1 erslag der handelingen van den gemeenteras vindt en daardoor gevaarlijk is voor de omliggende perceelen met sommatie om zoodra tnogeljjk aan dien gevaarvollen toe stand een einde te makenen protest van alle kosten, schaden en interessen die het gevolg zouden kunnen zijn van verzuim om onmiddeiijk aan de sommatie te voldoen dat de directeur der gemeentewerken terstond na den storm van 30 op 31 Januarij j.l. den toestand van den Nieuwe Toren heeft onderzocht en gerapporteerd dat er geene de minste af wijking in den stand van dien toren heeft plaats gehad en er evenmin eenige schade aan dat gebouw is toegebragt. Ofschoon burgemeester en wethouders, vooral met het oog op dit rapport, volstrekt niet deelon in de ongerustheid van boven bedoelde ingezetenen meenen zjj toch uit beginsel van de op hen rustende verantwoordelijkheid en mot het oog op de moge lijke schade, die eventueel zoude kunnen ontstaan door geheel onvoorziene toevalleneen nieuw en naauwkeurig onderzoek naar den stand en staat van den Nieuwe Toren te moeten aan bevelen. Zij stellen daarom voor te besluiten een onderzoek naar den toestand van don Nieuwe Toren te doen iiiBtcllen door eene commissie van drie deskundigen waarvan de directeur der gemeentewerken deel zal uitmaken terwijl de twee anderen door burgemeester en wethouders zul len worden benoemd b. van het resultaat van het sub a bedoeld onderzoek aan den raad mededeeling te doen ten einde naar aanleiding daar van een bosluit te nemen. Een rapport van de commissie mor de strafverordeningen betreffende herziening en geldigverklaring van de verordening en te- yen trier overtreding straf is bedreigd. Dit rapport zal worden gedrukt als bijlage bij dii verslag om te worden behandeld in eene volgende vergadering. 8. Aanbevelingen voor de benoeming van een lid der commissie van bestuur over het stads ziekenhuis. Door het bestuur van dat ziekenhuis worden aanbevolenter vervulling der vacature welke ontstaan is door de periodieke aftreding van den heer dr. J. M. Baart de la Faille op den 1 Januarij 1877 en tot r.u toe onvervuld was geblevende heeren 1. dr. J. M. Baart do la Faille en 2. dr. L. B. G. Geseher, en worden door burgemeester en wethouders daaraan toegevoegd de heeren1dr. O. Schreuder en 2. dr. N. Lobrjj van Troos- tenburg do Bruijnallen te Leeuwarden. De benoeming zal plaats hebben in de volgende vergadering. 9. De gewijzigde rekening en verantwoording van de kamer van koophandel en fabrieken te Leeuwarden over 1876. Ten fine van onderzoek en rapport wordt deze in handen ge steld van eene raadscommissie bestaande uit de heeren mrs. Attemavan Sloterdijck en Buma. 10. Eene missive van voogden der armettkamer om magtiging tot af- en overschrijving op de begrooting dier instelling, dienst 1876. Deze wordt ten fine van rapport gesteld in handen van de heeren Bloembergen, öuringar en de With. 11. Eene missive van de commissie van bestuur orer het stads ziekenhuis om magtiging tot af- en overschrijving op de begroo ting dier inrigtingdienst 1876. Gesteld in handen van de heeren BrungerDuparc en Hom mes ten einde daarover in eene volgende vergadering rapport uit te brengen. 12. Eene missive rail den commissaris des konings in de pro vincie Friesland van den 12 Februarij 1S77, no. 216, lc af dee- lingmet diverse bijlagenbetreffende de Nesserzijl en daarbij gelegen brug. De Nesserzijl en bijbehoorende brug waren vroeger in onder- 1 te Leeuwarden, van den 22 Februarij 1877. houd en beheer bij de provincie Friesland, torwjjl de opkom sten der voor die brug en zijl gevorderde regten werden ver- pacht door de gemeente Leeuwarden. Bij koninklijk besluit van den 27 Mei 1876, Staatsblad no. 10!)is o. a. bepaald dat de Nesserz [jl met ingang van den 1 Augustus 1876 weder in beheer en onderhoud bij het rijk komt en te rekenen van dienzelfden dag de baten en iukomsten van dat werk weder komen ten bate van het rijk. Naar aanleiding van die overname door liet rijk is de minis ter van financien van oordeel datóf de heffing aan de Nesser- zijl voortaan niet meer door de gemeente maar door den staat moet geschiedenof dat het onderhoud der zijl en der bru0" ten laste der gemeente Leeuwarden moet worden gebragt Onder overlegging der daartoe betrekkelijke correspondentie wordt de raad uitgenoodigd tot een der beide voorstellen die uit het oordeel van den minister van financiën volgen moeten toe te treden. Deze missive wordt in handen gesteld van burgemeester en wethouders om daaromtrent een voorstel aan den raad in te dienen. 13. Een adres van J. van den Berg te Hijum om concessie voor een beurtveer van Jiallum op Leeuwarden. Dit adres wordt om berigt cn raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders. 14. Twee adressen van landbouwers en veehouders ter onder steuning der voorstellen van burgemeester en wethouders betref- jende de stichting van een gebouw voor beurs cn waag. Adressanten wijzen er op, dat de tegenwoordig gebruikt wor dende localen lang niet meer in overeenstemming zijn met de beboettendat de boter tengevolge van het ingevoerde stelsel van openbaren verkoop bij groote hoeveelheden opgestapeld moet blijven staan en daardoor dikwijls niet weinig lijdt; dat voor de kaas eigenlijk in het geheel geene bergplaats is en zoo daarin geene verbetering wordt aangebragtde kaasmarkt te .Leeuwarden waarschijnlijk geheel zal verdwijnen, terwijl bij het verschaften van een doelmatig waaggebouw de eertijds zoo belangrijke Leeuwarder kaasmarkt zich weder zal opdoen. Zij dringen er daarom op aandat de raad liet voorstel om op den voormaligen Wirduinerpoortsdwinger een beurs en waag gebouw te stichten tot besluit moge verheffen. Deze adressen zullen worden gelegd bij de daartoe betrekke lijke stukken. 15. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening regelende het meten en wegen ran granenzaden en peulvruchtenin de gemeente Leeuwarden. Dit voorstel zal worden gedrukt om te worden behandeld in eene volgende vergadering. IVWordt medegedeeld 1°. Dat ter inzage van de leden zijn gelegd a. Het jaarlijksch verslag van den archivarius der gemeente Leeuwarden omtrent zijne werkzaamheden over 1876. b. Het jaarlijksch verslag van de stads armenkamer over het dienstjaar 1876, en c. Het algemeen jaarlijksch verslag nopens den toestand dei- stads bank van leening over 1876. 2°. Dat bij koninklijk besluit van den 31 Januarij 1877, no. 46is goedgekeurda. het raadsbesluit tot heffing van veemarkt- geld cn b. tot afschaffing der tolgeldhcffing op den kunstweg van ïiijum naar Leeuwarden. V. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport eener raadscommissie over de voordragt van het bestuur van het nieuwe stads weeshuis tot wijziging der begrooting voor die insiellingdienst 1876. Verslag der handelingen van den gemeenteraa Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten 's raads goedkeuring te verleenen aan de door het bestuur van het nieuwe stads weeshuis bij missive van 17 Januarij 1877 voor gestelde wijzigingen in do begrooting van het jaar 1876. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van mej. J. iStoettgeb. Swartsom eervol ontslag als stads vroedvrouw. Conform de conclusie van het voorstel wordt besloten aan Jacoba Swarts, echtgenoote van N. W. Stoett alhier, met in gang van den 1 April 1877 een eervol ontslag te verleenen als stads vroedvrouw. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de bepalingen op de invordering der belasting op het houden van honden. (Zie bijlage no. 2 tot het verslag van 's raads handelingen over 1877). A. Ontwerp-besluit tot heffing eener belasting op het houden van honden in de gemeente Leeuwarden. De considerans zoomede de artt. 1 tot en met 8 worden on veranderd zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 9. De Voorzitter geeft te kennen, dat eene wijziging in do redactie van dit artikel hem wenschelijkja noodzakelijk voor komt en stelt mitsdien voor art. 9 te le zen als volgtDit „ibesluit treedt in werking acht dagen nad at hetna de koninklijke goedkeuring te hebben verkregenis afgekondigd1en strekt als- vdan ter vervanging van dat tot heffing eener belasting op het houden van hondenvastgesteld den 24 Mei 1866. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dit aldus ge wijzigd artikel en daarna het geheelo ontwerpbesluit goedgekeurd. B. Onticerp-verordening op de invordering eener belasting op het houden van honden in de gemeente Leeuwarden. De artt. 1 tot en met 8 worden onveranderd goedgekeurd. Art. 9. De Voorzitter deelt mede, dat hij door een geacht lid van den raad in staat is gesteld kennis te nemen van bij dit artikel bedoelde kenteokenen, zooals die in vroeger en lat ren rijd in ons vaderland zijn in gebruik geweest. Sommige dier kentee- kenon werden reeds gebruikt in het laatst der vorige eeuw zoo dat zij eene historische waarde hebben. De keus zal mis schien daardoor moeijelijkcr worden, doch zeker is het, dat burgemeester en wethoudersbij aanneming van dit artikelop een historischen grondslag hunne verdere werkzaamheden kun nen bouwen. Het art. wordt daarop benevens de artikelen 10, 11 en 12 goedgekeurd. Art. 13. De heer Suringar wilde gaarne weten wat de bedoeling is van do 2e alinea van dit artikeldaar zijns inziens de bepaling vervat in art. 11 door deze zinsnede geheel krachteloos wordt gemaakt. Do Voorzitter is van oordeel dat de bedoeling van dit ar tikel is dat er mogelijkheid bestaat dat een hond het kenteeken verliesten zoo in dergelijk geval blijkt dat van een hond die het kenteeken mist en door de politie wordt aangehoudende belasting betaald is zoodat de overtreding plaats heeft buiten de schuld van den eigenaar, dan zou het zjjns inziens niet bil lijk zijn dien eigenaar op grond van art. 9 te beboeten. De heer Suringar dankt den Voorzitter voor de gegeven inlichting, doch gelooft dat die verklaring niet genoegzaam in het artikel is weggelegd en ligt aanleiding tot verwarring zal kunnen geven. Iemand toch kan het kenteeken voor zijn hond bestemd af geven aan een ander cn dan zal dit misbruik zeer moeijelijk te constateren zijn. te Leeuwarden, van den 22 Februarij 1877. 17 De heer Rengers moet aan den vorigen spreker opmerken dat deze bepaling uit voorschriften, die elders in toepassi ig zijn, is overgenomen en er dus geen bezwaar tegen bestaat die ook; hier in te voeren. Bovendien acht hij de bepaling van art. 12 voldoende om tegen de gevreesde ontduiking te wakendaar het toch voor de eige naars van honden lastig en onaangenaam moet zijntelkens blootgesteld te wezen aan het gevaar om hunne honden door de policie te zien oppakken indien zij niet van het kenteeken zijn voorzien. De heer Duparc gelooft dat de kwestie door den laatsten spreker niet geheel is opgelost. Art. 12 zal aan het geopperd bezwaar slechts gedeeltelijk tegemoet komen. Een hond zal worden opgepakt niet alleen omdat hij het kenteeken mistook de eigenaar moet onbekend zijnzoo dat iemand die met zijn hond looptzonder dat deze van het kenteeken is voorzien, wel niet in de boete vervallen zal. Het bezwaar van den heer Suringar blijft dus bestaan, dat namelijk de een het kenteeken voor zijn houd bestemd, aaneen ander zal weggeven on dan zal bij ontdekking de persoon, wiens hond het kenteeken draagt, wel en de ander die het weggege ven heeft niet gestraft worden. Deze mogelijkheid van ontduiking heeft bij spreker ook ge wogen. Intusschen kan raeu de werking der voorgestelde be palingen afwachten. Blijkt dan dat het bedoelde misbruik zich voordoet, dan kan altijd tot wijziging worden overgegaan. De heer Rengers wenscht op dit artikel een amendement voor to stellen naar aanleiding van de bespreking van deze nieuwe bepaling in de vorgadering van burgemeester en wet houders. In die vergadering heeft het eenig bezwaar opgeleverd hoe deze strafbepaling op de meest juiste wijze zoude worden ge formuleerd, daar men er bezwaar in vond de artt. 270 en 271 der gemeentewet op deze belasting toepasselijk te verklaren. Dit bezwaar vond vooral zijn oorsprong in de bedenkingen geopperd door den commentator dor gemeentewet, mr. G. van Oosterwijk, die deze artikelen alleen toepasselijk acht op ver- bruiks-belasting. Het is spr. echter bij nader onderzoek gebleken dat, welke argumenten ook door mr. van Oosterwijk worden aangebragt de Hooge Raad zich blijkens verscheidene arresten niet met die zienswijze vereenigt en bedoelde artikelen ook speciaal bij de overtredingen ter zake directe belastingen toepasselijk acht. Om nu alle moeijelijkheden zooveel mogelijk te vermijden komt het hem beter voor te lezen achter het woord plaatselijke belasting de woorden wordtvoor zoover daartegen bij de gemeen tewet geen straf mogt zijn bedreigdgestraft, met eene geldboete enz. De bedoeling dezer ampliatic is naar spr. vermeent duidelijk. Zoo toch de strafbepaling hier uitsluitend werd opgenomen en de regterdie in deze aangelegenheid eenmaal moet beslissen van oordeel mogt zijn dat de artt. 270 en 271 der gemeentewet op deze belasting van toepassing waren, dan zou bij de bepa ling als regelende een onderwerp waarin reeds door de wet is voorzien onwettig kunnen achten. Werd echter de voorgestelde strafbepaling geheel weggelaten dan zoude de regter, die zich met mr. van Oosterwijk vereenigdeaannemen dat tegen over treding hoegenaamd geen straf was bedreigd. Spr. beschouwt zijn amendement als het middel om beide zwarigheden te voorkomen. Het araendement Rengers wordt evenals het geheele artikel 13 en art. 14 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 15. De Voorzitter vindt ook hier eene kleine wijziging in de redactie wenschelijk en stelt voor art. 15 aldus te lezen„Deze „verordening treedt in werking tegelijk met het op heden vast gesteld besluit tot heffing dezer belasting en vervangt alsdan „die vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Mei 1866no. 4."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 2