeft de meening
gopperd dat in de uitdrukking vbïj bestaanden twijfeleen be
gin van afkeuring van het geheele plan lagdit is te regt, dat
ligt er in opgesloten. Wat hem zelf betreft heeft hij daarvoor
alle grond en die grond bestaat in het feit dat het water in het
Eernewoudsterwijd in verbinding staat met het boezemwater der
provincie Friesland. De lieer Bruinsma heeft er op gewezen
dat dit water nooit was onderzocht, doch ten opzigtc der ge
aardheid van het water heeft spr. zeer voldoende inlichtingen.
In den regel is het goed doch niet altijd, somwijlen is het brak
en dit laat zich gemakkelijk afleiden uit de gesteldheid van het
water in de aangrenzende vaarwaters. Spr. heeft zijne inlich
tingen van iemand die door zijne betrekking zeer in de gele
genheid was om dit water te leeren kennen en die heeft hem
verklaard niet dat het onaangenaam maar dat het somwijlen
zout of ziltig is. Nu mag men zich voorstellen eene volkomene
zuiverheid te krijgen door filtratiedoch hij gelooft dat dit
slechts gedeeltelijk het geval zal zijnwel zoover betreft de
organisch plantaardige en dierlijke stoffenmaar het zout zal er
niet door filtratie uit worden verwijderd. Bovendien brengt de
verbinding van dat water met zoovele andere vaarwaters mede
dat men voor de zuiverheid nooit voldoende zekerheid zal heb
ben. Er kan een schip met eenige in water oplosbare schade
lijke stoffen op eenigen afstand zinken en dan het geval zich
voordoen dat het water hetwelk gisteren goed was heden niet
meer te gebruiken zal zijn.
Men moet dit water niet gelijk stellen met duinwater, waar
menals het ware, met afgeslotene reservoirs te doen heeft, ter
wijl men hier water heeft dat met het boezemwater in verbinding
staat en naar gelang het uit het Eernewoudsterwijd wordt uit-
gepompt en herwaarts gevoerd door andGr water uit naburige
kanalen wordt vervangen.
Deze bedenkingen geven hom voldoenden grond om er aan
te twijfelen of het doel dat men zich voorstelt wel zal worden
bereikt.
Er is verder op gewezen dat de conclusie niet was conform
de aangevoerde argumenten.
Zijns inziens is dit wel het gevalwant men spreekt niet
Verslag der handelingen van den gemeenteraa
eene bepaalde veroordeeling uitmaar constateert alleen dat en
waarom men het plan voorshands niet kan ondersteunen.
Ik meenzegt spr.dat dit oordeel per se den minister er
toe zal leiden niet om de concessie te weigeren maar om adres
santen in overweging te gevenhangende de beoordeeling van
hun verzoek aan de hooge regering zich tevens te wenden tot
den gemeenteraad met uitvoerige plannen en bewijzen, die dezen
in staat kunnen stellen een gegrond oordeel omtrent de wen
schelijkheid der zaak voor deze gemeente te vellen.
De gemeenteraad van Leeuwarden zal toch zeker wel altijd
aan zich de beslissing houden of men van dit plan gediend wil
zijnja of neende minister heeft de beslissing over het rijks
water en daarom juist zal het antwoordzooals burgemeester
en wethouders dat voorstellenden minister er toe nopen adres
santen te verwijzen naar het gemeentebestuur.
Adressanten hadden moeten beginnen gelijktijdig met het
doen hunner aanvraag aan den minister, zoo niet eerder, zich
tevens te wenden tot den raad onder overlegging der noodige
bescheidenmet verzoek om vergunning tot het in exploitatie
brengen eener waterleiding ten dienste dezer gemeente, voor
behoudens dat hun door de hooge regering concessie worde ver
leend om over het water te mogen beschikken.
De heer Wiersma kan zich omtrent deze zaak niet ver-
ecnigen met de opinie van burgemeester en wethouders.
Hij is begonnen met het amendement van den heer Kuipers
te ondersteunen en doet dit nog ofschoon het denkbeeld van
den heer Attema ook aanbeveling verdient in zoo ver dit even
min de betuiging van adhaesie aan deze •nderneming uitsluit.
Die laatste uitdrukking van de opinie van den raad echter
zal de zaak verschuiven.
Het komt hem voor dat de kwestie of het drinkwaterdat
die heeren zich voorstellen te leverenvoldoende zuiver zal zijn
hier te veel besproken wordtte veel een punt van overweging
uitmaakt.
"Wij hebben hier te doen met eene zuiver industriële onder
neming van particulierenvoldoet het water nietwelnudan
zal de onderneming niet opgaan.
De adressanten vragen alleen om door het leggen van buizen
de ingezetenen voor hun eigen geld van drinkwater te voor
zien de vraag zal dus alleen deze zijnis het gemeentebestuur
genegen toestemming tot het leggen der buizen te verleenen?
was dit niet noodigweldan had de gemeente Leeuwarden
met de geheele zaak niets te maken.
Dat men nu reeds de inrigting praojudiciëren zalgaat niet
opde adressanten bieden aan drinkwater te leveren en de ge
meente geeft niets aan de adressanten dan de bloote toestem
ming om voor hun eigen geld de straten op te breken er bui
zen door te leggen en ze weder in goeden staat te herstellen.
Het spreekt van zelf dat aan een dergelijk verlof voorwaar
den kunnen worden verbonden en dat bij niet voldoening daar
aan het verlof zal kunnen vervallen.
Het komt spr. voordat men de kwestie of het water goed
zal zijn gerust kan afwachten, want blijkt het water te eeniger
tijd schadelijk voor de gezondheid te zijnmen zal dan uit
kracht van aan de vergunning te verbinden voorwaarden de
buizen kunnen sluiten.
Adressantenzegt spr.hebben er veel meer belang bij dan
de gemeente dat het water goed zij.
Het heeft hem zeer bevreemd dat het gemeentebestuur een
voorstel als het hier aangebodene aan den raad heeft gedaan,
waardoor de adressanten in plaats van eene welwillende appre
ciatie hunner onderneming en dank voor de aangewende pogin
gen, om de gemeente van drinkwater te voorziente ondervin
den integendeel stuiten op eene zeer angstvallige overweging
of het te leveren water wel altijd aan de eischen zal voldoen.
Ook met de andere utiliteits-argumonten kan hij zich niet
vereenigen.
Dat er vele regenwaterbakken bestaan is een feitdoch even
te Leeuwardenvan den 28 September 1876. 109
waar is hetdat daardoor het water qua drinkwater nog niet
goed is. Het groote nut der waterleiding ligt daarin dat overal
overvloedig water zal zijn en ook de reinheid daardoor zeer zal
worden bevorderd.
Het bestaan eener bouwverordening op dit punt vindt hij van
geen groot gewigtaangezien de groote droogte genoegzaam be
wezen heeft dat dergelijke bepalingen niet voldoende zijn.
Wat het water in de vijvers betreft dit wil hij niet beoor-
deelen doch alleen constateren dat in den afgeloopen zomer
daarvan een ruim gebruik is gemaakt, doch het voorhanden
zijn van water in de gemeente is zijns inziens nog wat anders
als om water te kunnen brengen in ieder huis en daar op elke
verdieping verkrijgbaar te stellen.
Een dergelijk geval zoude zich kunnen voordoen bij het aan
loggen eener gasfabriek. Hier zoude men evenmin kunnen
eischen om vooraf het bewijs te leveren dat het gas goed is,
doch men zoude er even goed de voorwaarden aan kunnen ver
binden om bij slechte kwaliteit van het gas de buizen te kun
nen sluiten.
Het komt hem voor dat er veel te veel gelet wordt op het
welslagen der onderneminghetgeen buiten bespreking moet
blijven om te beslissen dat de onderneming ondersteuning ver
dient.
Hij zal zich daarom bij het voorstel-Kuipers blijven aansluiten.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethouders
geen bezwaar hebben om het amendement van den heer Attema
over te nemenwaardoor alzoo de discussie over het voorstel
van burgemeester en wethouders wordt gesloten.
De heer Bruinsma wil nog even terugkomen op de bewe
ring van den heer Attema, dat dit water niet door ons onder
zocht wasen ofschoon dit waar iskan men toch aannemen
dat waar het water in corresponderende vaarten brak is, dit
ook wel in het Eernewoudsterwijd het geval zal zijn.
Voorts herinnert do spreker, dat het collegie van burgemees
ter en wethouders niet vreemd is geweest om een waterleiding
aan te bevelen in plaats van een vijver.
In hun rapport en voorstel (Maart 1871) deelen zij hierom
trent mededat men een waterleiding kon maken uit de hooge
zandstreken in Tietjerksteradeelmits met afgesloten terrein
en niet uit kanalen. Om daarbij aangevoerde reden hebben zij
echter van dat plan afgezien.
De heer Kuipers zegt dat het hoofddoel van zijn amende
ment is geweest om een besluit, zooals door burgemeester en
wethouders is voorgesteld te voorkomen.
Thans blijven nog alleen de beide amendementen een punt
van behandeling uitmaken en dan behoudt zijns inziens het
door hem ingediende nog de voorkeur.
De heer Bloembergen heeft er opgewezendat de raad nog
geene genoegzame bewijzen voor de deugdelijkheid van het door
de leiding te voeren water heeftmaar het komt hem voor dat
de raad met deze kwestie althans niets te maken heeft voor en
aleer de aanvrage om buizen te leggen gedaan wordt.
Spreker zoude er echter ook niet in kunnen toestemmen om
voor de gezondheid nadeelig water te doen leveren en ziet er
dan ook geen bezwaar in aan het verlof om buizen te leggen
eene voorwaarde te verbinden, zooals b. y. door den heer
Wiersma is aangewezen.
De heer de la Faille wil eene objectie maken tegen do
bewering van den heer Wiersma, alsof men hier met eene
zuiver industriële onderneming te doen heeft. Ware dit het
gevaldan zoude ook het publiek kunnen optreden als beoor-
deelaar van de kwaliteit van het water en dit komt hem niet
goed voor.
Het zoude daarom beter zijn niet aan particulieren, maar
aan het gemeentebestuur de controle van het water toe te ver
trouwen.
Dat deze onderneming analoog zoude zijn aan eene door par-