110
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 September 1877.
Den heer Duparc komt het voor, dat er oppervlakkig voor
eene inlasschiDg, als door den heer Kjjmmell is aangegeven,
wel wat is te zeggen. Wat toch, vraagt spr.zal men eigenlijk
doen Men zal eene verordening wijzigenom iets ongeorderd
te laten. Door het royeren van do artt. 14 en 18 zal men eene
verordening bekomen of liever een gymnasium, zonder hoofd en
zonder staart. Men zal geen bepalingen hebben omtrent de admis
sie van leerlingen en evenmin omtrent den termijn, waarin het
onderwijs aan het gymnasium moet worden doorloopen. Maar
wij leven ten aanzien der gymnasia nu eenmaal in een toe
stand van overgang, die eigenaardige moeijelijkhedea met zich
voert. De praktijk zal hier veel moeten aanvullen.
Hierna wordt het voorstel van burgemeester en wethouders
om ook art. 18 der verordening voor het gymnasium te roijeren
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Sub 1 van het voorstel van curatoren hierop aan de orde ge
steld zijndewordtnadat op voorstel van den voorzitter daarin
waren geroijeerd de woorden: „in de voorbereidingsklasse",
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Bruinsma doet de vraagof het niet wenschelijk
zou zijn het zoo even aangenomen deel van het voorstel van
curatoren nog iets te wijzigendoor b. v. te bepalendat aan
den to benoemen praeceptor het onderwijs in het latjju en zoo
mogelijk in de andere opgenoemde vakken zal worden opge
dragen. Hij zou zulks wel wenscken, op dat men later niet te
veel gebonden zal zijn en z. i. de keuze van een goeden kan
didaat daardoor zal worden vergemakkelijkt.
De Voorzitter wil den heer Bruinsma opmerken, datjfeen
doctor in de letteren persé de bevoegdheid heeftom in al de
ondergeschikte aanverwante vakkeu te doceren.
Nadat de heer Bruinsma heeft verklaard van het door hem
geopperd denkbeeld geen voorstel te willen makenwordt sub
2 van het voorstel van curatoren aan de orde gesteldnadat
daarin de woorden „in deze klasse" op voorstel des voorzitters
waren vervangen door „in de nieuw gevormde klasse".
De heer D jparc zegt straks er reeds op te hebben gewe
zen dat do benoeming van onderwijzers voor wiskunde en
Fransch niet, even als die van een prteceptor, behoeft te ge
schieden in afwachting der goedkeuring van de vastgestelde wij
zigingen. Won8cht men echter, zooala door den voorzitter
reeds is te kennen gegevenaan de door curatoren onder nos.
12 en 3 voorgestelde maatregelen te doen voorafgaan de woor
den „in afwachting van de goedkeuring der wijziging van de
„artt. 8, 14 en 18 enz." dan zullen ook de beidé ecrstbedoeldo
benoemingen op die goedkeuring moeten wachten. Spr. stelt
mitsdien voor, de woorden „in afwachting" enz. to plaatsen ach
ter het cijfer I.
Dit voorstel wordt evenals ook sub 2 va«i het voorstel van
curatorengewijzigd zooals door den voorzitter is aangegeven
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het 3e lid van het voorstel van heeren curatoren aan de orde
gesteld zijndezegt de heer Duparc dat er vroeger sprake
was van 30 en nu reeds van 32 leerlingen.
In verband hiermede rijst bij hem de vraag, of een zestal uren
per week voor het Fransch wel voldoende is. Voor iederen leer
ling zal toch eou deel van dat onderwijs noodig zijn.
De Voorzitter gelooft, dat het bij de vaststelling van het
voorgestelde getal lesurenmeer de bedoeling van curatoren is
geweest om een zelcer getal urenb. v. 6 uren aan het Fransch
te besteden. Hij gelooft niet, dat, wanneer het mogt blijken, I
dat meer dan zes uren benoodigd zullen zijn, curatoren zich I
juist aan dat getal zullen houden.
De heer Duparc acht het toch beter in de plaats van „een
zestal" te stellen „het noodige getal". Dan is men volkomen vrij.
Do heer Dirks meent dat het zestal uren door curatoren
gesteldin verband staat met do voorbereidingsklasse.
De Voorzitter moet opmerken dat do door den heer Dirks
geuite meening minder juist is. Curatoren hebben voorgesteld
voor het Fransch tijdelijk hulp te zoekenomdat, de tegenwoor
dige docent, de heer Nauta, geen meerderen tijd daarvoor dis-
onibel kan stellen. Het is niet voor eene bepaalde klassedat
ulp wordt gezocht, maar om den heer Nauta bij het onderwijs
in het Fransch behulpzaam te zijn.
Hierna stelt de Voorzitter namens burgemeester en wet
houders voor, om sub 3 van het voorstel van curatoren te doen
luiden„3 voor het noodige getal lesuren per week in hot
Fransen tijdelijk hulp te zoeken bij het onderwijzend personeel
in deze gemeente."
Zonder hoofdelijke stemming wordt sub 3 in den door burge
meester en wethouders aangegeven zin aangenomen.
De verschillende onderdeelen van het voorstel alsnu afgehan
deld zijndewordt eene stemming over het geheele voorstel van
curatorengewijzigd in voege voorschrevenniet verlangd.
Tengevolge een en ander is besloten:
1. de verordening voor het gymnasiumvastgesteld den 14
November 1872 en goedgekeurd door Z E. den heer minister
van binnenlaudsche zakenblijkens resolutie van heeren gede
puteerde staten van Friesland, dd. 20 December 1872, no. 8,
te wijzigen, door: 1. aan art. 8luidende„Het onderwijs wordt
„gegeven door twee leerareneen rector en een conrectorbe-
„last mot hot onderwijs in de oude talen en aanverwante vak-
„ken, door een leeraar in de wiskunde en een of meer leeraren
„voor de levende talen.
„Het onderwijs in de Nederlandsche taal- en letterkunde kan
/door curatoren aan een der leeraren in de oude talen worden
„opgedragen", toe te voegen de woorden: „Do raad kan ook
tijdelijke leeraren aanstellen."
2. Door te roijeren de artt. 14 en 18 luidende:
„Art. 14. Geen leerling wordt tot het gymnasium toegelaten,
„dan van wien het bij voorafgegaan examen gebleken is, dat
„hij wel bedreven ia in het lezen en schrijven en voldoende
„kennis bezit van de gronden der wiskunde en van (le Neder-
„landscheFranschc en Hoogduitsche talen zoomede van do
„geschiodenis en aardrijkskunde."
„Art. 18. Het onderwijs wordt in dier voege gegeven, dat
„het gymnasium in vier jaren kan worden doorloopen."
II. 1. In afwachting van de goedkeuring van den heer mi
nister van binnenlandsche zaken op de aangebragte wijzigingen
in de verordening voor het gymnasiumeen doctor of candidaat
in de letteren tijdelijk aan te stellen als praeceptor en hem het
onderwijs op te dragen in Latijn, Nederlandschgeschiedenis
en aardrijkskunde
2. aan den heer van Belkum het onderwijs in de wiskunde
in de nieuw gevormde klasse tijdelijk op te dragen;
3. voor het noodige getal lesuren per week in het Fransch
tijdelijk hulp te zoeken bij het onderwijzend personeel in deze
gemeente.
Na het nemen van vorenomachreven besluiten komt de heer
Duparc terug op de straks door hem gemaakte opmerking
betreffende het tijdvakwaarvoor de prteceptor zal worden be
noemd.
Hij hoopt, dat men zoodanig tijdvak zal stellen, dat het
eenigen waarborg geeftdat ook tijdelijk een goed onderwijzer
zal worden bekomen.
Ook zou hij wenschen dat men bij het uitloven der bezoldi
ging niet op een honderd gulden zal zien.
De heer do la Faiilo moet verklarendat de zienswijze
van den heer Duparc de zijne niet is. Hij kau geenszins doe
len de retro spectieve beschouwingen van dien spr. Hij wil dat
Verslag der handelingen van den gemeenteraa
de maatregelenwaartoe thans op voorstel van curatoren is be
sloten conform den wetisch van dat collegie slechts als zeer
tijdelijke maatregelen zullen worden beschouwd. Ofschoon hij
wel kan meegaanom bij de bepaling der bezoldiging van den
praeceptor niet te veel op geld te zien vindt hij allerminst aan
leiding om de aangenomen regeling langer te doen duren dan
hoogst noodig is. 8pr. meent dat waar een der beide motieven
n.l. de benoeming van een inspecteur voor het hooger onderwijs
en de vaststelling der rijksbegrooting voor 1878, die den raad
er toe leiddenom de onlangs gedane voorstellen tot reorgani
satie van het gymnasium te verwerpen, reeds is vervallen, het
wenschelijk is alles zoo te regelendat zoodra mogelijk de
voorloopige regeling in eene regeling overeenkomstig de wet
kan overgaan.
Hierna worden de verdere discussion over dit onderwerp door
den Voorzitter gesloten.
Op voorstel des Voorzitters en met goedvinden der vergade
ring wordt alsnu overgegaan tot behandeling van
Rei rapport der raadscommissie omtrent het voorstel van bur
gemeester en wethouderstot nadere wijziging der gemeente-
begrooting voor 1877.
De conclusie van dit voorstel strekt, om het door burge
meester en wethouders, ter zake overlegd ontwerp-besluit (/.ie
no. 18 der bijlagen tot het verslag van 's raada handelingen) goed
te keuren.
Conform deze conclusie wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming door de vergadering besloten.
De door burgemeester en wethouders bij het ontwerp ge
voegde memorie van toelichting in behandeling genomen zijnde,
geeft de lieer Bloembergen te kennen, dat hij de toelichting
op art. 21 van hoofdstuk III afdeeling VII minder juist acht,
dewijl do bij dat art. bedoelde som niet alleen betreft den aan
bouw van de woning van den directeur der gasfabriekmaar
ook do voltooijing van den afscheidsmuur. Hij zou daarom ach
ter de le alinea der toelichting van bedoeld art. 21 gevoegd
willen hebben de woorden „en de voltooijing van den afscheids
muur", terwijl hij in de laatste alinea zou willen roijeren de
woorden„en van de kosten gevorderd voor de voltooijing v«*>n
den afscheidingsmuur van het terrein der fabriek." Na die wij
ziging bestaan er bij hem geene bezwaren tegen de vaststelling
der memoriezooals zij is aangeboden.
Naar aanleiding van de door den heer Bloembergen gemaakte
opmerking stelt de Voorzitter voor en besluit de vergadering,
om de redactie der toelichting op art. 21 hoofdstuk III afd. VII
der uitgaven aan burgemeester en wethouders over te laten,
doch de aangeboden memorie overigens vast te stellen.
Door den Voorzitter wordt ter tafel gebragt, ten einde in
eene volgende vergadering tot vaststelling te kunnen overgaan
bestek en teekening van het schoolgebouw te stichten ter plaatse
van het huisbewoond door wijlen den heer Martinbij de
Hillemapijp alhier.
In verband hiermede doet de heer de la Faillo de vraag,
of ook het voornemen bestaat omtrent de plannen voor de te
stichten gemeenteschool het advies in te winnen van de com
missie ter bevordering van volksgezondheid.
De Voorzitter is eenigzins huiverig om aan het geopperd
denkbeeld, dat ook bij burgemeester en wethouders ter sprake
kwam, gevolg te geven. Wanneer hij in aanmerking neemt,
dat het in dezen bedoeld bestek reeds in Maart was ontworpen,
maar tengevolge van het voorloopig onderzoek bij verschillende
commissiën en autoriteiteneerst in October den raad kon be
reiken om vastgesteld te wordendan maakt spr. bezwaar
om ter zake nog meerdere adviezen in te winnen. Spr. voor
zich is er echter niet tegen, om tijdens de ter visie ligging der
stukkenden geneeskundigen inspecteur het bestek enz. der
te Leeuwarden, van den 27 September 1877. 111
school in handen te stellen te meer omdat het gemeentebestuur
reeds zoovele aanschrijvingen en brochures van deskundigen
over de regelen der hygiene bij het stichten van scholen heeft
ontvangendat de directeur der gemeentewerken geacht kan
worden ten volle bekend te wezen met die regelenvoor zoo
verre de wetenschappelijke mannen het daaromtrent eens zijn.
Hij kan voorts verzekeren, dat het te stichten schoolgebouw
nagenoeg overeen komt met diegesticht ter plaatse van het
vroegere Old burger weeshuis.
Spr. herhaalt verderdat burgemeester en wethouders niet
ongenegen zijn om het bestek enz. gedurende den tijd van ter
visie ligging in handen te stellen van den adjunct-inspecteur
van het geneeskundig staatstoezigt.
De heer Dirksdie zich heeft gehaast de stukken omtrent
de bedoelde schoolstichting heden nog weder aan burgemeester
en wethouders terug te doen gewordenheeft toevallig in een
dier stukken iets gelezen dat met de besproken maatregelen
van hygiene ia naauw verband staat. Er was n. 1.zegt spr.
aanvankelijk plan, om voor twee localen een schoorsteen met
twee openingen te hebben. De directeur der gemeentewerken
zag daarin echter bezwaar. De ondervinding toch heeft ge
leerd dat schoor8teeneu als do bedoelde niet alleen zeer lastig
zijn wegens hoorigheid, maar dat zij ook nog uit anderen hoofde
bezwaren medebrengen. Spr. wilde dit even opmerken.
De heer Duparc meent naar aanleiding der vraag van den
heer do la Faille, dezen te moeten herinneren, dat over de
stichting van de twee laatste nieuwe schoolgebouwen, burge
meester en wethouders niet de vereeniging voor volksgezond
heidmaar den geneeskundigen adjunct-inspecteur hebben ge
hoord, mot vrijlating aan dezen, om de vereeniging te raad
plegen.
De Voorzitter zegt, dat er gevolg zal worden gegeven aan
de door hem, namens burgemeester en wethouders gedane be
lofte, om de stukken in handen van den adjunct-inspecteur te
stellendoch dat hij door den raad gaarne een besluit wil heb
ben genomenomtrent de vaststelling van het bestek in de vol
gende vergadering.
De heer do l i Faille moet beginnen dank te zeggen voor
de ontvangen inlichting, doch kan niet nalaten zijn leedwezen
te betuigendat den geneeskundigen inspecteur niet vroeger
reeds de gelegenheid is verstrekt zijn oordeel omtrent een en
ander kenbaar te maken. Hem dunkt, die ambtenaar is daar
voor de aangewezen persoon. Thans evenwel meent spreker
de urgentie van de zaak niet uit dit oogpunt te moeten bestrijden.
Do Voorzitter wenscht alsnog op te merken, d&t, indien
er in de plannen omtrent de schoolstichting iets wasin strijd
met de eischen der hygiëne, de schoolopziener, in wiens han
den de stukken zijn geweestdaarop zeker zou hebben gewe
zen. De geneeskundige inspecteur zegt spr. is zeker een be
voegde autoriteit om ter zake een oordeel uit te sprekendoch
de schoolopziener is de man die volgens art. 4 der onderwijs
wet daarvoor is aangewezen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming beslotenom in
eene lieden over 14 dagen te houden vergadering over te gaan
tot behandeling van de stukken omtrent de schoolstichting.
Niets meer te behandelen of voorgesteld zijndesluit do voor
zitter de vergadering.