I I fl 50 Verslag der handelingen van den gemeenti De heer Bloembergen wil met een enkel woord zijn amen dement toelichten. Hem komt h^t voordat bij bepaling van het minimum van aflossing op 1000 de leening over een te groot tijdperk zal loopen. Ook koestert hij de vreesdat het planwaarbij het minimum van aflossing op slechts 1000 is gesteld, niet door de bevoegde magt zou wTorden goedgekeurd. Overigens meent spr. dat het minimum der aflossingssom niet doorgaande gelijk moet zijn. In de eerste jaren kan dit iets lager dan voor volgende jaren gesteld worden, omdat men dan een hoog rentebedrag heeft te hoeden. Niettemin wenscht hij dit al dadelijk hooger dan f 1000 gesteld to zienomdat het hem voorkomt billijk te zijn, dat het tegenwoordige geslacht al da delijk in niet te zeer bekrompen mate tot de aflossing bijdrage en niet te grooten last op een later geslacht schuivedat op zijne beurt weer nieuwe lasten zal hebben te dragen. Waar de raad onder de bestaande omstandigheden vrijheid vindt en het in 't belang der gemeente acht tot de stichting van een beurs- waaggebouw over te gaan, dient de gemeente zich ook eenige opoffering te getroosten voor eenige matige jaarlijksche aflossing, om zoodoende den druk der rentebetaling gaandewog te verminde ren. Lost men b. v. gedurende de eerste twintig jaren telken jare minstens ƒ2000 af, dan zal, na verloop van dien tijd, de leening toch in ieder geval 40,000 ingekort en het te betalen rentebedrag in evenredigheid daarvan verminderd zijn. Dan gelooft hij zal het niet zeer moeijelijk vallen oin voi der een verhoogd bedrag voor aflossing dezer leening bij te dragen en zal een jaarlijksch minimnm van ƒ3000 z. i. niet te hoog zijn, terwijl dan toch ieder jaar de rentelast tevens afneemt. Meer ten dezen aan te voeren acht hij overbodigomdat de zaak z. i. ook in den loop der discussies al genoogzaam is uiteengezet. De heer van Eijsinga verklaart zich niet met het amen' dement te kunnen vereenigenomdat het gevolg daarvan z. i. zal zijn, dat de leening in den beginne te veel zal drukken. Hij voor zicli zou dan nog liever de voorkeur schenken aan de wijze van aflossing door burgemeester en wethouders voorgesteld. Lost men toch gedurende de eerste jaren telkens minstens 2000 af, dan zal de druk der leening oneindig meer worden gevoeld en zegt spr.er is op gewezen dat de leening bij kleiner aflossing te lang zou durenmaar wat bezwaarvraagt lijjis er in gele gen al duurt de aflossing (zooals hij zich reeds vroeger uit drukte) ook 100 of meer jaar. De heer Dirks zou, zooals reeds uit het vroeger door hen gesprokene kan blijkenwel genegen zijn om jaarlijks minstens ƒ3000 af te lossen. Hij zal echter om eene versnippering van stemmen ten dezen te voorkomenniet een voorstel daartoe doen, maar voor het ingediende amendement steramen. Verder wil hij nog even wijzen op den aanhef van het voor gesteld besluit'tot het aangaan eener geldleeningluidende voorbehoudens goedkeuring ran heeren gedeputeerde staten d zer provincieenz. Spr. meent dat de vorige spr. op deze clausule niet genoeg althans niet genoegzaam heeft gedrukt. Hij wil de attentie er nog eens op vestigenomdat hij weetdat er bij ged. staten wel eens is gezegd, dat Leeuwarden maar steeds groote sommen gaat leenenmaar dat de aflossing der schuld daarmede niet in evenredigheid is. Spr. meentdat deze opmer- king van het collegie voornoemdniet van alle grond is ont bloot en het dus zaak is de aflossingsommen te versterken. Het door den heer Bloemborgan ingediende amendement wordt hierop in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Bruinsma, Buma, Bak ker v. EijsingaWiersmaPlantenga en Brunger. In verband met een en ander brengt de Voorzitter thans het geheele punt b in rondvraagthans tengevolge het zooeven aangenomen amendement, luidende: vb. niet goed te keuren het vaste aflossingssysteem, maar over te gaan tot eene facul tatieve aflossingte beginnen met het jaar 1881met een mini- raad te Leeuwardenvan den 6 Junij 1878. mum van 2000 gedurende de eerste 20 jaren en van f 3000 gedurende de volgende jaren." Zonder hoofdelijke stemming wordt dit punt goedgekeurd, evenals de daarop aan de orde gestolde eerste alinea van punt c der conclusie van het verslag van rapporteursluidende „c. goed „te keuren en vast te stellen het plan van leeningbehoorende „by het voorstel van burgemeester en wethoudervan den 25 „April 1878, behoudens de volgende wijzigingen.'' Met goedvinden d r vergadering wordt alsnu het door burge meester en wethouders aangeboden ontwerp-besluit tot het aan gaan der leening in behandeling genomenen daarbij gelet op de voorstellen, desbetreffende door rapporteurs gedaan. De considerans van het besluitzoomede artt. 1 en 2 van het plan worden achtereenvolgend zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Ten opzigte van art. 3luidende „Art. 3. Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven de noodigo „coupons, ieder voor een jaar rente, telkens 1 Julij verschijnende. „Daarbij wordt zoo noodig gevoegd een bewijs ter bekoming „van nieuwe coupons voor het vervolg. „De verschenen coupons zijn betaalbaar ten kantore van den „gemeenteontvanger. „De rente en aflossing der schuldbekentenissen zullen worden „voldaan uit de opbrengsten van het beurs- en waaggebouw en, voor „zooverre deze niet voldoende zijn, uit de plaatselijke inkomsten." wordt door den heer Bloembergen opgemerktdat er in het verslag van rapporteurs sprake is van verandering van den datum van renteverschrjning. Is het wel wenschelijkzoo werd er gevraagddat het tijd stip der rentebetaling ook van deze leening op 1 Julij wordt gesteld. Deze vraag, zegt spr., is ook door burgemeester en wethouders overwogen en dat collegie is van het niet wensche- lijke overtuigd met het oog op do tractementsbetaliug enz. die op 1 Julij steeds moet plaats hebben. In verband hiermede stelt hij namens het collegie voor, om den verschijndag der rente te stellen op 1 October in plaats van op 1 Julij. Verder zegt spr. is nog wijziging van het artikel vereischtemet het oog op het woord „noodige". Dat woord paste bij een gefixeer de aflossing. Thans kan het vervallen. Met het oog op een en ander stelt hij voor de le alinea van art. 3 te lezen als volgt „Art. 3. Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven 24 „couponswaarvan de eerste voor den tijd tusschen de storting „en den dag van rentebetaling verloopende en de overigen ieder „vcor één jaar rentetelken jare 1 October verschijnende." Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be sloten. Naar aanleiding van het daartoe door rapporteurs bij hun verslag gedaan »oorstel worden in alinea 2 van art. 3 do woor den „zoo noodig" geroyeerd, waarna deze alinea, evenals het overig gedeelte van art. 3 zonder discussie en hoofdelijke stem ming wordt goedgekeurd. Artt. 4, 5, 6 en 7 worden achtereenvolgend eveneens goed gekeurd alsook art. 8in verband met het zoo straks door den heer Bloembergen ingediend en door de vergadering aangeno men amendement geredigeerd als volgt Arf. 8. Op het geheel bedrag dezer leening vindt jaarlijks aflossing plaatste beginnen met het jaar 1881 met een mini mum van 2000gedurende de eerste 20 jarenen van 3000 gedurende de volgende jaren. Do raad regelt de hoe grootheid der af te lossen som." Art. 9volgens het daaromtrent door rapporteurs gedaan voorstelluidende „Art. 9. De uitloting heeft jaarlijks plaats in eene openbare „raadsvergadering in de maand April. De uitslag daarvan wordt „in een of meer in de gemeente uitkomende dagbladen bekend „gemaakt, met oproeping tevens van de houders der ter aflos- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 6 Junij 1878. „sing aangewezen schuldbekentenissenom op den volgenden „eersten Julij de hun aankomende gelden tegen overgave der „schuldbekentenissen en van de alsdan niet verschenen coupons „in ontvang te nemen ten kantore van den gemeente-ontvanger." alsnu aan dc orde gesteld zijnde, merkt de Voorzitter op dat hij het minder eigenaardig vindt datzooals ook wederom bij dit plan is bepaaldde uitloting zal plaats hebben in eene raadsvergadering. Hij beschouwt toch die uitloting als een ge volg van een raadsbesluit, als de uitvoering daarvan en, aange zien de uitvoering van raadsbesluiten aan burgemeester en wethou ders is opgedragen, vindt hij het vreemd, dat ten opzigte van de uitloting van geldleeningen eene uitzondering is gemaakt. De oorzaak van aie uitzondering is spr. onbekend. Mogt der vergadering ook geen oorzaak bekend zijndan wenscht hij voor te stellenom de uitloting van deze loening te doen plaats hebben in eene openbare vergadering van burgemeester en wet houders aangezien hij die uitloting voor den raad als eene veel tijdroovende en minder aangename bezigheid beschouwt en ze in andere gemeenten ook met door den raad geschiedt. De heer van Eijsinga verklaart hierop dat rapporteurs ten opzigte van dit punt zijn afgegaan op hetgeen ten opzigte van andere leeningen is bepaaldmaar dat er bij hen geen over wegende bezwaren tegen bestaan, dat het door den Voorzitter aangegeven denkbeeld worde gevolgd. Aangezien ook de andere leden der vergadering geen bezwaren ten dezen hebbenwordt goedgevonden dat het door den Voorzitter geopperd denkbeeld bij deze leening wordt toegepast. Art. 9 wordt hierna vastgesteld in voege als volgt „Art. 9. De uitloting heeft jaarlijks plaats in eene openbare „vergadering van burgemeester en wethouders in dc maand „Julij. „De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente „uitkomende dagbladen bekend gemaakt, met oproeping tevens „van de houders der ter aflossing aangewezen schuldbekente nissen om op den volgenden eersten October de hun aanko- „mende gelden tegen overgave der schuldbekentenissen en van „de alsdan niet verschenen coupons in ontvang te nemen ten „kantore van den gemeente-ontvanger." Art. 10 hierna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd zijndewordt het geheele besluit in rondvraag gebragt en zon der hoofdelijke stemming aangenomen. Wordt opgemerkt, dat tengevolge een en ander de raad heeft besloten 1. Voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van Friesland ten behoeve der gemeente Leeuwarden, tot bestrij ding der uitgaven voor de stichting van een nieuw beurs- en waaggebouw op den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger aan te gaan eene geldleening tot een bedrag van 160,000. 2. Burgemeester en wethouders uit te noodigenter zijner tijd, voor dat dit gebouw zal zijn voltooid, aan den raad ter goedkeuring aan te bieden eene verordening of een reglement, omtrent het gebruik der beurswaarin de heffing van een entree der beursbezoekers en het verhuren der vaste plaatsen of monstertafeltjesvolgens den in het door burgemeester en wethouders den 25 April 1878 aangeboden voorstel ontwikkel den maatstaf, nader wordt geregeld en vastgesteld. 3. In beginsel te besluiten tot eene verhoogiDg der waag- regten van de boter met 6/io gedeelte van hetgeen nu wordt genevenmet uitnoodiging aan burgemeester en wethouders ter zijner tijd daaromtrent de noodige voorstellen aan den raad te doen. 4. Goed te keuren en vast te stellen navolgend besluit tot het aangaan van de sub a omschreven geldleening. De raad der gemeente Leeuwarden Gezien zijne besluiten van den 12 Julij 1877, no. 10, en 31 January 1878, no. 7, betreffende de stichting van een gebouw 51 voor beurs en waag, waarvan de kosten zijn begroot op onge veer ƒ160,000; Gelet op het bepaalde bij artikel 194 litt. a der gemeentewet. Besluit Yoorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van Fries land ten behoeve der gemeente Leeuwardentot bestrijding der uitgaven voor de stichting van een beurs- en waaggebouw op den afgegraven Wirdumerpoortsd wingeraan te gaan eene geldleening groot ƒ160,000.overeenkomstig het volgende PLAN: Art. 1. Deze geldleening wordt, tegen eene rente van vier een tweede ten honderd in het jaar, aangegaan tot een bedrag van ƒ160,000.verdeeld in drie seriën de eerste tot een bed»g van ƒ60,000.—. Van de tweede en derde wordt het bedrag en de tijd van opname door burgemeester en wethouders vastgesteld. Art. 2. De wegens deze leening onder een doorloopend volg nummer uit te geven schuldbekentenissen worden gesteld op naam of aan toonder, ter keuze van de deelnemers, ieder ten bedrage van duizend gulden. Zij kunnen ook in onderdeelen van vijf honderd en van twee honderd gulden worden gesplitst uit te geven onder het zelfde nummergeteekend met letter ABeu zoo noodig C D en E. Art. 3. Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven 24 cou pons waarvan de eerste voor den tijd tusschen de storting en den dag van rentebetaling verloopende en de overigen ieder voor één jaar rente, telken jare 1 October verschijnende. Daarbij wordt gevoegd een bewijs ter bekoming van nieuwe coupons voor het vervolg. De verschenen coupons zijn betaalbaar ten kantore van den gemeenteontvanger. De rente en aflossing der schuldbekentenissen zullen worden voldaan uit de opbrengsten van het beurs- en waaggebouw en voor zooverre deze niet voldoende zijn, uit de plaatselijke in komsten. Art. 4. De deelneming in deze geldleening wordtrespecti- velijk tot het bedrag voor elke serie bepaaldbij openbare in schrijving aan den meestbiedende opengesteld. De inschrijvingen geschieden voor een of meer aandeelen, groot duizend guldenterwijl daarbij wordt vermeldhoeveel obligation van 1000.of van 500.of van f 200. de inschrijver verlangt, ingeval zijne inschrijving wordt aangeno men onder opgave tevens van den persoonten wiens name do obligatiën moeten worden gesteld wanneer daaraan boven het stellen van deze aan toonder de voorkeur wordt gegeven. Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethou ders aannemelijk voorkomen erlangt de hoogste bieder de aan deelen waarvoor hij heeft ingeschrevendaarop volgt degene die na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens. Indien door twee of meer der hoogstbiedenden voor gelijken prijs meer is ingeschreven dan benoodigd isbeslist het lot tus schen hen. De billctten van inschrijving moeten op zegel geschreven en vóór of op den door burgemeester en wethouders te bepalen tijd bij dat collegie ingekomen zijn. Op den omslag der billetten moetmet aanduiding der serie waarop de inschrijving betrekking heeft, worden vermeld: Billet van inschrijving voor de geldleening van 160,000. De opening daarvan heeft in het openbaarop een door bur gemeester en wethouders te bepalen tijdstip, in eene vergade ring van hun collegie plaats. Binnen 4 dagen na het openen der billetten wordt aan de belanghebbenden, wier inschrijvingen geheel of gedeeltelijk zijn aangenomendaarvan kennis gegeven. Art. 5. Wanneer niet voor het volle bedrag der opengestelde serie van deze leening is ingeschreven of wel de inschrijvingen ten deele door burgemeester en wethouders onaannemelijk zijn geacht, wordt door dat collegie voor het resterend bedrag op i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 5