112 Verslag der handelingen van den gemeentere 2. vast te stellen do jaarwedden van a. den leeraar in do Fransche taal op 40() b. den leeraar in de Engelsche taal op 400. B. Den heer L. Nauta eervol te ontslaan uit zijne betrek king van leeraar in de Fransche en Engelsche talen aan het gymnasium alhier. C'. Tijdelijk en tot wederopzegging te benoemen tot leeraar in de Fransche taal aan het gymnasium den heer L. Nauta, leeraar aan de rijks hoogere burgerschool alhier. D. Tijdelijk en tot wederopzegging te benoemen tot leeraar in de Engelsche taal aan het gymnasium den heer O. Koning Altmannleeraar aan de rijks hoogere burgerschool alhier. De heer Duparc merkt in de eerste plaats opdat het ge dane voorstelvoor zooveel betreft de benoeming van een leer aar in de Engelsche taalin strijd is met het uitdrukkelijk voorschrift, vervat in art. 7 der verordening voor het gymna sium luidende„De leeraren worden benoemd door den ge meenteraad uit eene voordragt van minstens drie personen voor „elke vacature door curatoren in te zenden" enz. Toen voor eenigc jaren een leeraar voor het Hoogduitscli moest worden benoemd is daarvoor eene oproeping geplaatst in de dagbladen en verder geheel overeenkomstig de bepalingen ge handeld, waaraan nu gederogeerd wordt. Spr. wil gaarne erkennen dat eene oproeping en voordragt meer een vorm zouden zijndaar welligt slechts een enkele sollicitant zou opkomendoch het komt hem daarom toch niet goed voor van wettelijke voorschriften af te wijken. Verder kan hij zich niet vereenigen met de voorgestelde jaar wedden althans voor zooveel den docent in do Fransche taal betreftdaar deze evenveel lesuren heeft als de leeraar in de Hoogduitsche taaldie een jaarwedde van 500 geniet. Voor de gemeente zal dit eene besparing geven van ƒ100, daar de tegenwoordige titularis voor het onderwijs in de beide talen ƒ000 ontvangt. Hij gelooft echter niet dat burgemeester en wethouders bij het opmaken van liet voorstel geleid zjjn door de overweging dat aldus die 100 kon worden bespaard maar dit voorstel alleen gedaan wordt met het oog op de dien sten die men van de leeraren vorderten clan is hij van oordeel dat aan den leeraar voor het Fransch 500 moet worden toegekend. De heer C. Koning Altmann heeft zich bereid verklaard voor 400 die betrekking op zich te nemen en daarom is hij ervoor die som zoo te behouden. Wel is waar zijn benoemingen van tijdelijken aard daar naar alle waarschijnlijkheid de wet tot regeling van het hooger onderwijs den *1 September 1877 in werking zal treden en tegen dat tijdstip de oprigting van een gymnasium van geheel anderen aard moeten worden voorbereid, doch niettemin heeft hij het dienstig geachtop de zijns inziens te lage jaarwedde te wijzen. De heer Rengers kan niet tegenspreken dat in den vorm van dit voorstel van de bepalingen der verordening wordt afge weken doch'daartegenover staat dat het hier een exceptionelen maatregel betreft. De aanleiding tot de voordragt is dat de heer L. Nauta door het aanvaarden zijner betrekking van leeraar aan de rijks hoo gere burgerschool zijne werkzaamheden aan 't gymnasium moet beperkenzoodat eene nieuwe verdeeling van leervakken ver- eischt wordt. Die regeling is echter met het oog op de reorganisatie die stellig te wachten staat van geheel tijdelijken aardzoodat bur gemeester en wethouders liet naleven der bepalingen die voor de definitieve benoemingen gesteld zijn onnoodig achtenook wegens dp onwaarschijnlijkheid dat zich voor deze betrekkingen meer sollicitanten zullen opdoen. Er zijn hier weinig personen die de bevoegdheid bezitten en gelegenheid hebben om het onderwijs in de Engelsche taal aan id te Leeuwarden, van den 12 October 1873. het gymnasium op zich te nemen en ook met het oog daarop kwam hem het voorschrift der verordening niet zoo klemmend voor. Wat het bedrag der jaarwedden betreft, dit wil spr. gaarne aan 's raads oordeel overlaten. Bij het collégie van dagelijksch bestuur was men van oordeel, dat gelijke bemoeijingen met gelijke bezoldigingen moesten wor den bezoldigd en dat 400 voldoende was in aanmerking ge nomen het kleine getal leerlingen en de weinige lesuren. Wil de raad echter de jaarwedden verhoogenhet collegie van dagelijksch bestuur zal zich daartegen niet verzettente minder daar men waarschijnlijk binnen kort wederom de gele genheid zal hebben om ae meest mogelijke vrijgevigheid ten opzigte van het onderwijs aan den dag te leggen. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De heer Duparc stelt alsnu om boven aangehaalde redenen voor in punt a der conclusie te lezen2 a. den leeraar in de Fransche taal op 500. De Voorzitter veroorlooft zich den heer Duparc te vragen waarom zal de leeraar in de Fransche taal hooger bezoldigd moeten worden dan die in de Engelsche Het getal lesuren is voor beide bijna gelijken dan moet men niet vergeten wat den tegenwoordigen leeraar in het Hoogduitsch betreft, dat deze bezwaar maakte voor ƒ400 die betrekking te nemen en dus had men geene keushet was toen„te zijn of niet te zijn." Nu heeft de persoonaan wien het onderwijs in de Engel sche taal zal worden opgedragen zich met 400 tevreden ge steld, terwijl die voor het Fransch eenige bedenkingen heeft gemaakt om daarmede genoegen te nemendoch men vergete niet dat de vroegere jaarwedde van 900 in verband stond met de vroegere positie van den heer Nauta. Nu deze leeraar aan de rijks hoogere burgerschool iszal hij wel met gelijk salaris als de heer Altmann genoegen kunnen nemen. De heer Duparc acht zich verpligt de vraag van den Voor zitter te beantwoorden. Hij zoude kunnen beginnen met een wedervraag en wel deze waarom geniet de docent voor de Hoogduitsche taal 500 doch de Voorzitter heeft de reden daarvoor reeds opgegeven. Spreker zal niet anders antwoorden, dan dat de heer Koning Altmann genoegen neemt met ƒ400, terwijl de heer Nauta daartegen bezwaar maaktop grond van het groote verschil dat met zijne vroegere jaarwedde zal ontstaan. Spr. wil gaarne re kening houden met bestaande toestanden. Daar het amendement van den heer Duparc niet ondersteund wordtzal het geen punt van verdere behandeling uitmaken. De onderdeelen en daarna het voorstel in zijn geheel, wor den alsnu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van de Koninklijke Nederlandsche grofsmederij te Leidenom kunjtschel- ding van boete. De conclusie van het voorstel luidtom aan den heer P. van Bleiswijk Risdirecteur van de Koninklijke Nederlandsche Grof smederij te Leidenvan de door hem als aannemer van de ijzeren draaibrug over de Willemsgracht beloopen boete ad ƒ4300, eene som van ƒ3300 kwijt te schelden. De heer Kuipers. Met het voorstelom aan de Koninklijke Nederlandsche grof smederij te Leiden kwijtschelding der beloopen boete te verlee- nenkan ik mij volstrekt niet vereenigen en zal dientengevolge mijn stem daaraan niet kunnen geven. Het is natuurlijkdat ieder' aannemerbij te late levering en na beloopen boetemo tieven genoeg kan vinden om zijn verzoek tot schadeloosstelling zoo goed mogelijk te wettigenmaar de motieven door dezen adressant aangegevenkomen, mij althans, zeerjongegrond voor. De bewering toch, dat te late ontvangst der materialen en Verslag der handelingen van den gemeenteraa gebrek aan het noodige werkvolk, do hoofdoorzaak zijn, dat het werk te laat is afgeleverdlaat ik voor rekening van hendie het kunnen geloovenmaar ik zal de laatste zjjn, oin deze oor zaken voor ware munt aan te nemente meer daar ik er van overtuigd beu dat de voor een brug benoodigde materialenwat hoofdzakelijk uit plaat-, hoek- en T-ijzer bestaatvooral verle den jaar, toen de ijzer-industrie niet alléén, maar bijna iedere vak van nijverheid slechts te klagen had over de weinige orders gemakkelijker als ooit te verkrijgen waren; het gebrek aan werkvolk kan ik evenmin begrijpendaar eerstens voor het maken van eene brug weinig volkalthans knappe werklieden worden vereischtterwiil tevens vooral in het buitenland vele knappe werklieden zonder werk waren. Ik aarzel echter niet als mijne overtuiging uit te spreken, dat juist het volkaan het monteeren der brug hier werkzaam geweesthoegenaamd ^cen aanspraak kunnen maken op goed en doelmatig werk te heb ben verrigttoen toch naar het voordeel dezer lieden de brug ter aflevering gereed wasbleek het al spoedigdat dit niet het geval wasdaar de steuners der brug veel te laag door hen ge plaatst warenook deze volstrekt niet te vergeven handeling heeft er niet weinig toe bijgedragen om de opening der brug voor het publiek te verdagen. Maar dit alles daargelaten en zelfs aannemendedat die mo tieven werkelijk gegrond zijn, dan toch kan ik mij niet begrij pen dat de raad vrijheid kan vinden, om den adressant ƒ3300 te schenken, op grond dat het werk zeer tot genoegen opgele verd is te meer daar do gemeente toch werkelijk finantieel door de te late levering groote schade heeft geleden. De goede op levering van een werk toch past iedere soliede firma niet alleen in haar wel begrepen finantieel eigenbelangmaar ook wel de gelijk om een' eenmaal verkregen goeden naam te behouden het is eene handeling waartoe zij slechts geroepenverpligt is. In het advies van den directeur der gemeentewerken, wordt melding gemaakt dattengevolge de te late oplevering der brug de gemeente werkelijk schade heeft geleden en dat deze schade ongeveer 1000 bedragende zijns inziens dit bedrag moet wor den gekortmaar hij schijnt er niet aan gedacht te hebbendat het grootste directe finantieel verlies, daarin moet worden ge zocht, dat de gemeente, gedurende den tijd, dat het werk te laat is opgeleverdniets ontvangen heeft van de scheepvaart daar zij geen bruggegeld kon vorderen der schepen die de hulp brug passeerdenwaar toch ook een brugwachter dienst had en alzoo betaald moest worden wat het een met liet andere wel niet een klein bedrag zal uitmaken. Daarbij zal het wel niet te ontkennen zijn, dat de bewoners van den Wirdumerdijk en om streken door do vertraging van dit werk groote schade hebben geledeneen ieder die zich dien toestand met mij in het ge heugen terugroeptzal dit erkennen en inzien dat ook daarvoor indirect der gemeente wel degelijk nadeel berokkend is. En die handelingen zouden wjj willen bestendigen en aanmoedigen door maar te besluitendie boete terug te geven Ik voor mij vind daartoe hoegenaamd geen vrijheid en zal daarom tegen dat voor stel stemmen. De heer Duparc zal mede tegen het voorstel stemmen. Of schoon de heer Kuipers reeds in vele bijzonderheden is getreden wen8cht spr. ook van zijnen kant op de zwakheid der argumen ten te wijzen. De adressanten bezigen als zóódanig1. de te late ontvangst der materialen; 2. het breken van eenige balus- tres bij de verzending per spoor3. het gebrek aan het noo dige werkvolk. Wat berigt nu de directeur der gemeen te-wer ken omtrent een en ander? Van het eerste punt, lezen wij, kan hij niets met eenige zekerheid zeggen. Volgens spreker verliest het gebezigd argument hierdoor reeds grootendeelszoo niet geheelzijne kracht. Het tweede puntzegt die ambte naar is volkomen waar. Maar wat bewijst dit ten voordeele van de adressanten? Volgens spr. niets; in geen geval zou het aanspraak mogen geven op restitutie van beloopen boete. Do gemeente besteedt, gelijk ieder ander, juist ook daarom een te Leeuwarden, van den 12 October 1876. 113 werk enz. aanom zich te dekken voor risicovan welken aard ook. En dit zelfde geldtvoor zoover noodigmede nog met betrekking tot het eerste punt. De adstructie van het derde argument eindelijk mag bijzonder vreemd worden genoemd. De adressanten beroepen zich op een adresdoor den gemeen teraad van Leiden aan de tweede kamer ingediend tegen do voorgestelde opheffing van de arrondisscments-Tegtbank aldaar, in dat adres nl. wordt gewezen op het toenemend getal fabrie ken in die stad zóó zelfs dat er gebrek aan fabriekarbeiders bestaat. En door deze eigenlijk incidenteel gebezigde woorden willen adressanten den raad doen geloovendat er zoodanig ge brek aan het noodige werkvolk in hunne fabriek wasdat daar aan mede de te late oplevering is te wijten. Spr. noemt dit in derdaad een bespottelijk argument. De directeur der gemeen tewerken hecht er ook al niet veel waarde aanhij verklaart alleendat hijhoewel niet in bijzonderheden kunnende tre den, wel wil geloovendat adressanten van dit gebrek last heb ben gehad. Er is in de adviezen voorts nog op gewezendat de gemeente niet zooveel financieel nadeel door de vertraging heeft geleden, om de geheele boete te behouden. Spr. heeft zich over dit motief te meer bevreemddewijl de raad nu reeds bij herhaling in gelijke gevallen dit motief heeft verworpen. Nu men er echter weder mede voor den dag komtzij het spr. veroorloofd op nieuw er op te wijzen, dat eene vertraagde op levering zoo niet directdan toch indirect een aanbesteder na deel berokkent. Als bijv. een werk wordt aanbesteed, om bin nen drie maanden te worden opgeleverdzal de te betalen prijs hooger worden dan indien een termijn van zes maanden wordt gesteld. Wordt het werk echter later toch eerst na zes maan den opgeleverd dan zal de gemeente onnoodig eene te hooge aanuemingsom hebben betaalden zal tevens eene onbillijkheid worden begaan jegens de andere inschrijvers, die hunne prijzen hadden geregeld naar den korteren termijn. Spr. drukt ten slotte den wenscli uitdat men voortaan in gévallen gelijk het onder- werpelijke den raad zal verschoonen, althans van dit zoo dikwijls reeds onhoudbaar verklaard argument kennis te moeten nemen. De heer van Sloterdijck. Het zal zeker geen lid dezer vergadering verwonderen dat hij het met de beide vorige spre kers geheel eens is. Ten overvloede dus wil hij dit te kennen geven en den raad er op wijzenop welk pad hij zich begeeft zoo hij steeds de remissie van boete verleent. Immersin ver trouwen op deze gewoonte worden de aanvragen om remissie en de hierover verstrekte adviezen steeds armer aan voegzame argumenten. De adressant heeft zich niet eens de moeite gegeven een gangbaar motief aau te voerenhij heeft slechts iets ter neder geschreven dat den toets van onderzoek of van ernstige over weging niet kan doorstaanuit dat adres blijkt zelfs de groote onhandigheid van den adressantwaar hij gebruik maakt van eene periode uit een adres van den raad der gemeente Leiden: hierin wordtja geconstateerddat er gebrek aan fabriek arbeiders bestaatmaar tevens als oorzaak hiervan aangewezen de geleidelijke uitbreiding van het fabriekwezengeen plotse ling ontstane onverwacht opgekomene oorzaak alzoowaarop een industrieel uit dozelfde gemeente zich kwalijk kan beroepen tot verschooning of verklaring van zjjno misrekening. Wat verder het advies betreft door den directeur der ge meentewerken alhier op dat adres uitgebragtdit komt hierop neerwat aangaat punt 1 dat hij daaromtrent geen zekerheid heeftdoch dat hem adressants beweren niet vreemd voorkomt, ten opzigte van punt 2 het breken der balustresdat dit waar isen omtrent punt 3 dat hij omtrent het gebrek aan werklie den niet in bijzonderheden kan treden, maar wel wil gelooven, dat adressant daarvan last heeft gehaden op dit een en ander volgt het advies tot remissie van 3300 en nu vraagt spreker of die wijze van adviseren wel van dien aard is dat burgemeester en wethouders en ook de raad daarop eene schenking van dien omvang kunnen doen steunen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 2