Verslag der L.MiIelingen van den gemeenteraad to Lee /arden, van den 15 October 1877.
Zonder discus :0 en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van het voorstel besloten
don heer dr. E. A. v. d. Burg ontheffing te verleenen yandt
'huur der huizinge, vroeger gekwoteerd lett. Gr no. 101, than;
St. Jacobs raat, W Z. no. 35, zulks voor het tijdvak van 12
November 1877 tot 12 Mei 1878.
6. Voorstel omtrent de door het bestuur van het nieuwe stads
wee lnds voorgedragen wijziging der tab van de beambten en be
dienden bij die instelling.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt zonder discussie
en hoofdelijke stemming besloten
de tabel der beambten en bedienden van het nieuwe stads
weeshuis te Leeuwarden, zooals die met het reglement op het
bestuur dier instelling den 14 Julij 1855 is vastgesteld en bij
verschillende besluiten gewijzigdte doen vervangen door den
volgenden
Staat van beambten en bedienden van het nieuwe stads
weeshuis te Leeuwarden, aan welke vaste tractementen
zijn toegelegd. Bedrag der
Betrekkingentractementen
1. een binnenvader en eene keukenmoeder, te /.amen ƒ700;
2» eene linnen- of binnenmoeder300
3. eene naaivrouw250
4. eene ondernaaivrouw130
5. een onderwijzer in de bijzondere school van 't gesticht 800
0. een portier100
7. twee hulpportiers, te zamen«39,
8. een kleermaker«416,
9. een geneesheer100
10. een chirurgijn100.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
J. de Vriesom hem in koop of in huur af te staan een plekje
gemeentegrond bij zijn huis in het Zaailand.
De conclusie van dit voorstel luidt
„voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten onder
hands in huur af te staan aan J. de "Vries, v/onende in bet
Zaailand alhier, eeno plek gemeentegrond, gelegen ten oosten
en zuiden van zijn op den noordwesthoek van de Prins Hen
drikstraat staand huis, zulks voor een door burgemeester en
wethouders en wethouders te bepalen tijdvaktegen betaling
van f 0.25 per week en onder voorwaardedat hij zonder schrif
telijke vergunning van genoemd collegie op het gehuurde gee
nerlei getimmerte mag plaatsen en zich zal gedragen naar de
nader door dat collegie te bepalen voorwaarden.
Conform deze conclusie wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming besloten.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk een
adres van de doodgravers op de algemeene begraafplaats om ver
hooging hunner jaarwedden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig de conclusie van dit voorstel beslotenom mot ingang van
1 Januarij 1878
Art. 45 der verordening op de inrigting en het gebruik der
algemeene begraafplaats en clo begrafenissen in deze gemeente
van den 18 December 1869, gewijzigd bij raadsbesluit van 9
November 1871nader te wijzigen in dier voegedat de 2e
alinea worde gelezen als volgt
„De doodgravers genieten ieder eene jaarwedde van ƒ400 uit
de gemeentekas boven het genot van vrije woning."
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot regeling der
tijdenwaarop en voorwaarden onder tvelke de openbare lagere
scholen voor het geven van godsdienstonderwys beschikbaar zullen
worden gesteld. (Zie no. 21 der bijlagen tot bet raadsverslag.)
Over de algemeene strekking van dit voorstel niemand het
woord verlangende, worden successievelijk de considerans en
art. 1 van de bij bet voorstel ter vaststelling aangeboden ontwerp
verordening zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen
Ten cpzigte van art. 2 wordt door den heer Dups,rc opge
merkt, dat daarin alUien sprake is van „den hoofdonderwijzer",
terw jl aan het hoofd van de gemeenteschool no. 3 st aat „eene
hoofdonderwijzeres", lij stelt daarom voor art. 2 in dien zin te
wijsri :en dat achter het woord „hoofdonderwijzer" worden go-
voegd do woorden „en de hoofdonderwijzeres."
De Voorzitter kan zich wel met do voorgestelde toevoeging
vereenigen. Hij wil echter opmerken dat in dezen ;s gevolgd
do redactie van de concept-verordeningingezonden door de
plaatselijke schoolcommissiewaarvan de heer Duparc lid is.
De heer Dnparc w st er op, dat de schoolcommissie, door
burgemeester en wethouders om advies gevraagd over de te
stellen voorwaardenslechts een schema heeft ingediendniet
echter het onderwerpelijke concept. Maar al ware het ook
andersdan gelooft spr. nietdat ieder lid van eene commissie
of van welk bestuur ook kan aansprakelijk worden gesteld voor
de redactie van alle stukken, die van die commissie of dat bestuur
uitgaan. Kpr. althans verwerpt voor zich zoodanige solidariteit. Het
was overigens niet in 't minste zijne bedoeling, van de weglating
der door hem bedoelde woorden aan het collegie van dagelijksch
bestuur eenig verwijt te maken.
Art. 2, in voege als door den heer Duparc bedoeld, wordt
hierop aangenomen.
Bij de behandeling van art. 3 geeft de heer Duparc teken"
nen, dat de redactie hier niet in den gebruikelijken wetgevon*
den stijl is gesteld. In plaats van zullen zorg dragen en ver'?
pligt zijn", wenscht hij te lezen„dragen zorg en zijn verpligt.'
De Voorzitter stelt voor en de vergadering besluit art. 3,
in den aangegeven zin gewijzigdvast te stellen.
Art. 4 aan de orde gesteld zijndezegt de heer Duparc
dat hijop het gevaar af, van er misschien nogmaals op te
worden gewezen dat de redactie der schoolcommissie is gevolgd,
eene wijziging ook van dit artikel wenscht voor te stellen. Hij
gelooftdat burgemeester en wethouders hier in ieder geval
min of meer van de bedoeling der plaatselijke schoolcommissie
zijn afgeweken. Die commissie toch wilde dat door de onder
wijzers bij de inwerkingtreding dezer verordening aan de com
missie voor het godsdienst onderwijs eene lijst zou worden ver
strekt van al de leerlingen hunner schooldie een zekeren door
die commissie te bepalen leeftijd hebben bereikt en tot het Ned.
Herv. kerkgenootschap behoorenen dat verder na afloop van
ieder kwartaal door de onderwijzers aan die commissie slechts
zou worden gezonden eene opgaaf der veranderingeninmiddels
in het personeel der bedoelde leerlingen voorgevallen. Volgons
de thans voorgestelde redactie van art. 4 zouden de onderwij
zers echter verpligt zijn, ieder kwartaal een geheel nieuwe en
volledige lijst in te zenden. Öpr. komt dit niet noodzakelijk
voorhij gelooftdat eene opgaaf van de gedurende het afge-
loopen kwartaal voorgevallen veranderingen voldoende zal zijn.
De door hem voor te stellen wijziging strekt dan ookeensdeels
om het aan de onderwijzers op te dragen werk zooveel moge
lijk te verminderen en anderdeels om een termijn te stellen
binnen welken de onderwijzers hunne opgaven aan de commissie
voor bet godsdienst-onderwijs moeten inzenden. Zoodanige ter
mij nsbepaliug dio thans wordt gemistkomt spr. bepaald wen-
schelijk voor.
In verband met een en ander stelt hij voor, art. 4 te lezen
als volgt:
Art. 4. Door de hoofdonderwijzers of hoofdonderwijzeres
wordt binnen eene maand na het inwerkingtreden dezer ver
ordening aan de in het vorig artikel genoemde commissie eene
lijst verstrekt van de leerlingen hunner schooldie een zekeren,
door de commissie te bepalen leeftijd hebben bereikt en tot het
Ned. Herv. kerkgenootschap behooren.
Binnen acht dagen na afloop van ieder kwartaal doen de
hoofdonderwijzers of hoofdonderwijzeres aan dc commissie
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 15 October 1877.
123
schriftelijk opgave van de veranderingen gedurende dat kwar
taal in h«t personeel der bedoelde leerlingen voorgevallen.
Deze lijst on opgave bevatten de namenden leeftijd en de
woonplaats der leerlingen.
De Voorzi terhoe geneigd ook om mede te werken tot
verbetering der voorstellen en erkennende, dat de vorige spr.
met aansprakelijk kan worden gesteld voor de redactie der stuk
ken, welke van de plaatse ijke schoolcommissie uitgaan, moet
toch opmerkendat burgemeester en wethouders hebben ge
meend zich veilig te kunnen verlaten op hetgeen in dezen door
die commissie was geformuleerd. Al erkent nu spr. voor zich
het bezwaar om telken kwartaal eene nieuwe lijst aan de com
missie van godsdienst-onderwijs in te zendentoch hebben bur
gemeester en wethouders geen vrijheid kunnen vinden om deze
bepaling die door de schoolcommissie noodig werd geacht, op
eigen gezag te wijzigen.
De hoer Duparc merkt nogmaals opdat de door hem voor
gestelde wijziging slechts vergemakkelijking ten doel heeft. Hij
kan voorts de verzekering gevendat bij eene door de commis
sie voor het godsdienst-onderwijs met eeuige leden uit de school
commissiewaartoe spr. de eer had te behoorengehouden be
spreking is geblekendat eerstgenoemde commissie zich gaarne
te vreden zal stellen met de ontvangst bij de inwerkingtreding
der verordening van eene volledige lijst en verder van opgaven
der veranderingen, in die lijst voorgevallen.
De heer Bruinsma heeft tegen de bepaling, in art. 4 ver
vat een klein bezwaar. Bij die bepaling toch zal aan de hoofd
onderwijzers werk worden opgelegd ten behoeve van het gods
dienst-onderwijs, eene zaak, waarmede zij z. i. niets hebben te
maken. Nu vindt spr. het wei goeddat de commissie voor
het godsdienst onderwijs eenige medewerking erlange van de
hoofdonderwijzers, maar hij vindt het niet goed, dat het ver
leenen van die medewerking den onderwijzers impêratief wordt
voorgeschreven. Hij zou de bepaling liever zoo hebben willen
gesteld, dat de hoofdonderwijzers daarbij tot het verstrekken
der bedoelde opgaven worden uitgenoodigd. Z. i. moet men in
dezen niet bepaald bevelen.
De heer Bloembergen deelt volstrekt niet het bezwaar,
door den vorigen spr. geopperd. Art. 23 der wet regelende het
lager onderwijs, zegt spr. bepaalt, dat de schoollocalen huiten
de schooluren ten behoeve van het godsdienst onderwijs der
leerlingendie er ter school gaankunnen beschikbaar gesteld
worden en waar nu dat beginsel door den wetgever is gehul
digd daar gelooft hijdat ook veilig de noodige maatregelen
kunnen worden genomen om daaraan uitvoering te geven.
Het is voor de commissie voor het godsdienst-onderwijs, die
ten behoeve van dat onderwijs gebruik wenscht te maken der
schoollocalenbepaald noodig te wetenwelke leerlingenbo-
hoorende tot het Ned. Herv. kerkgenootschap tor school gaan
ten einde hen, die daartoe niet geregtigd zijn, bij dat onder
wijs te weren.
Spr. meent, dat aan het bezwaar van den heer Bruinsma
wolligt zou zijn te gemoet gekomen, door te bepalen, dat de
in dezen bedoelde opgaven zullen moeten worden gedaan aan
burgemeester en wethouders. Het collegie zou ze daarna aan
de commissie voor het godsdienst onderwijs kunnen verzenden.
Dit komt spr. echter niet wenschelük en noodeloos omslagtig
voor. Het bezwaar van den heer Bruinsma spr. herhaalt het,
kan hij niet deelen, doch wel kan hij zich aansluiten bij het
voorstel van den heer Duparc, dat tot vereenvoudiging der
zaak zal strekken.
De lieer Duparc had mede het voornemen, het bezwaar,
door den heer Bruinsma geopperdte weerleggendoch kan
zich nu in hoofdzaak refereren aan het door den heer Bloem
bergen gesprokene. Teregtzegt spr.heeft dat lid er op
gewezendat de commissie voor het godsdienst-onderwijs eene
opgaaf van de schoolgaande kinderen, welke tot het Ned. Herv.
kerkgenootschap behooren, benoodigd is. Buiten die opgaaf
kan zij niet weten welke kinderen in de termen 11-n di zij
voor het ontvangen van godsdienst-onder whs noecig zal achten
te bepalen. Den last, die in dozen den uioidomi er wijzer zal
worden opgelegdacht spr. niet groot. Daaren oven h de
zaak au fond geregeld geheel in overleg met de tegenwoordige
titularissen, die volgaarne hunne medewerking ten dezen wvlen
verleenen en dari ook eene inschikkelijk heil hebben aan den lag
gelegd, die niet genoeg kan worden geprc. n. De voorgestelde
maatregel zal bij de tegenwoordige hoofdonderwijzers geene
bezwaren ondervinden. Wel is waar gaan de menschen eenmaal
heen, doch spr. vertrouwt, dat de eventuele opvolgers van het
bestaande personeelmet het goede voorbeeld voor oogenniet
minder bereidvaardig zullen worden bevonden.
De heer Bruinsma zegt, dat hij er geen bezwaar togen
heeftdat door de hoofdonderwijzers opgaven als ia dezen bedoeld
worden verstrektmaar dat hij, met het oog op de vele andere
bemoeijipgendie den hoofdonderwijzers vooral ia zake de
comptabiliteit, reeds zijn opgelegd, de bepaling niet zoo impe
ratief zou wenschen te hebben gesteld.
Hierna wordt het amendament door den heer Duparc ten
opzigte van art. 4 ingediend, in rondvraag gebragt en zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 5 der ontwerp-verordening aan de orde gesteld zijnde
zegt de heer Duparcdatin verband met de vastgestelde
redactie van art. 4, ook dit artikel eenige wijziging dient te
ondergaan. Hij stelt voor, art. 5 te lezen als volgt: „Door de
in art. 3 genoemde commissie wordt binnen eene maand nadat
aan art. 1 uitvoering is gegeven, aan do plaatselijke school
commissie ingezonden eene lijst, vermeldende het getal en de
namen der leerlingendie op dc onderscheidene scholen van het
godsdienstonderwijs in de beide daarvoor bestemde uren gebruik
maken.
Vóór het einde van ieder kwartaal, doet eerstgemelde com
missie schriftelijk opgave van de veranderingengedurende het
afgeloopen kwartaal in het personeel dier leerlingen voorgevallen."
Tot toelichting van deze wijziging zegt spr.dat de termijn
bij het laatste lid van het voorgesteld artikel bedoeldeenig-
zins ruim is gesteld, omdat het zich laat denken, dat de com
missie voor het godsdienstonderwijs telkens eenigen tijd zal be
hoeven, om hare bemoeijingen in deze zaak met good gevolg te zien
bekroond. Zij zal daartoe bij de ouders of voogden der leerlingen
moeten rondgaanen tengevolge hiervan zal er spoedig meer
tijd dan men denkt verloopen, vóór dat met eenige juistheid kan
worden opgegeven, wie van hot onderwijs zullen gebruik maken.
De heer Wiersma deelt niet de bezwaren door don heer
Bruinsma tegen het vorige artikel aangevoerd, doch zou gaarne
eenige inlichting ontvangenwaarom eene bepaling als bij art. 5
bedoeld in de verordening moet worden opgenomen.
Spreker kan er zich zeer goed mee vereenigen dat de beide
commission het in dezen elkander gemakkelijk zullen maken
en begrijpt het belang dat de commissie voor liet godsdienst
onderwijs heeft bij het ontvangen der opgaven van de hoofdon
derwijzers, maar kan niet begrijpen, waartoe zal dienen do
opgaat door die commissie te verstrekken aan de plaatselijke
schoolcommissie. Laatstgenoemde commissie zal toch ter zake
geen pressie wenschen uit te oefenen op de leerlingente moer
daar een belangrijk deel dier leerlingen tot andere gezindten
behoort en het godsdienstonderwijs dus niet zal bijwonen.
8pr. zou in verband met een en andergaarne eeuige inlich
tingen ontvangen, omtrent het belang, dat de schoolcommissie
heeft bij het ontvangen van opgaven der leerlingendie aau
het godsdienstonderwijs deelnemen.
Dc Voorzitter betwijfelt of hij dc verlangde opheldering
zal kunnen geven en herinnert daarbijdat na het principieel