L 44 Verslag der handelingen van den geraeenteraadte Leeuwarden, van den 6 Junij 1878. Eu bij verwerping van voorstel sub b d. met algemeene stemmen: goed to keuren en vastte stellen het plan van leeningbehoorende bij het voorstel van burge meester en wethouders, aangeboden tor raadsvergadering van 25 April 1878. De algemeene beraadslagingen ten dezen geopend zijndezegt de heer Wiersma, dat hij iets wil in het midden brongen, dat welligt niet zoozeer tot de algemeene strekking behoort maar dat toch z. i. het beste bij dat punt is ter sprake te zou kunnen doen. Men zal dan toch tot stichting overgaan maar volgens liet aangeboden rapport, zeker hot plan gaan be kappen en trachten hier en daar te bezuinigen. Hiertegen koestert spr. grooten vrees. Hem komt het voor, dat waar men I eens tot d? stichting van een gebouw als is ontworpenbeeft beslotenmen zich niet door bezwaren van minisieusen aard moet laten weerhouden. Niet is het hem onverschillig wat de j voorgenomen stichting zal kostenmaar hij wonscht alleen door niet tot het uitschrijven der voorgestelde leening te be- j sluiten, te voorkomen, dat de handen voor iedere, hoe geringe brengen. Het is n.l. eene minder juisto opvatting, welke rap- uitbreiding van het plan. worden gebonden. ,n vnrV"",H 1 Hij weiiacht daarom den raad in overweging te geven, de porteura hebben omtrent dit voorstelin verband met de stich ting van een beurs-waaggebouw. In zoo verre rapporteurs in het besluitwaarbij in beginsel is besloten tot het aangaan eener geldleening tot een bedrag van hoogstens f 160,000 en waarbij burgemeester en wethouders zijn uitgenoodigd om de vereischte voorstellen te doen omtrent de wijze waarop die leeniog zal worden aangegaan, een prikkel zienom niet met het doen van voorstellen daaromtrent te wachten is spr. het met hen eens maar waar zij het bij bedoeld besluit genoemd bedrag ad 160,000 wenschen te beschouwen als maximum voor de kosten der beurBstichtingals een cijfer dat in geen geval mag worden overschreden, daar kan hij niet met hou meegaan. Spr. moet ter zake opmerkendat aan burgemeester en wet houders indertijd werd opgedragen een plan voor de stichting van een beurs-waaggebouw op het terrein van den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger te doen vervaardigenwaarvan de uit voering ongeveer f 160,000 zoude kosten. Hij maakt deze op merking om misverstand ten dezen te voorkomen. Wel zal het aan geboden plan waarschijnlijk voor 160,000 kunnen worden uitge voerd, maar, zegt spr., net zou toch kunnen zijn, dat deaannemings- EOm eenig8zin8 boven dit cijfer klom, b. v. tot f 160,200. Volgens de opvatting van rapporteurs zouden burgemeester en wethouders in dat geval de bevoegdheid niet hebben het werk to gunnen of toe te wijzeD, Spr. meent dat men ten dezen in eene dwa ling verkeertwel is de leening er op gebaseerddat do stich ting 160,000 zal kosten en is ook het aangeboden door den directeur der gemeentewerken ingezonden plan geheel naar dat bedrag ingerigtdoch hij meent dat die som niet zoo is gesteld, dat zij, des vereischt, niets zou mogen worden overschreden, dewijl z. i. in dat gevalde expressie van de indertijd van burgemeester en wethouders gedane opdragt anders had moeten luiden en daarin geen sprake moest zijn van ongeveer f 160,000. Spr. meende een en ander te moeten constaterenmet hot oog op de eerlang te houden aanbesteding van het werk. De heer van Slotordijck is door het woord, door den heer Wiersma zoo even gesprokeu juist versterkt in zijne mcening, die hij thans wenscht kenbaar te maken. Spr. heeft bezwaar tegen de aanneming van dit voorstelen wel ec-n bezwaar van opportuniteit. Het komt liern voor, dat het besluit tot het aan gaan eener geldleening in den vorm als is voorgedragen, niet behoort te geschieden, vóór dat het werk is aangenomen. Eerst nd de aanneming heeft men zekerheid of liever meer zekerheid omtrent de som, die benoodigd zal zijn. De raad heeft eenmaal in beginsel besloten tot het aangaan eener geldleening voor de beoogde stichting, hij heeft reeds uitgemaakt, dat de kosten dier stichting door eene leening zullen worden gedekt en nu is spr. van meeningdat het niet goed isdie leening tot een be paald bedrag uit te schrijvenalvorens de juiste som bekend is, die men zal noodig hebben. Door den geachten vorigen spr. is er op gewezen, dat de aannemingssom ƒ100 of, zooals hij stelde ƒ200, meer dan ƒ160,000 zou kunnen bedragen, eene aanhalingdie sprs. vrees in een bespottelijk daglicht zou kunnen stellenmaar hij wil er op wijzendat zich ook zeer goed het geval kan voordoendat de aanneming?soin 5000 a 10,000 hooger kan zijn, dan het gesteld bedrag. Wat dan, vraagt spr., zal men dan geen beurs waaggebouw stichten. Hij meent, dat geen lid van den raad in vollen ernst daartoe het voorstel behandeling van het voorstel tot het aangaan eener geldleening groot ƒ160,000, ton behoeve van de stichting van een beurs waaggebouwaan te houden tot na de aanbesteding van bedoeld werken dieüt daartoe een desbetreffend voorstel in. Den heer Troeistra komt het voor, dat de raad zeer goed tot dadelijke behandeling van het voorstel omtrent de leening kan overgaanomdat menwanneer het mogt blijken dat meer geld van noode is, zeker later met een voorstel tot verhooging der leening zal komea. Terstond wordt de leening toch niet uitgeschreveneene verhooging mot het cog op de aannemings- som is zeer goed mogelijk, getuige ten dezen ook hetgeen dik wijls bij de provincie geschiedt. Meermalen worden op de be grooting voor werken sommen uitgetrokkendie latertenge volge gehouden aanbestedingenbljjken te laag te zijn gesteld en die dan ook later tot een hooger cijfer worden opgevoerd. Spr. kan niet inziendatdes noodigdo toepassing van dien maatregel ten dezen in de practijk op eenig bezwaar zou stuiten De heer Wiö sma wil er op wijzen, dat het doel, door den heer van Sloterdijck beoogdniet zat worden bereikt op de door dezen voorgestelde wijze, nl. door te wachten met het besluit tot het aangaan der leening tot na do aanbesteding van de stich ting van het beurs waaggebouw. Ieder toch weetzegt spr. dat men zelfs na de aanbesteding, nog geenszins zekerheid heeft omtrent het juiste bedrag voor het werk vereischt, dewijl het niet zeker is of er ook meerder of minder werkdan bij het bestek is bepaaldzal moeten worden uitgevoerd. Wenscht men eene lecning te hebben tot het juiste kostenbedrag der stichtingmen zou dan de gelden bij voorschot moeten opne men en de leening eerst dan sluitenwanneer het gebouw ge heel gereed zou zijnmaar van zoo iets heeft spr. in het door hem meerbedoelu raadsbesluit niets gezien. Men wil thans eene leening van ƒ160,000 en wat het werk meer dan die som zal kosten, zal op andere wijze gevonden moeten worden. Hij ge looft ook dat de eventuaiiteit dat de vereischte som die der ra ming ver zal overtreffenzeer gering is. Het plan van den directeur der gemeentewerken is zoodauigdat het werkblij kens de daarbij gevoegde specifieke begrooting, de gestelde som ad 160,000 zeker niet zal surpasseren. En zegt spr.mogt het al blijken dat de aannemingssem die der raming belangrijk surpasseertdan zullen burgemeester en wethouders in het be lang der gemeentezeker geen vrijheid vinden het werk te gunnen, maar zal men genoodzaakt zijn tot andere maatrege len, b. v. tot verhooging der gestelde som, de toevlugt te no men. Het komt spr. voordat het punt thans aan de orde zeer goed dadelijk kan worden afgedaan. Voor die afdoening is hij te meeromdat het zeer wenschelijk is te achtendat bij de aanbesteding van het werk ook de fondsen zullen aange wezen zijn tot dekking der kosten. Het door den heer v. Sloterdijck ingediende voorstel (mo tie) zonder ondersteuning blijvende en niemand verder het woord over de algemeene strekking verlangende, wordt aan de orde gesteld punt 1 van onderdeel a der conclusie van het verslag van rapporteursluidende 1. „Goed te keuren het voorstel van burgemeester en wethouders, „ingediend ter raadsvergadering van den 25 April 1878, sub 1, Verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, van dou-0-MeH878. 45 „behoudens de wijzigingen door den raad aan te brengen in het „ontwerp besluit". Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen komstig besloten. Wordt opgemerkt, dat sub 1 van het voorstel van burgemees ter en wethouders is luidende „1. Voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van „Friesland, ten behoeve der gemeente Leeuwarden, tot bestrij ding der uitgaven voor de stichting van een nieuw beurs- en „waaggebouw op den afgegraven Wirdumerpoortsdwingeraan te „gaan eene geldleening tot een bedrag van ƒ160,000 en te dien „einde goed te keureu het aan dit voorstel bijgevoegd daartoe „strekkend ontwerpbesluit. Punt 2 van onderdordeel a der conclusie van het verslag van rapporteurshierna aan de orde gesteld, luidt„2. goed te keuren „het voorstel van burgemeesters en wethouders sub 2"welk voorstel is gesteld als volgt „2. Burgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner „tijd vóór dat dit gebouw zal zijn voltooid aan den raad ter „goedkeuring aan te bieden eene verordening of een reglement „omtrent het gebruik der beurs, waarin de heffing van een entree „der beursbezoekers en het verhuren der vaste plaatsen of inon- „stertafeitjes volgens den in dit voorstel ontwikkelden maatstaf, „nader wordt geregeld en vastgesteld". De heer Bloembergen wenscht ten opzigte van dit punt kenbaar te makendat hij zich daarmedezooals het is gere digeerd inoeijelijk zal kunnen voreenigen. Rapporteurs stel len voor sub 2 van het voorstel van burgemeester en wethou ders goed te keuren en vat spr. nu de bedoeling van dat voor stel goeddan zullen burgemeester en wethouders worden uit genoodigd om ter zijner tijd ter goedkeuring een reglement of verordening omtrent het gebruik der beurs aan te bieden, waarin de heffing van een entree der beursbezoekers enz.volgens „den in het voorstel ontwikkelde maatstaf" nader wordt geregeld. Is deze gevolgtrekking juistdan heeft spr. bezwaar zich met het voorgedragen punt te vereenigen. Hij ziet in het heffen van een entreegeld van de beursbezoekers, op do wijze als dat in het voorstel wordt gezegd en beoogd geen gewenschte zaak. Wel weet hijdat ook elders entreegeld van de beursbezoekers wordt gehevenmaar die heffing geschiedt wel degelijk onder zekere restrictie. Te Rotterdam b. v. wordt wel een beursgeld - li. „«lWiuaui u. v. worat wei een beursgeld gehevenmaar slechts voor een afgeperkt gedeelte. Het andere gedeelte is niet door de heffing bezwaard, iets wat spr. zeer rationeel vindt, even rationeel als hij het vindt dat eene retri- butje zal worden geheven voor het gebruik van monstert dëltje. Eene entréeheffing, waarvrn niemand is uifc- niet wenschelijk en in strijd met de ware eene inarktplaals, als of iets dergelijks, gesloten, acht spr. woubuhojijk. en 11 bedoeling. Hij beschouwt toch de beurs als ceuu uu eene plaats, waar ieder zoo vrij mogelijk handel moet kunnen drijven, en die voor ieder toegaukelijk is. Datevenals te Rotterdam van de beurs zeker gedeelte zal worden afgezonderd waarvoor entree zal worden geheven hier mede zou spr. zich nog kunnen vereenigen, maar dat niemand in de beurt» zal kunnen komen dan tegen betaling, hierbij kan hij zijn zich niet neerleggen Hij wil er nog op wijzen, dat men, volgens in- j zijn gewon non ir.*Vv..i'.n— i-. voor eono nadere regeling voor. Men zal dan later kunnen zien, wat het wenschelijkste is. Hij voor zichalthans heeft bezwaar het pu st zonder deze weglating, aan te nemen. Mogt het blij ken, dat zijne opinie ten dezen door andere leden wordt gedeeld, dan is hij bereid een araendement tot weglating der bewuste clausulo in te dienen. Aangezien verschillende leden blijk gevende opinie van den heer bloem bergen te declen, wordt door dezen een amendement, van stiokking als boven bedoeld, ingediend en dit amendement aan de orde gesteld. De hoer Wiorama zal zich niet met dit amendement kun nen vereenigen, omdat daardoor de kwestie, die reeds een punt van nauwgezette overweging uitmaakte eerst bij het dagelijksch bestuu.', toen in de soctiün van den raad en later nog bij rap- porteui sz. i. weder op losse schroeven gezet en weder tot een punt van overweging gemaakt zal worden. Dat eene nadere overweging over de zaak meer licht zou verspreidenmeent spr. te mogoa betwijfelen. De heffing van beursregten is toch eene zoo weinig ingewikkelde zaak, eene zaak die zoo goreedehjk voor de hand ligt, dat het hem voorkomt, dat daaromtrent geen nieuws i'b bij te brongen. Ook meent hij, dat de raad zijne opinie omtrent dit punt reeds vrij gedecideerd heeft uitgesproken en het wenschelijk heeft geoordeeld dat burgemeester en wethou ders een leiddraad voor hunne nadere regeling hebben. Verder moet spr. opmerkendat het voorstel van burgemeester en wet houders is gebaseerd op de rapportenter zake ingewonnen van bevoegde organennl. van de kamer van koophandel en de maatschappij ter bevordering van landbouw. Eenstemmig heb ben die organen zich voor de heffing van een beursregt ver klaard De bedragen in het voorstel genoemdrusten op door hen verstrekte gegevens en waar men nu staat voor het foit, dat geen handelaar zich ton dezen heeft doen hoorendaar mogen genoemde organen zeker ook wol geacht worden als ook de opinie van don goheelen handel to vertegenwoordigen. Mogt, zegt spr. al later blijken, dat de maatstaf, die thans i» "oorgestcld jn die hij bij de nadere regeling ten dezen wenscht gevolgd te hebben al, na eenige jaren te hebben gewerkt, blijken wijziging te behoeven welnu laat men dan tot die wijzi ging besluiten. Thans te beginnen met een minimum heffing van beursregten komt spr. hoogst gevaarlijk voor. Hij is van oordeelzooals ook rapporteurs teregt in hun rapport kenbaar maken dat het niet mogelijk, althans hoogst moeijelijk zou zijn, later do eens vastgesteldo heffing te verhoogen. Men zou casu quo zeker van den haudcl grooten tegenstand ondervindeneene verhooging der regten zou zijns inziens wel tot eene vernieuwde beursorisis kunnen leiden. Thans staat men voor het foit, dat de handel eene heffing van een beursregt, zelfs tot een bedrag van 5 goedkeurt. Verder moet spreker opmerkendat dc aan gegeven maatstaf geheet is in overeenstemming met de behoef ten der gemeente. Men moge cene vaste dan wel eene facul tatieve aflossing der aan te gane leening verkiezenwenschelijk is het dat die leeniog gedelgd wordt in een tijdvak van 52 a 60 jaar. ever, «W. i,„ te KotteidaTrl "°K eerder gaat, dan zoo ven door hem u aangegevendat rnen nl den toegang tot de gewonnen informatiën door o ,„vl, uiucu lucitauj; tui beurs op enkele dagen gedurende een bepaalden tijd geheel laat en wel naar hij meentten behoeve van den gr&tm- en vlashandel. Spr. wil omtrent de heffing van het entree-geld Wil rnen dit, dan blijkt eene heffing vhii 5 noodig te f 5 is alth:ns ongeveer de som, die zal blijken noodig to om, als vermoedelijke opbrengst ecnigszins evenredig te zijnmet de behoeften voor den dienst der leening. Nu moge het, zegt spr. misschien waar zijn dat do gemaakte heiast laat lT' °®pfa,aen HJa toneel on- berekeningen wat rooskleurig zijn gesteld, men moet toch ook 1 a™ naar hij meent, ten behoeve van den graan- 1 1 1 niet vooiuitloopen cn door een besluit, als is voorgesteld, in iets worden gebonden. Hij wenscht het resultaat af te wachten van nader speciaal omtrent dit punt in te winnen informatiën en thans zich do noodige vrijheid voor te behouden. Daartoe acht hij het noodig dat uit het volgens rapporteurs goed te keuren voorstel vau gelaten d< «tof. Dan burgeme. Eer eu wethouders sub. 2. worden weg- woorden volgens den in dit voorstel ontwikkelden maal' zegt spr. behoudt men zich alle mogelijke vrijheid on niet vergetendat dio berekeningen haren basis vinden in de door de bevoegde organen verstrekte gegevens. Naar spr. meent, zal de tijd misschien ook kunnen aantoonen, dat de berekeningen niet boven de werkelijkheid zijn gesteld. Men heeft weinig of niets gerekend voor (ien kaashandel. Die handel is nu wel is waar dood, maar zal zekerlijk herleven. Tevens koestert hij de hoopdat de handel in het algemeen door de stichting van een voldoend beurs- en waaggebouw zal toenemen en dat de opbrengst van het te stichten gebouw eer mee- dan togen vallen zal zegt ppr. is hot' eerste het gevaldan zal men tot vermin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 2