3G Verslag der handelingen vau den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 April 1878. scholijkheid eener zoo kort mogelijke verbinding met Amster dam. Hii wil echter opmerken, dat in dezen met zoo zeer al leen sprake is van verbinding van Friesland met Amsterdam maar met geheel Noord-Holland. Met het oog hierop zal Am sterdam z. i. eenigzins met leedwezen de totstandkoming der meerbedoelde lijn zien. Mogt spr. niet meer omtrent de wen schelijkheid van het inzenden van een adres, als is voorgesteld, overtuigd worden, dan zal hij tegen het ingediend voorstel stem men. Eindelijk wil hij nog opmerken, dat de heer van Sloter- dijk bij vorige gelegenheid heeft gewezen op de niet wensche lijkheid om tegen eene vastgestelde wet te reageren, doch, vraagt spr., is nu niet gebleken, dat de tweede kamer niet te gen zoodanig handelen opzieten waar deze meent daarin geen bezwaar te ziendaar meent spr. dat er ook voor den raad wei nig bezwaar bestaat. De heer Dirks zou na het door do heeren Bruinsma en Pian- tenga aangevoerde wel van het gevraagde woord kunnen afzien. Ook hij meent dat de onderwerpelijke zaak Diet geheel gelijk ia te stellen met die in de vorige vergadering behandeld. Toen betrof het een voorstel tot verandering van het uitgangspunt van de lijn, men wilde in plaats van eene lijn StavorenLeeu warden eene lijn LemmerLeeuwardentnans is dat niet bet gevalhier is slechts de kwestie om eene gemeentede stad Bolsward in de lijn op te nemen. In de tweede plaats wil spr. opmerkendat het in zenden van een adres aJs is voorgesteld hem niet wenschelijk voorkomt, omdat men daardoor eeniger- mato zal reageeren, iets hetgeen juist immers ter vorige verga dering niet wenschelijk is geacht. In de derde plaats wil hij er op wijzenhoe de voorstellers hebben vergeten aan te toonen, hoeveel tijd meer zou worden gevorderd voor de gemeenschap met Hollandindien Bolsward in de lijn werd opgenomen. Mis schienzegt hijis het slechts een 1/2 of */4 uur sporens, maar al was het ook dat in dezen meer tijd moest worden opgeofferd, dan nog zou hij het wenschelijk achten dat de lijn ook over Bolsward werd gelegd. Hij gelooft, dat, indien men in dezen door eene kleine ombuiging der lijn het welvaren van Bolsward kan bevorderen men zulks behoort te doen. Op grond van een en ander meent hijdat men de zaak stil aan zijn beloop moet laten en zal bij alzoo tegen het inge diende voorstel stemmen. De heer van Sioterdijck meent uit het door de beide vorige sprekers in het midden gebragte te mogen afleiden dat de vraag is gerezenof de voorstellers die zich bij vorige ge legenheid zoo zeer kanten tegen reactie, nu niet zelve reactie wenschen te provoceren. Hij wil echter opmerkendat dit niet het geval is en kan zijn. Men wil in dezen geen invloed uit oefenen op het amendementmaar op de motie door den heer Sickesz ingediend en door de kamer bij meerderheid van stem men aangenomen. Spr. drukt op motie, omdat daarbij niet is aangenomen om b. v. Bolsward in de lijn op te nemen, maar omdat daarbij slechts de wenschelijkheid van die opname is uitgesproken. Niets is door die motie bepaald beslist, het is slechts eene verklaring van wenschelijkheid, die geenszins met eene bepaalde beslissing is gelijk te stellen. Verder wil spr. opmerken, dat door den heer Bruinsma is gezegddat daarwaar de tweede kamer voorgaat in reageren, de raad wel mag volgen. Deze redenering gaat z. i. geenszins op. Al gaf de tweede kamer ook 100 maal een voorbeeld van minachting van bestaande wetgevingdan zou, volgens spr., nog geen persoon of corporatie geroepen zijn dat voorbeeld te vol gen. Dochzegt spr.dit is in dezen niet het geval. De wet tot aanleg van verschillende spoorwegen werd in 1875 aange nomen zoo als de indieners van het thans behandeld wordende voorstel haar wenschen uitgevoerd te zien. Toen zijn amende menten verworpen, die gelijke strekking hadden als thans de motie van den heer Sickesz en nu, zegt spi., is het immers zeer rationeel, dat, 11a de aanneming dier motie, door de be trokken gemeentebesturen wordt aangedrongen op onveranderde uitvoering der eens aangenomen wet. De Voorzitter verklaart zich met het ingediende voorstel zeer goed te kunnen vereenigen. Hij stelt zich ten dezen op een ander standpunt dan de heeren Bruinsma, Dirks en Plan- tenga. Z. i. is de vraag hier niet, zal men Bolsward helpen of niet, zal men die gemeente eene dienst bewijzenof ia het wenschelijk, dat Bolsward in de lijn wordt opgenomen, maar het is in dezen de vraag, zal men lijdelijk aanzien dat eene bestaande rijkswet wordt omvergeworpen en onuitgevoerd gelaten. De lijn LeeuwardenStavorenzegt spr., is een lijn, die aan groote bedenking onderworpen is geweest, eene lijn waartegen ook met het oog op hare productiviteit zeer zeker gegronde bezwaren zijn aan te voeren. Nu zij echter eenmaal is aange nomen dient zij ook tot stand te komen en zou het ook zeker in strijd met het algemeen belanir zijnom te trachten die uit voering te belemmeren of wijziging iu de rigting aan te bren gen. Door de lijn LeeuwardenStavoren /al in ieder geval een belangrijk deel der provincie met de hoofdstad worden ver bonden, terwijl immers de gelegenheid blijft bestaan, om later zijtakken aan die lijn aan te doen sluiten. Spr. gelooft, dat het, zoo als ook reeds door anderen is opgemerktwerkelijk geen zaak is om de hoofdlijn door eene ombuiging, zooals waar van in dezen sprake iste bedervenzeifs ook nietter wille van eenig voordeel. Op grond van een en andermeent bij de aanneming van het ingediende voorstel den leden gerust te kunnen aanbevelen. Do heer Xijmmell kan zich niet met het ingediende voor stel vereenigen. Wanneer de lijn LeeuwardenAmsterdam nog in hetzelfde stadium verkeerde als in den beginne, nl. dat het was één lijndoor één geëxploiteerdzoo als oorspronkelijk het plan was, dan zou hij op onveranderde uitvoering der aange nomen wet wenschen aan te dringen. Thans echter heeft men niet meer met een hoofdlijn te doenc;aar met 2 kleine lijnen, zonder regtstreeksehe verbinding, 'r Is daarom dat bij die lijnen beschouwt als locaal lijnenwaarbij men zooveel mogelijk partij moet trekken van bestaande omstandigheden of gelegenheden.' De heer Dupo.re meent op nog enkele punten te moeten terugkomen. De heer Troelstra heeft gevraagdof het wen schelijk is, om, na aanneming der motie Sickesz, een adres in te dienen, of men daardoor niet wel eens niets zou kunnen krijgen. YoJgens spr. zou voor dit laatste vrees bestaan, als men zich niet liet hooren. In ieder geval zou de uitvoering der wot van 1875 voor Friesland er zeer door worden vertraagd. Spr. toch gelooft, dat, wordt besloten Bolsward in do lijn op te nemener een lange tijd zal verloopeneer men weder zoover is als nu. Er zullen in de eerste plaats opmetingen ge daan nieuwe plannen gemaakt moeten wordeningevolge art. 6 der onteigeningswet zal er eene nieuwe ter visielegging van de teekeningen en andere stukken in de betrokken gemeente misschien wel over de geheele lijn, moeten plaats hebben. Raadpleegt spr. zijne ondervindingdan zal er waarschijnlijk ten minste één jaar mede heen gaan, eer de zaak weder op het tegenwoordig standpunt is. Spr. wijst er op, hoe ook de gemeentebesturen van Snoek en IJlst en de kamer van koophandel en fabrieken te Sneek reeds vóór eenige weken op onveranderde aanneming der voor gedragen wet hebben aangedrongenin weerwil van het niet minder groote belang speciaal van Sneek dan Leeuwarden bij eene spoorweg-verbinding met Bolsward. Spr. geeft den heer Dirks toedat de onderwerpelijke zaak niet in alle deelcn is gelijk te stellen met die, vóór 14 dagen behandeld. Hij heeft de laatstbedoelde alleen aangehaaldom in herinnering te brengen den gebleken tegenzin van den raad, tegen eene vastgestelde wet te reageren. Wat de bewering van den heer Kijmmell aangaat, dat men thans te doen zou hebben niet meer met de Noordhollandsch— Verslag der handelingen van den gemeentera Ffioschc lijn, maar mot twee kleine provinciale lijnen, zou spr. wel eens wenschen te vernemenwaarop deze bewering rust? Voor zoover spr. weet, is nog uit niets gebleken, dat de regering heeft afgezien van de uitvoering van het plan, dat tot grondslag van deze lijn is gelegd geworden. De heer Dirks heeft nogmaals het woord gevraagd om te rug te komen op eene uitdrukking, door den heer burgemees ter gebezigd. De lijn LeeuwardenStavoren is een lijn, waar tegen zeker wel gegronde bezwaren zijn aan to voerenals eene lijn zijnde, die niet zeer productief zal zijn. Dit acht spr. geens zins een motief ter aanbeveling van het gedane voorstel. Door de 6tad Bolsward in de lijn op te nemen wil men juist dat inpro- ductieve zooveel mogelijk wegnemen. Het was juist met het oog hieropdat de motie van den heer Sickesz spr. al aanstonds toelachte. De opname in de lijn van een atad met ongeveer 5000 zielenzal zeker ten voordeelo van de lijn zijn en het is op grond daarvan dat hij eerder geneigd zou zijn een voorstel te doen om een adieu in te dienenwaarbij adhaesie werd ge schonken aan de motie Sickeszdan dit voorstel van afkeuring aan te nemen. De heer Dup:rc acht zich verpligt nog met een enkel woord op te komen tegen de redenering van den heer Dirks over het productief r aken der lijn. Zij zou kunnen opgaan, zegt spr., als wij hier ze ten als aandeelhouders in eeno maatschappij wier doel het was, de lijn te exploiteren. Dan kon er sprake zijn van „productie, maken". Maar het is hier eene staatslijn, eene regeringszaak Do regering heeft hier te letten niet zoozeer op directe voordeelen of op de percenten, die de exploitatie zou kunnen afwerpenals wel op geheel iets anders, op de bevorde ring van het algemeen belangen dit is voor do staat een in direct voordeel, opwegende tegen hooge percenten. Men heeft hier to doen niet met een provincialen, maar met een inter provincialen spoorweg. De heer Troalst;'^ verkeerde aanvankelijk in de meening, dat de besproken motie de strekking had om terug te komen op ee;ie gevallen beslissing. Nu hij echter dienaangaande beter is ingelicht en er 111 dezen slechts sprake is van wenschelijk heid zal hij niet aarzelen vóór het ingediende voorstel zijn stem uit te brengen. De heer Plantonga kan de aan de motie gegeven uitleg ging niet goed rijmen met eene hem eigene meening. Hem staat het voor, als of hij een courant artikel heeft gelezen, waarin werd gezegd, dat de minister, tengevolge de aangeno men motie om Bolsward iu de lijn op te nemende ontwerp- onteigeningswettcn heeft terug genomen. De heer Wier Sm a heeft het woord gevraagd, alleen om te d te Leeuwarden, van den 25 April 1878. 37 verklarendat hij zich wel met het voorstel kan vereenigen en daarom zijne stem daaraan zal geven. De heer Brunger verklaart zich tegen het inzenden van een adres als door de voorstellers wordt bedoeld. Hij acht het niet wenschelijk ton dezen eenige beweging op touw te zetten of te steunen daar hij meent dat de raad daartoe niet wordt geroepen en ongeroepen wil hij ter zake niet tot eenige hande ling medewerken. Do heer Duparc wenscht den heer Piantenga in te lichten. Op de in de zitting van 11 April door den heer van Harinxraa thoe Slooten den minister van waterstaat enz. gedane vraag of hijbij aanneming der motio-Sickeszgenegen wasterstond na het paaechreces een nieuw wetsontwerp aan te bieden, alleen betrekkiug hebbende op de lijn Leeuwarden—Sneekopdat de uitvoering van dat gedeelte niet werde vertraagd door aanne ming der motieantwoordde de ministerdat de regering zich thans niet kon uitlaten over maatregelen, die, bij aanneming der motie, noodig konden zijn. In dat geval zoude hij zeer gaarne overwegenwat in het algemeen belang wenschelijk zijdaar omtrent thans, zonder eenig onderzoek eene meening te uiten, was niet wel mogelijk. Naar aanleiding der opmerking van den heer Brunger, zegt spr., dat, indien ooit de gemeenteraad kan worden geacht te zijn geroepende belangen der gemeente bij do regering voor te dragen het wel is in deze zaakdie zoo geheel valt in de termen van art. 120 der gemeentewetwaarop spr. reeds in deu aanvang de eer had te wijzen. Er is volgens hem, hier zóóveel gemoentebelang aanwezig, dat de raad, als ware het, verpligt is zijne stem te doen hooren. Hierna worden de discussiën over het door do heeren Duparc, v. Sioterdijck en Bakker ingediende voorstel gesloten. In stemming gebragt, wordt het aangenomen met 11 tegen 7 stemmendie van do heeren PiantengaBruinsmade With, v. Eijsinga, Brunger, Dirks en Kijmmell. Dientengevolge is besloten aan burgemeester en wethouders op te dragen om 1. Zich namens den raad bij adres to wenden tot de Tweede kamer der staten-generaalmet uitnoodiging om alsnog onveran derd aan te nemen het wetsontwerp tot onteigening ten behoeve van don aanleg van een spoorweg van Stavoren naar Leeuwarden. 2. Van dat adres afschrift te zenden aan a. den minister van waterstaat, handel en nijverheid; b. de raden van de bij den ontworpen Noord- Hollandsch- Frieschen spoorweg betrokken gemeenten, met verzoek tot on dersteuning. Verder niets meer ter behandeling of voorgesteld zijnde, wordt de vergadering door den voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 3