128 Verslag der handelingen van don gemeenteraad te Leeuwarden"', van den 16 November 1876. Het doet hem leed dat de ingezetenen daarvan zooveel onge rief ondervindenmaar zonder eenig ongerief te veroorzaken is het niet mogelijk eene dergelijke verbetering tot stand te bren gen. Dat er echter zooveel mogelijk spoed mede gemaakt wordt durft hij gerust te verzekeren. De heer Kuipers zoude gaarne zion datzoo de weg onver hoopt niet op den aangegeven tijd gereed isdeze èf van wege de stadsreiniging of door de zorg van den directeur der gemeente werken werd schoongehoudendaar dezelve vooral des avonds niet dan met gevaar bruikbaar is. De Voorzitter zegt hierin te zullen laten voorzien. De heer Brirnsma verklaart dat de beperkte ruimte de hoofdreden is dat het werk niet meer vordert. Wat het schoon maken van dien weg betreft zooals de heer Kuipers wilhij ziet niet in hoe het mogelijk is een weg schoon te houden die geheel uit klei bestaat, tenzij de bedoeling mogt zijn die van tijd tot tijd geheel met zand te bedekken. Volgno. 139. De Voorzitter deelt mede dat deze post met ƒ1,000.kan worden verminderd en alzoo gebragt op /'1,800. Verder zal aan het einde van dit hoofdstuk nog een post moe ten worden aangebragt. Van Leeuwarderadeel toch is kennisgeving ontvangen dat de raad dier gemeente de voorwaarden, door den raad dezer ge meente gesteld voor do opheffing der beide tollen op den kunst weg van Leeuwarden naar Hijumaanneemt en de voorkeur geeft aan de uitkeering der jaarlijksche vergoeding, gecapitali- seerd tegen den penning 20. Dit besluit zal echter eerst de koninklijke goedkeuring moe ten erlangen en daarom zal het noodig zijn op de begrooting onder volgno. 142a een nieuwen post te brengen luidende „scha devergoeding aan Leeuwarderadeel voor de opheffing der tollen „op den kunstweg naar Hijum". Memorie. De heer Rengers vraagt of die post niet beter zoude aan gebragt worden op hoofdstuk VII afd. VIL De Voorzitter verschilt met den vorigen spreker van opinie. De weg toch wordt door dezen maatregel wel niet verbeterd qua weg, doch aan den anderen kant wordt de weg wel beter door opheffing van den last die nu op de passage drukt. Het is zijns inziens eene buitengewone uitgaaf die door een leening zal moeten worden gedekt, aangezien het nageslacht dat zeer zeker de groote voordeden van de opheffing der tollen plukken zaldaarvan ook de lasten kan dragen. De heer Bloembergen deelt geheel het gevoelen van den voorzitter en wil er nog de opmerking aan toevoegen dat die post in geen geval op hoofdstuk VII afd. Vil te huis behoort, aangezien daaronder alleen begrepen worden uitgaven door bij zondere wetten aan de gemeente opgelegd. Zijns inziens is voor dezen post geen betere plaats dan hier. De heer Dirks vestigt het oog op volgno. 218 voor kosten van onderhoud der tolhekken op den weg naar Hijum en vraagt of deze nu geheel zal kunnen wegvallen. De Voorzitter verklaart dat zulks niet geheel het geval zal kunnen zijnaangezien zekerin verband met de koninklijke goedkeuring, een gedeelte van 1877 voor het onderhoud zal moeten worden zorg gedragen. De heer Dirks is van oordeel dat de post voor schadeloos stelling dan onder dit volgno. zoude kunnen worden aangebragt. De Voorzitter zoude zich hiermede kunnen vereenigen zoo deze schadeloosstelling bij de wet was voorgeschrovendoch daar zulks niet het geval is gelooft hij de plaatsing onder dit hoofdstuk te moeten behouden. De heer Xijinmell is van oordeel dat, aangezien alle on derworpen die betrekking hebben op uitgaven welke door eene leening worden gedektonder dit hoofdstuk III zijn gebragt het zeer eigenaardig is om hier ook de schadeloosstelling aan Leeuwarderadeel als art. 16 op te nemen. De hoofdstukken III en IV worden daarop goedgekeurd. Volgno. 145. De heer Kijmmeil wil eene enkele opmerking maken naar aanleiding van het besluit in eene vorige vergadering genomen om namelijk den Harlingerstal weder voor één jaar te verhu ren. Door dit besluit moet ook de onderhoudspost voor een vol jaar behouden blijven. Hij is met vele andere leden van den raad van oordeel dat dit eigendom hoe eerder hoe beter moet verdwijnen en zou het daarom niet goed zijnvraagt hijnu een voorstel tot amotie te doen Wordt hiertoe besloten dan zal de gebruiker van dat gebouw in tijds maatregelen kunnen nemen om een andere bergplaats voor petroleum te bekomen. De Voorzitter oordeelt het beter deze kwestie niet bij de behandeling der begrooting uit te maken. Uit de nu en in vo rige vergaderingen gehouden discussion is genoegzaam gebleken dat men dat gebouw wil amoveren. Deze zaak zal dus niet in het vergetelboek geraken, en het is, zijns inziens, bijna on denkbaar dat het dagelijkseh bestuur met deze wetenschap nog maals een voorstel tot verhuring van den Harlingerstal hier ter tafel zoude brengen. Hij acht het echter minder geraden nu reeds een definitief besluit te nemen. De heer Kijmmoll vereenigt zich hiermede. De heer Duparc constateert dat de commissie van rappor teurs in haar verslag een bepaald voorstel deed tot afbraak. De post voor onderhoud zal natuurlijk moeten blijven bestaan doch bij spr. is de vraag gerezen of net toch wel geraden kan worden geacht, zoo maar incidenteel een principieel besluit te nemen Hij is van oordeel dat burgemeester en wethouders genoeg zaam aanleiding zullen vinden om een voorstel ter zake te doen en trekt dus mede namens do beide andere rapporteurs hun voorstel in. Hoofdstuk V wordt goedgekeurd. Volgno. 158. De Voorzitter zegt dat de post la op dit volgnommer met 200 moet worden verhoogd ingevolge het genomen besluit om trent de verhooging van de jaarwedde der inspecteurs. Hij moet buitendien mededeelen dat er bij hun collcgie aan hangig is een adres der dienaren van politie om verhooging van traktement. Na gedaan onderzoek en vergelijking met andere plaatsen en na gehouden overleg met den commissaris van po litie zijn wij van oordeel dat aan dat verzoek een gunstig ge hoor worde verleend. Daar eene wijziging der verordening op het politiepersoneel hiervoor moet plaats hebben zoo is het thans niet het oogenblik om daaromtrent te beschikken, doch hij heeft gemeend hierop de aandacht te moeten vestigen om, met het oog daarop, den post voor onvoorziene uitgaven niet te laag te stellenten einde zoo de raad deze verhooging goedkeurtdezen post daaruit te kunnen aanvullen. Hoofdstuk VI wordt goedgekeurd. Volgno. 193. De Voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders heb ben voorgesteld dezen post met 50 te verhoogen en alzoo te brengen op ƒ500. De heer Duparc wil een enkel woord in het midden bren gen over volgno. 182 Stedelijk gymnasium. Hij wenscht hieromtrent een vraag ie doen. Het is nog geheel onzeker of de wet op het hooger onderwijs reeds den 1 Sep Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 November 1876. 129 tember 1877 in werking zal treden, doch de waarschijnlijkheid is er voor. Op de gemeente Leeuwarden rust dan de verpligting tot op- rigting van een gymnasiumvolgens die wet. Hij vertrouwt, dat bij het collegie van dagelijkseh bestuur deze zaak wel reeds besproken is gewordenen daarom zoude hij gaarne vernemen, of spoedig een voorstel te dier zake te wachten is. De heer Rengers moet tot zijn leedwezen de verwachtin gen van den vorigen spreker te leur stellen, ten minste zoo hij de vraag zoo moet opvatten dat die spr. veronderstelt dat nu reeds praeparatoire maatregelen genomen zijn. Dit is niet het geval, om reden dat wij omtrent het tijdstip der in werking treding nog geheel in het onzekere verkeeren en daaromtrent van regeringswege nog hoegenaamd geene mede- deeling hebben ontvangenzoodat tot het nemen van voorbe reidende maatregelen volstrekt geene aanleiding bestond. Wat zijn de bedoelingen der hooge regering welke zijn de eischen die men aan een nieuw gymnasium stelt Deze vragen zijn nog niet mot voldoende zekerheid te beantwoorden. Wel heeft ons collegie zich in verbinding gesteld met cura toren van het gymnasium en hun aangezocht om casu quo de zaak te overwegen en ons dienaangaande in te lichtendoch verder zou hij niet weten wat tot voorbereiding zal kunnen worden gedaan. De heer Dirks wilnaar aanleiding van het antwoord door den heer Rengers gegevende vergadering aandachtig maken op eene omstandigheid die misschien aan de jongere leden niet bekend is. Zoo er sprake is van het oprigten van nieuwe scho len dan gaat daar meestal een aankoop van huizen mede ge paard. Doch hoe het nieuwe gymnasium ook zal worden inge- rigthuizen behoeven daarvoor niet te worden aangekocht. Toen toch in der tijd 1869/70 de brug over do vaart die tot aan de Langepijp liep werd weggeruimdwerd de tuindie bij het huis van den heer Buma behoordedoor de gemeente aan gekocht en toen reeds de aandacht op een daar te stichten gymnasium gevestigd in verband mot de toen reeds toegezegde nieuwe regeling van het hooger onderwijs. Voor de nu ophan den zijnde stichting zal dus die plek grond kunnen worden ge bezigd. Hoofdstuk VII wordt goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat naar aanleiding van het be trekkelijk raadsbesluit de post onder volgn. 210 met 1000 moet worden verhoogd en alzoo gebragt op 52,875. Nadat hij nog heeft medegedeeld dat de post onder volgnom mer 219 met ƒ350.moet worden verhoogd als „aandeel der „gemeente in de kosten der jaarlijksche harddraverij van wege „Z. M. den koning," worden de hoofdstukken VIII', IX en X aangenomen en de vaststelling van hoofdstuk XI aangehouden tot na de behandeling der. inkomsten. Hoofdstuk I der inkomsten wordt met 7 cent verhoogd ingo- volge de afgeslotene rekening en daarop goedgekeurd. Volgn. 9. Dit moet, in afwachting van het koninklijk besluit tot goedkeuring van de opheffing der tollen worden uitgetrokken voor Memorieen Volgn. 15. Opbrengst van water-kaai- en walgelden wegens den afloop der gchoudene verpachting met 424.worden ver minderd. Volgn. 19. De Voorzitter stelt voor dit art. te roijoren omdatwegens de intrekking van het betrekkelijk heffingsbesluitdeze inkom sten niet meer onder de regtenloonen enz. begrepen kunnen worden. Hiertoe besloten zijnde wordt hoofdstuk II goedgekeurd en aan de orde gesteld het voorstel van burgemeester en wethou ders tot verlaging van den gasprjjs van 10 op 9 cent per stère zooals dit is aangebragt onder no. I (zie boven). De heer Wiersm i heeft in de sectie waarvan hij deel uit maakte behoord tot hen die, niettegenstaande den lageren prijs der steenkolentoch er voor waren den gasprijs op 10 cent te behouden en wel in verband met de niet voldoende opbrengst der gasfabriek in verhoi ding tot het voor de exploitatie benoo- digd kapitaal. Die gasfabriek zal nu geen dienstenqua talisaan de inge zetenen meer behoeven te praesteerendoch het zal nu zijn eene zuiver industriëele ondernemingen daarom is spreker van oordeel dat de opkomsten dezer onderneming niet alleen in ver houding moeten staan tot het bedrijfskapitaal, maar ook in ver houding tot de risico dezer zaak. Zooals de cijfers op de begrooting zijn gebragt bestaat dit verband zijns inziens niet. De commissie van rapporteurs is echter van eene geheel andere meening; zij hebben te kennen gegeven dat de opbrengst der fabriek vermoedelijk veel grooter zal zijn, dan de cijfers aanwijzen die op de begrooting ziin gebragten daarom zal hij zich nu bij de verlaging van tien gasprijs neerleggen om na afloop van het jaar 1877vooral met het oog op het vermoe delijk hoogere bedrag, de resultaten dezer prijsvermindering te bcoordeelen. De heer van Slotürdijck heeft bij het hooren lezen van het voorstel bij zich zelf do bedenking gemaakt of hetnu de gemeente ontslagen is van de dienstpraestatiewel raadzaam is den prijs van het gas geheel afhankelijk te maken van dien der steenkolen. Rijst de prijs der steenkolen weder dan zal men weder tot verhooging zijn toevlugt moeten nemen en welk ver schijnsel zal zich dan voordoen Zijns inziens ditdat bij prijsverlaging het gasverbruik zal toenemen en dan vraagt hij of iemand die onder dio omstandigheden daarmede begint niet gedupeerd wordt zoo later de prijs weder wordt verhoogd. Men kan de gastoestellen laten wegnemendoch eenmaal de kosten daarvoor gemaakt zijnde zal men daartoe niet zoo ligt overgaan en daarom herhaalt hij zijne vraag of hot wel raadzaam is steeds den prijs van het, gas te regelen naar den prijs der steenkolen Kan men eene dusdanige regeling in verband brengen met eene wijze huishouding der gemeente dan is het hem goed. De heer Duparc gelooft dat meer dan één lid liet doel van het voorstel uit een min juist oogpunt beziet. Er is door de commissie van rapporteurs reeds op gewezen, dat de verandering, die nu met 1 Januarij zal tot stand komen, niet veroorzaakt is, doordien de raad niet langer overtuigd was van het heil zame voorschrift van art. 254 der gemeentewet, maar alleen omdat men wel moest toegeven aan de bekende zienswijze van den tege nwoordigen minister van binnenlandsche zaken ten op- zigte van gemeentelijke gasfakrieken, zoodat zij voortaan zal zijn niet eene publiek-reiiielijkemaar eene privaat-regtelijke in- rigting en niet meer zal worden beheersclit door dat artikel. Spr. vraagt intusschen Wat beteekent art. 254jder wet Dat artikel is niets anders dan een geformuleerd regtsbegripmaar ook bui ten de geschrevene wet bestaan regtsbegrippenwaarmede men rekening moet houden dat beteekent hierdat men den gas prijs ook nu zal moeten regelen naar den prijs der steenkolen. Te Groningen en meer plaatsenwaar de gemeentelijke gas fabriek reeds vroeger privaat-regtelijk werd geëxploiteerd, heeft men nooit anders gehandeld dan nu wordt voorgestelddaar wordt bij daling der prijzen van de steenkool de gasprijs ver laagd en bij stijging wordt men wel gedwongen dien te ver hoogen. De vraag is zijns inziensook zonder dat men het voorschrift van art. 254 der gemeentewet heeft in acht te nemen, alleen dezeIs voor do dienstdie aan de ingezetenen wordt bewezeneen gasprijs van 10 dan wel een van 9 cent noodig En dan kan met het oog op de medegedeelde berekeningen geen ander antwoord worden gegeven dan9 cent. De heer van Sloterdjjck deed eene vraag omtrent het al of niet raadzame der verlaging.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 3