114 Verslag der handelingen van den gemeentel Spr. zal zich daarom en om de door de vorige sprekers aan gevoerde redenen tegen hot voorgestelde toestaan van do ge vraagde remissie verklaren. De Voorzittör acht het onnoodig de door den adressant aangevoerde redenen verder te ontwikkelenmaar wil verkla ren dat burgemeester en wethouders het niet noodig achten de beloopen boete altijd toe te passen. Alleen wil hij den heer Duparc beantwoorden waar deze be weert, dat, door den termijn van oplevering van drie tot zes maanden te verlengendoor de gemeente eene directe schade wordt geleden omdat de leveranciers hunne inschrijving rege len naar den tijd voor de ten uitvoerlegging van het werk vast gesteld. Die redenering heeft volgens spreker een schijn van waarheid maar niet meer dan een schijn. Volgens spreker zoude deze redenering alleen opgaan in bui tengewone omstandighedenalleen wanneer men liet werk in een buitengewoon korten tijd wilde voïbragt hebben, en dit is in casu niet het geval. De directeur der gemeentewerken heeft in het bestek den gewonen tijd voor de oplevering van dergelijke werken aange nomen ook hier vastgesteld en dus is dit op de inschrijving van geen invloed geweest. Zóo die 3300 aan den aannemer worden gekort dan steekt de gemeente Leeuwarden die in den zakterwijl zij er slechts zeer weinig schade van heeft gehad. De ingezetenen die door de te late oplevering last hebben ondervonden zullen door niet remissie der boete toch niet wor den gebaat, want om dat doel te bereiken zou men hun een aandeel in die verbeurde boete moeten toekennen en dat zal toch wel niet doenlijk zijn. Men vergete verder niet dat de inschrijving van den adres sant zeer laag was en dat hij goed werk heeft geleverd. Spreker is geen technicus zooals de heer Kuipersdoch zoo hij dit werk bozict is hij daarover zeer tevreden. De heer Duparc doet uitkomente hebben gesproken niet van directemaar van indirecte schade, die door do gemeente zou zijn geledenen nu mag men daaromtrent in gevoelen ver schillen, en sprekers redenering als schijnbaar waar beschou wen hij kan zich daarmede niet vereenigen. Ook spreker is geen genoegzaam technicus om te kunnen beoordeelen hoe de ter mijnen van oplevering van een werk moeten worden bepaald doch het gezond verstand leertzijns inziensgenoegdatzoo de termijn willekeurig door den aannemer verlengd wordtde gemeente indirect nadeel ondervindt. Do bedoeling van hendie deze remissie van boete bestrijden, is geenszins dat de gemeente geld in den zak zal stekendat haar niet regtmatig toekomt, maar om te voorkomen dat de gemeente, al ware het nog zoo weinig, uitkeere aan iemand, die daarop niet, op grond van regt en billijkheid, aanspraak heeft. Hij heeft geineend op dit laatste punt ook dadrom te moeten teru<* komendewijl het hier gesprokene ter kennis van het publiek komt en des voorzitters woordenzonder tegenspraak te ondervindenalligt buiten den raad een verkeerden indruk zouden kunnen maken. De heer van Sloterdijck wil ook nog een kleine opmer king maken naar aanleiding van het door den Voorzitter ge sprokene, dat het niet zou zjjn goed te keuren, telkens bij overschrijding van den termijn van oplevering zijn toevlugt te nemen tot het toepassen van de boete en de gemeente op die wijze dat geld in den zak te doen steken. Dit is eene onjuiste voorstelling van den aard der boete en van hare toepassing van geen min of meer willekeurig nemen van toevlugt tot die boete kan sprake zijn, de boete is een direct gevolg van een contract, gesloten met iemanddie bevoegd was overeenkomsten aan te gaan, een dadelijk gevolg van het verzuim van dien mede-con- lad te Lceuwardonvan den 12 October 1876. tractant, hare toepassing is het gebruik maken van een wettig contractueel beding en het gevolg van die toepassing is niet der gemeente geld in den zak te doen steken, maar haar de vruchten van een wettig gesloten contract te doen plukken, terwijl einde lijk remissie van boete niet anders is dan schenking van wat der gemeente regtmatig toekomt. Volgens spreker is dit de meest juiste voorstelling der zaak. Zonder verdere discussie wordt het voorstel in stemming ge- bragt en verworpen met 14 stemmen tegen 2die van de hoe ren Bruinsma en Plantenga. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van de heeren van den Steenhoven en Gips te Dordrecht om kwijt schelding van boete. De conclusie van dit voorstel luidt a. af te wijzen het verzoek om kwijtschelding der boete ad ƒ175 gespecificeerd op het certificaat d!d. 13 Augustus 1875; b. kwijtscheldiug te verleenen van de boete ad ƒ675, blij kens certificaat van den directeur der gemeentewerkendd. 22 Mei 1876beloopen wegens te late levering van de door hem op den 10 Februari 1875 aangenomen Luiksche keijen. De heer van Sloterdijck kan zich ook met dit voorstel niet vereenigen. Het geldt hier eene beloopen boete van ƒ850, doch wat is geschied. De adressanten hebben aangenomen keijen te leveren naar een monster dat bij do aanbesteding aan hen was vertoondcn eenigen tijdnadat de aanneming aan hen was gegundhebben zijmet voorbijgang van het officiële monstereen ander inge zonden waarnaar zij voornemens waren te leveren. De steenen van dit monster kon de aannemer leveren en die volgens het monster waarnaar de aanbesteding was gehouden niet; de directeur der gemeentewerken heeft hun daarop ge antwoord, dat hij met dat laatst ingezonden monster niets te maken had. En nu vraagt spreker of de vertraging ten gevolge van eene mislukte poging om andersoortige steenen te leveren dan ze hadden aangenomeneen argument voor de adressanten mag zijn, om hun de boete kwijt te schelden. Het antwoord hierop is in dezen afdoendewant uit dat willekeurige en gevaarlijke verzuim van de aannemers om vóór de aanbesteding zich te vergewissenof ze in staat waren steenen naar het aangewezen monster te leveren, heeft zich de gansche vertraging van de leverantie ontwikkeld. En dat verzuim behoort billijkerwijs door hendie het begingente worden gedragen. De afkeu- ring^ van hun monsterhet eerste motief in het adresis dus stellig verwerpelijkdat ze toen hoogeren prijs moesten beste den om steenen, met het officiële monster overeenstemmende, te laten maken is van hun verzuim een dadelijknatuurlijk ge volg. Spreker betwijfelt intusschen eenigzins de juistheid dezer aan gevoerde beweringdaar het uit de stukken blijkt dat 2950 heele en 250 halve keijen die afgekeurd zijn en naar de aan neming eene waarde van 296.20 vertegenwoordigenvoor do som van 175 onderhands aan den directeur der gemeentewer ken zijn verkocht en dit zal toch wel niet voor de meerdere waarde pleiten. De adressanten wijzen verder in hun voordeel op de sluiting van het kanaal bjj Luikdoch do kwalificatie die adressanten aan die sluiting geven, namelijk, dat zij eene jaarlijksche is, doet het onverwachte van dit accident en dus de geheele waarde van het argument vervallen. Ook op den ingevallen [winter en den watersnood beroepen adressanten zichen voorzeker zouden deze omstandigheden eene remissie van boete kunnen regtvaardigen zoo niet de aannemers bjj het ontstaan dezer force majeuro reeds in mora waren. Immers, ze moesten op 1 Julij 1375 geleverd hebben en nu ze op 10 Mei 1876 de leverantie bobben voltooiddragen zij er Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 October 1876. 115 de schuld vandat waterstand en winter hun hebben bemoeije- lijkt. Wat verder het advies van den directeur der gemeentewerken betreft, ook dit draagt geene blijken van naauwgezette over weging. De poging om andere keijen te leveren dan die aan het offi ciële monster voldeden, wil hij doen gelden als grond om 175 van de beloopen boete niet te remitterendoch hij ziet voorbij, dat die poging en niets anders de oorzaak van de geheele ver traging was. De directeur geeft verder te kennendat hij wel wil geloo- ven dat de aanleiding tot te late levering buiten hun toedoen kan zijn ontstaanmaar die mogelijkheid zal toch niet voor ar gument mogen geldenmen zal daaromtrent zekerheidalthans waarschijnlijkheid moeten hebben; de directeur had, zijns in ziens de adressanten kunnen uitnoodigen om bewijzen te leve ren voor hunne beweringenalvorens op eene mogelijkheid zijn advies tot remissie te gronden. Spr. zal zich dus tegen dit voor stel verklaren. De uitslag der daarop gevolgde stemming is dat punt a der conclusie met algemeeno stemmen wordt aangenomen en punt b verworpen met 14 tegen 2 stemmen, die van de heeren Bruin sma en Rengers. 10. Voorstel van burgemeester en wethouderstot afstand van een strookje gemeentegrond aan den heer mr. E. Cats. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten voor behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten aan den heer mr. Epeus Catsgrondeigenaar te Leeuwarden, onderhands in koop af te staan den grond met den daarop staanden muur deel uitmakende van het thans geamoveerde perceel sectie C no. 1044 en zulks voor een koopprijs van 150en voorts op voorwaarden door burgemeester en wethouders nader vast te stellen. 11. Ontwerp-verordening tot instandhouding der goede orde op de buitenpleinen van en de toegangen tot het spoorweg-station. Het ontwerp is van den volgenden inhoud De raad der gemeente Leeuwarden Gezien art. 2 van het algemeen reglement voor de dienst op de spoorwegen vastgesteld bij koninklijk besluit van 27 October 1875 Staatsblad no. 183). Gezien art. 135 der gemeentewet. Gehoord het bestuur der maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen. Besluit vast tc 6tellen de volgende Verordening tot instandhouding van de goede orde op do buitenpleinen en de toegangen tot het spoorweg-statión te Leeu warden. Art. 1. Onder buitenpleinen van en toegangen tot het spoor weg-station worden voor de toepassing dezer verordening verstaan de voor het publiek opengestelde ruimte bij benevens de toe gangswegen naar het stationsgebouw van den spoorweg. Art. 2. Het is verboden boven op de rijtuigen tenzij deze voorzien zijn van hekwerk of zoogenaamde impériale, goederen te laden. Indien de rijtuigen te zwaar worden beladen moet een ge deelte der goederen op aanwijzing der politie afgeladen,worden. Art. 3. Het is verboden net publiek in de vrije keuze van een koetsier te belemmeren of door aanroeping of andere mid delen te bemoeijelijken. Art. 4. Dragers; kruijers, of wegwijzers mogen geene andere plaats innemen dan die hun door de politie wordt aangewezen. Art. 5. De overtredingen dezer verordening en van de krach tens haar door de politie te geven bevelen worden, zoover daar tegen niet is voorzien b.j eenige wet of verordening gestraft met eene geldboete van 1 tot ƒ6 de overtreding van art 2; met eene geldboete van 1 tot 3 do overtreding van art 3; met eene geldboete van 1 de overtreding van art. 4. Art. 6. Overigens zijn de bepalingen der verordening betref fende de instandhoudingbruikbaarheid, reinheid, vrijheid en veiligheid der openbare wegenbruggenveren, wateren, vaar ten stratenplantsoenenpleinen en andere plaatsen tot gc- meene dienst van allen bestemd in de gemeente Leeuwarden vastgesteld den 23 Maart 1876, op de buitenpleinen en toegan gen tot het spoorwegstation toepasselijk. Art. 7. Deze verordening treedt in werking onmiddclijk na hare afkondiging. Nadat zonder discussie en hoofdei ij ko stemming de artikelon 1 tot en met 7 zijn aangenomen wordt besloten het bestuur der maatschappij tot exploitatie van spoorwegen over die bepalingen te hooren en do definitieve vaststelling der geheeje verordening te doen plaats hebben in eene volgende vergadering. 13. Eerste suppletoir kohier der belasting op het inkomen dienst 1876. De voorzitter het noodig oordeelcndo eene zitting met gesloten deuren te houden heft de openbare tijdelijk op. Na heropening wordt het eerste suppletoir kohier der directe belasting op het inkomen dienst 1876 vastgesteld op een belast baar inkomen van ƒ51,158.68 en in totaal der aanslagen van ƒ1918.40. 14. De behandeling van het ontwerp reglement over de huizen van ontucht en de publieke vrouwenwordt aangehouden tot de volgende vergadering. Niets meer aan de orde of voorgesteld zijnde, sluit do voor zitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 3