14G Verslag der handelingen van den gemeen houders, sub nos. 9 en 10 ten fine van praeadvies en no. 11 ten fine van beschikking. III. Wordt medegedeeld: 1. Ecne resolutie van gedeputeerde statenwaarbijzoover noodig goedgekeurd en overigens voor kennisgeving aangenomen wordt, 's raadsbesluit tot vermeerdering van het getal lagere scholen. 2. Ecne missive van mr. W. VV. Kutschberigtende dat hij bereid is de betrekking van voogd van het nieuwe stads wees huis voor de zesde maal aan te nemen. 3. Het berigt dat de lieer dr. C. Loeff zijne betrekking van tijdelijk praeceptor aan het gymnasium alhier reeds heeft aan vaard. 4. Een schrijven van den heer G. H. v. d. Meulen, waarbij hij verklaart aan te nemen de op hem uitgebragte benoeming tot voogd der stads armenkamer. 5. Eene dankbetuiging van de wed. J. Voorstvoor de haar op nieuw verleende gratificatie. 6. Missive van den heer W. Eekhoffwaarbij door deze als bewindvoerder over de nalatenschap van mevr. de wed. Mr. A. van Halmael Jr., ten behoeve van het gemeente-archief wordt aan geboden het portret van wijlen den heer mr. A. van Halmael Jr., benevens drie bundels van diens tooneel-poëzie in prachtbanden. Op voorstel des Voorzitters wordt besloten, burgemeester en wethouders, die reeds mondeling den heer Eekhoft'dank hebben betuigd, te magtigen, ook namens den raad dit te doen, vooral ook omdat aan het geschonken portret eene dubbele waarde is toe te kennendewijl dit een der kunstwerken is van onzen stadgenoot den heer J. J. G. v. Wigcheren. 7. Dat zijn benoemd tot rapporteurs in zake het in de sectiën plaats gehad hebbend onderzoek van de stukken betreffende de oprigting eener theoretische en practische ambachtsschool, de heeren G. T. N. Suringar, A. Duparc en mr. J. Dirks. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op- roepingbrief aangebragte punten 1. Benoeming van een lid der commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs. Op de door bovenvermelde commissie ingezonden aanbeveling komen voor de heeren: 1. J. W. Kramers; 2. G. Menalda; 3. mr. B. W. N. Servatius. Eerstgenoemde wordt met 15 stemmen tot lid der commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs benoemd. Op de twee andere heeren werden ieder 2 stemmen uitgebragt. 2. Benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie. Op de ten dezen ingezonden aanbeveling zijn vermeld a. voor do vacature, ontstaande door periodieke aftreding van den heer G. de Chateaude heeren1. G. de Chateau 2, dr. Vitus Bruinsma; 3. Th. Schrakamp; b. voor de vacature, ontstaande door periodieke aftreding van den heer C. Koning Altmannde heeren1. C. Koning Altmann2. jhr. mr. D. O. Engelen3. K. H. O. v. Bennekom. De ten dezen gehouden stemmingen hebben tot resultaat, dat de heeren G. de Chateau en C. Koning Altmann tot leden der plaatselijke schoolcommissie worden herbenoemdeerstgenoemde met 17, laatstgenoemde met algemeene (19) stemmen. Op den heer dr. Vitus Bruinsma werden 2 stemmen uitgebragt. 3. Benoeming van een voogd der stads armenkamer. Door voogden der stads armenkamer worden ter benoeming aanbevolen de heeren 1. jhr. Q. C. J. van Andriuga de Kem- penaer2. jhr. mr. C. van Eijsinga3. mr. S. Salverda. Eerstgenoemde wordt met 17 stemmen tot bovenvermelde be trekking benoemd. Jhr. mr. C. van Eijsinga verkreeg 2 stemmen. 4. Benoeming van twee hulponderwijzeressen aan gemeentescho len voor lager onderwijs •raad te Leeuwardenvan den 13 December 1877. Op de ten dezen aangeboden voordragten komen voor: a. op die ter benoeming van eene hulponderwijzeres aan ge meenteschool no. 8: 1. mej. M. Hempenius te Öncek2. mej. J. Visser te Leeuwarden3. mej. H. Feima te Leeuwarden b. op die ter benoeming van eene hulponderwijzeres aan ge meenteschool no. 10: 1. mej. J. Visser te Leeuwarden2. mej. H. Feima te Leeuwarden; 3. mej. U. Huizinga te Joure. De onder no. 1 vermelde personen worden respectievelijk voor de bedoelde betrekkingen benoemd. Op de benoemden werden 17 stemmen uitgebragt, terwijl mej. H. Feima bij ieder der beide stemmingen 2 stemmen verwierf. 5. Benoeming van eene hoofdonderwijzeres aan de tweede be waarschool. Op de ten dezen door burgemeester en wethouders aangebo den voordragt zijn geplaatst: 1. mej. C. Ph. Stoett te Leeu warden 2. mej. P. M. E. v. d. Linden te Wirdum3. Johanna de Haan te Leeuwarden. Vóór tot stemming wordt overgegaan, deelt de Voorzitter mededat laatstgenoemde heeft verklaard hare sollicitatie in te trekken. Mej. O. Ph. Stoett wordt hierna met 12 van de 20 stemmen (zijnde de heer Attema alsnu ter vergadering verschenen) benoemd tot hoofdonderwijzeres aan de tweede bewaarschool. Op mej. P. M. E. v. d. Linden te Wirdum werden 8 stemmen uitgebragt. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de te geven benaming aan de nieuwe school voor lager onderwijs. De conclusie van dit voorstel strekt, om met wijziging van 'sraads besluit van den 23 July 1874, voor zoover de le alinea betreftte besluitende nieuw op te rigten openbare school voor lager onderwijs te noemen„gemeenteschool no. 1. De algemeene beraadslaging over dit voorstel geopend zijnde zegt de heer Duparcdat het den leden zal zijn gebleken dat by de stukken o. a. is overgelegd een schrijven van de plaatselijke schoolcommissie, waarby deze in overweging geeft, om de nieuwe school niet, zooals burgemeester en wethouders voorstellen, gemeenteschool no. 1 te noemen, maar met no. 4 aan te wijzen. Dit laatste acht spr. ook meer eigenaardigom dat de benaming „gemeenteschool no. 1", alligt tot de gevolg trekking zou kunnen leiden, dat de nieuwe school is van eene hoogere klasse, eene school met meer leervakken dan de volgende scholenterwijl zij daarmede gelijk staatbehalve wat betreft de scholen 23 en 4. De schoolcommissie wenscht de nummers der laatstgenoemde gemeentescholen op te schui ven en de nieuwe school „gemeenteschool no. 4" te noemen. Spr. wenscht de vraag te doen, of hiertegen by burgemeester en wethouders overwegende bezwaren bestaan. Hij ziet daarin een gemak voor de administratie. De door hem bedoelde num mering komt hem tevens gewenscht voor, met het oog op het karakter der scholendie by de primitieve nummering meer of min is in acht genomen. De heer van Slotordijck verklaart het in dezen eens te zijn met hetgeen door den heer Duparc ia opgemerkt. Hij ge looft dat de raad hier staat voor het bewijsdat de indertijd vastgestelde verandering van de benaming der scholen geene verbetering is geweest en alligt, zooals in casu, kan leiden tot gevallen, waarby men kwalijk weet, hoe te handelen. Men staat hier voor het feitdat gemeenteschool no. 1 is komen te vervallen en nu is het de vraag, moet aan de nieuwe school dat vervallen no. worden toegewezen of moet by de aanwijzing van het nummer gevolgd worden het kaderwaarby de nieuwe school dient te worden ingedeeld. Burgemeester en wethouders, zegt spr.hebben tot aanprijzing van hun voorstel er op gewe zen dat de ondervinding heeft geleerddat de nummering der scholen niet zelden aanleiding geeft tot verkeerde opvattingen aangaande den aard en het gehalte van het onderwijs. Men wilnaar spr.hiermee zeggendat sommigen vermoedendat het gehalte van het onderwys afneemtnaarmate de school een Verslag der handelingen van den gemeenteraad hooger nummer draagt, dat b. v. aan gemeenteschool no. 1 veel beter onderwijs wordt gegeven dan aan gemeenteschool no. 10. I)itmerkt hij opis eene omstandigheiddie men bij hot vaststellen der veranderde benaming heefc kunnen voorzien. Bij de primitieve nummering der scholenisnaar hy meent wel degelijk zekere orde in aanmerking genomenom die orde nu te behouden, heeft de schoolcommissie in overweging gege ven de nieuwe school „gemeenteschool no. 4te noemen en in verband hiermede de tegenwoordige nos. der gemeentescholen nos. 23 en 4 op te schuivenkortomzegt spr.de school commissie wenscht geheel de orde van vroeger te behouden en wanneer burgemeester en wethouders nu werkelijk vreezen dat het no. dor school door sommigen wordt beschouwt als aan te geven het gehalte van het onderwijsdan ware liet z. i. be ter geweest, dat burgemeester en wethouders primitief hadden voorgesteldom de nummering der scholen bij loting te doen plaats hebbenzoodat aan de tegenwoordige armenschoolge meenteschool no. 10, zeer goed no. 1 had kunnen worden toe gewezen. Dan zegt spr. bestond ten opzigte der nummering de meest mogeljjko onverschilligheid. Dat is echter niet geschied, men heeft den omvang van het onderwijs tot orde gesteld by de nummering der scholenmen heeft dat goedgekeurdmaar nu is het z. i. ook noodigomwaar die orde wordt of is ver broken ze te herstellen en daarom kan hij zich beter vereeni gen met het door de schoolcommissie aangegeven denkbeeld, dan met het voorstel van burgemeester en wethouders. De Voorzitter wenscht naar aanleiding dor vraag door den geachten eersten spr. gedaan, nl. of burgemeester en wethou- dess bepaald bezwaar maken om de door de schoolcommissie aangegeven nummering te volgen, dadelijk te verklaren, dat burgemeester en wethouders in die nummering voor zich per soonlijk volstrekt geen bezwaar zien. Men is in dezen geheel vrij. Tevens moet hy echter verklaren, dat de motieven van de heeren Duparc en van Sloterdyck hem geenszins de over tuiging hebben geschonkendat de door burgemeester en wet houders voorgestelde nummering zoozeer afkeuring verdient. De heer van Sloterdyck, zegt spr., heeft teregt opgemerkt, dat bij de primitieve nummering der scholen zekere rangorde is gevolgdeene rangordedie zekere prioriteit van het gegeven wordend onderwijs aanduidt. Men heeft in der tijdom de da mes de noodige eer te bewijzen, de Fransche school voor jonge jufvrouwen (school voor gewoon en m. u. 1. onderwys voor meis jes) no. 1 gegevenaan de school voor gewoon en m. u. 1. on derwijs voor jongens no. 2 en zoo is men allengs afgedaald en er toe gekomen, om aan een der armenscholen no 10 toe te wijzen. De nummeriDg is wel opzettelijk zoo geschied, maar hoofdzaak was tochom de scholen ter wille der eenvoudigheid slechts door nummers aan to duiden. Intusschenzegt spr.is het meermalen geblekendat aan die nummerszelfs waar het scholen betrof van dezelfde klasse, waar iu gelijke vakken on dcrwijs werd gegevendoor sommigen bepaald gewigt werd gehecht. Om nuzegt spr.aan bedoeld kleingeestig dwaalbegrip voor goed een einde te makenhebben burgemeester en wethouders besloten in dezen duidelijk doen uitkomendat het nummer der school eene vrij onverschillige zaak is en slechts strekt, om op eenvoudige wijze de verschillende scholen te onderscheiden. Burgemeester en wethouders wenschen het oorspronkelijk ge nomen besluit te verbeterenen aan de nieuwe school no. 1 te hebben toegewozenom te bewijzen dat het nummer der school niets afdoet waar het de apreciatie van hot gegeven wordend onderwijs betreft. Het nummer, spr. wenscht het te herhalen, strekt eenvoudig om gemakkelijk te kunnen aanduidenwelke school bedoeld wordtwelk nummer de nieuwe school dus krijgt is eene vrij onverschillige zaak, maar geen onverschillige zaak ia z. i. het door de schoolcommissie aangegeven en door den heer Duparc besproken denkbeeldom gemeentescholen nos. 2, te Leeuwardenvan den 13 December 1877. 147 3 en 4 te hernummeren en te geven nos. 12 en 3omdat zulks alligt aanleiding zou kunnen geven tot verwarringdaar men nu eenmaal weetwelke scholen met gemeentescholon nos. 2, 3 en 4 worden bedoeld. Wenscht de raad aan de nieuwe school geen no. 4 toe te wijzen, men noemo haar dan gemeen teschool no. 11 of badoch late no. 1 open. Spr. althans ziet bezwaar in eene vernummering der gemeentescholen nos. 2, 3 en 4. De heer Bupare meentofschoon hij zich de zaak niet goed meer herinnert, dat bij de vroeger vastgestelde nummering deze rangorde is gevolgddat aan de school, waarin do meeste vakken werden onderwezenno. 1 is toegewezen enz. In verband hier mede gelooft hijdat het geen goede houding zou hebbenals men b. v., zooals de Voorzitter opmerkte, no. 1 open liet en een ander nummer dubbel namof aan de nieuwe school no. 11 gaf. Er zijn 10 gemeentescholen voor lager onderwys en nu is het eigenaardig, dat die scholen zijn genummerd van 110. Do moeijelijkheid, waarvoor men thans staatis een natuurlijk gevolg van het vroeger aangenomen stelsel. Door opheffing der vroegere school voor m. u. 1. onderwijs voor meisjes is er eene vacature in de nummering gekomen en nu is het wenschelijk die vacature aan te vullen door opschuiving der nummers van gemeentescholen nos. 2, 3 en 4 en door het geven van no. 4 aan de nieuwe school en niet door no. 1 open te laten en aan do nieuwe school no. 11 of 5 bis te geven. Spr., die ter zake een amendement indientmerkt verder opdat aan de tegen woordige gemeenteschool no. 10 (armenschool) juist dat no. is ten deel gevallenomdat zij het laatst is gesticht. Hij is be paald van oordeeldat de raad niet moet opzien tegen do door de schoolcommissie in overweging gegeven en door hem voor gestelde vernummering, omdat dit een onafscjieidenlijk gevolg is van een eens aangenomen systeemwaaraan hij echter, werd het nu in rondvraag gebragt, bezwaarlijk zjjne stem zou kun nen geven. Over het amendement Duparc, hierna in stemming gebragt, staken de stemmen. Yóór stemden de heeren: Kuipers, Bak ker, v. Eijsinga, Hommes, Dirks, de la Faille, Buma, de With, v. Sloterdyck en Duparc. Tegen de heerenWiersmaPlan- tenga, Kymmell, Brunger, Bloembergen, Suringar, Troelstra, BruinsmaIiengers en Attoma. Tengevolge hiervan en het bepaalde bij alinea 2 van art. 50 der gemeentewet, wordt het nemen van een besluit ter zake tot eene volgende vergadering uitgesteld. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verhuring van het huis in de St. Jacobstraatno. 35, aan den heer M. Hageman. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel beslotenvoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten, aan den heer Maurice Hage man van den 1 April 1878 tot den 12 Mei 1879 onderhands to verhuren het huisplaatselijk gekwoteerd Si Jacobstraat, west zijde, no. 35, ten kadaster bekend in sectie C no. 453, en zulks tegen een huurprijs, berekend naar 475 in het jaar, en ver der op voorwaarden door burgemeester eu wethouders vast te stellen. 8. Voorstel van burgemeester en icethouders betreffende over- dragt in eigendom aan het 11 ijk van gemeentegrond voor de stich ting van een ijkkantoor enz. De conclusie van dit voorstel luidt a. zoover noodig aan de publieke dienst te onttrekken de hierna sub b omschreven plek grond; b. voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta ten van Friesland aan den staat der Nederlanden in eigendom over te dragen eene aan de gemeelde Leeuwarden behoorende plek grond, ter grootte van 39G Ca., gelegen binnen die ge meente aan de Oosterkade, de Gedempte Keizersgracht eu het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 2