56
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Junij 1878.
vroeger bij raadsbesluit toegestaan. Spr. moet ten dezen opmer
ken dat voor dit planhij zal het maar noemen het 2ewel
oppervlakkig minder ruimte noodig is dan voor het le, doch dat
de oorzaak hiervan slechts hierin ligt, dat thans alleen is ge
nomen en met piketten afgezet de platte grond van het gebouw,
terwijl vroeger ook de omgeving in de berekening is opgenomen.
Dat een afstand van 3 meter tusschen het gebouw der Harmo
nie en de boomen als voldoende is aan te merken, dit negeert
spr. ten volle. Hij zou willen weten of men zich, indien het j
gebouw er stondmet die ruimte werkelijk zou te vreden stel- j
len. Voor zich ia hij van meening, dat men dit niet zou doen
en dat de heeren bezoekers al het mogelijke zouden doen om
het daarheen te leidenen spr. erkent het, hij zou casu quo even- j
eens handelen dat al datgene werd gekaptwat een vrij uitzigt
uit het gebouwzoowel in den tuin als daarbuiten eenigzins
belemmerde. Hij refuteert dus bepaald den aangeka&lden 3 meter
afstand.
Verder, zegt spr., wijst de commissie erop, dat die boomen,
welke men wenscht te behoudenkunnen verplant worden. Dat
zoodanige verplanting mogelijk is, is iets geheel ouds. Sedert
onheugelijke tijden weet men dat reeds. Spr. wenscht daartoe er i
even te wijzen, dat te Parijs wel geschied b. v. in het Bois do
Boulogne soms boomen van honderd jaren verplant worden. 1
Tevens wil hij opmerken, dat bij verplanting van boomen op j
hoogen ouderdomdeze soms niet opkomen en dat die ver
planting ook met zeer groote kosten gepaard gaat. De verplan
ting van oude boomen is, zegt spr., zeer duur. Wanneer uit-
roeijing of verplanting noodig is is het bestuur daar in den
regel niet tegen, maar in dezen wordt tegen uitroeijing op ge
zien want voor verplanting bestaat in dezen geene gelegenheid.
Men zou toch voor die verplanting niet terrein buiten den turn
willen kiezen en in den tuin is er geen plaats, om misschien
wel een 100 boomen nog te planten. Het door de commissie
aangehaalde van „verplanting"' kan dus ook ten dezen niet
opgaan.
De commissio wijst verder in haar nader schrijven op de 4000,
welke de stadvolgens haar oordeelgedurende 5 jaar van do
pacht van den Prinsentuin door de Harmonie meer geniet. Ook
dat punt meent spr. te moeten tegenspreken. Wij weten im
mers, zegt hij, dat er behalve de commissio voor do Harmonie
nog een inschrijver was, die bijna gelijke som heeft geboden.
Die industrieelzegt spr.zal dat bod zeker niet hebben gedaan
ten plaiziere der gemeente, zooals men zich dan wel eens uit
drukt maar wel ten eigen voordeele en buitendienook vóór
deze laatste verpachting is er voor do pacht van den Prinsen
tuin wel bod gedaan boven de ƒ3000. De hoogc pachtsom kan
alzoo ook geen werkelijk motief voor de Harmonie zijn en de
raad is ten dezen alzoo geen dankbaarheid aan het vuorloopig
bestuur der Harmonie verschuldigd.
Vervolgens wordt door de commissie voor de Harmonie in
haar nader schrijven ten opzigte van het finantiëel bezwaar
nog vermeld, dat de stichting van een nieuw huis in den tuin
in de plaats van het wijnhuisniet ten laste der Harmonie mag
gebragt wordenomdat het huis voor do pachters van den tuin
geheel overbodig is en het amoveren van het bestaande wijn
huis, alleen tengevolge zal hebben eene vergrooting van den
regenwaterbak bij het koffijhuis. Spr. erkent, dat zoolang de
Harmonie de pachteres zou zijn van den tuin, de behoefte aan de
stichting van het in dezen bedoelde gebouw en regenwaterbak
zich niet zoo zeer zou doen gevoelenmen zou dan water ge
noeg hebben, maar men moet er op rekenen, dat ook een an
der dan de Harmonie pachter van den tuin zal kunnen worden,
van waar verkrijgt men dan het noodige regenwater. Het oude
wijnhuis met bijbehoorende regenwaterbak is dan vervallen. De
femeente zou casu quo een nieuwen bak in den tuin moeten
oen maken en niet alleen een bakmaar ook in ieder geval
immers een dak waarop het regenwater valt. Ook dit argument
der commissie verliest naar spr. zijne waarde.
Voorts haalt het voorloopig bestuur der commissie in haar
meerbedoeld schrijven aan de groote uitgaven, die hij zich al-
rede om do zaak tot stand te krijgenheeft moeten getroosten.
Duizende guldenszegt de commissiezijn reeds ter zake uit
gegeven. Spr. zal en kan niet beoordeelen waaraan die duizen
den zijn besteed en wil gaarne voor waarheid aannemenwat
door de commissie ten dezen is beweerdmaar hij wenscht wel
te vragenof de plaats gehad hebbende uitgaven dan door den
raad zijn veroorzaakt? Hij wil er op wijzen, dat het eerste
plan voor de stichting van een Harmoniegebouwdat zoo goed
was uitgewerktniet door den raad is verworpenmaar door
de commissie voor de Harmonie zelve met het oog op het groote
kostenbedrag i's terug genomen. Dat bedoeld plan door dat
hooge bedrag onuitvoerbaar is geachtis niet aan den raad te
wijten. Ten slottezegt spr.voert de commissie als 't ware
nog hulptroepen aan. Waar bijna 500 personen tot de Harmonie
toetraden, (laar meent do commissie gerust haar verzoek te
mogen herhalenom niet aan te nemen het voorstel van bur
gemeester en wethouders. Het verwondert spr. dat nog 500
ingezetenen tot de Harmonie zijn toegetredenmaar hij wil er
op wijzen en dit dient men z. i. niet te vergeten, dat tegenover
die 500 misschien ook duizenden staan die eene andere ziens
wijze zijn toegedaan. Hem komt het voor, dat werd over het
al of niet wenschelijke der stichting van een Harmoniegebouw
in den Prinsentuin een plebiscit gehoudendit plebiscit zeker
ten gunste zou uitvallen van hen, die bedoelde stichting niet
wenschelijk achtenook in weerwil dat er een 500tal personen
zich reeds vóór die stichting verklaardenwelke omstandigheid
hij met innig leedwezen vernam.
Eindelijk wil spr. nog eene opmerking maken in verband met
hetgeen door den heer Dirks is gezegd omtrent het fonds van
I den Prinsentuin.
j De rekening van dat fonds ligt jaarlijks bij den secretaris ter
visie. Ieder die belang daarin stelt kan nagaan de batenmaar
I tevens ook de uitgaven. Alles wordt daarin punctueel aange-
teekend. De heer Dirks liet het voorkomenzegt spr.als of
niets uit dat fonds werd betaald neemt men echter inzag9 van de
rekening dan blijkt juist het tegendeelkosten als daar zijn
die van de muziektent, die der gasverlichting, die van festivi
teiten als van vuurwerkenilluminatie enz.voor al deze
kosten wordt het bedoelde fonds zoo noodig aangesproken. Meer
te dezer zake te zeggenwil spr. nietomdat ieder lid de ge
legenheid heeft, de jaarlijksche rekeningen van het fonds in
te zien.
De heer Dup&rc wenscht de woorden, waarmede de heer
Dirks zijne rede aanving, om te keeren. Indien de zaak der
Harmonie mogt vallendan zou menvolgens spr.gerustelijk
kunnen zeggen, dq,t dit is geschied ten gevolge van een tegen-
I standwaarbij ook zeer goed de woorden „van volharding"
konden worden gebezigd. Wel immers lieeft de Harmonie tal
van voorstanders gevondenwel is van veel sympathie ten haren
opzigte geblekenmaar zij is ook gestuit op een tegenstand
die zou kunnen doen denken, dat do stichting van een Har
moniegebouw niet in Leeuwardens voordeelmaar in haar
nadeel ware.
Spr. zal zich bij zijne beoordeeling der hangende voorstellen
bepalen tot algemeene beschouwingen- hij zal niet afdalen tot
de kwestiën van het maken van een regenwaterbakhet stich
ten van een nieuw huis in de plaats van het te amoveren wijn
huis enz.
De hoofdbezwaren, die burgemeester en wethouders in hun
voorstel tegen de voorgenomen stichting ontwikkelenzijn
zooals ook reeds door den heer Dirks werd opgemerkt,
drieërlei, n.l.1. van technischen aard; 2. van finantiëlenaard,
en 3. van localen aard. Er is tevens door dien spr. op ge
wezen dat punt 1 en 3 in naauw verband met elkander staan
en dientengevolge gevoegelijk te zaam zouden kunnen worden
behandeld. Spr. meent echter dat ook omtrent ieder punt op
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Junij 1878.
zich zelf genoeg ie aan te voerenom ze één voor één te be
handelen.
1. De technische bezwaren. Spr. wil erkennen, dat ook aan
dc uitvoering van het onder werpelijko plan bezwaren zijn ver
bonden, indien men zich alléén stelt op het standpunt, dat de
Prinsentuin niet dienstbaar mag worden gemaakt voor de Har
monie. Toch zal men z. i. ook moeten toestemmendat bij dit
plan vele bezwarendie bij burgemeester en wethouders
tegen een vorig plan bestondenzijn opgehevenen dat het
hoofdbezwaar van technischen aard in dezen slechts is de wel
stand. Rurgemeester en wethouders wenechen met dien welstand
rekening te houden, maar, vraagt spr., met welken welstand?
Met den wolstand op het Schoenmakersperk? Wist men niet
beter, men zou ongetwijfeld er toe geleid worden te denken,
dat te dezer plaatse een groot getal villa's of andere prachtige
gebouwen stonden. Als men echter van „welstand" in het be
lang van het Schoenmakersperk hoort sprekenzal men moege
lijk een glimlach kunnen onderdrukken. Spr. meent dat dit
argument hier niet kan opgaan, althans niet afdoende is. Wen-
schen burgemeester en wethouders zoozeer dien welstand op of
bij het Schoenmakersperk te bevorderendan zou hij hun in
overweging willen geven, zei ven te beginnen, nl. de bestaande
opslagplaats aldaar te doen wegruimendie alles behalve aan
genaam is voor de wandelaars in het algemeen en de bezoekers
van den Prinsentuin in het bijzonder.
Spr. gaat voort met de zaak zelve. Hij wil er op wijzendat
ook burgemeester en wethouders zeiven erkennendat aan
onderscheidene bezwarentegen het vorig plan bij hen ge-
rozen, thans is tegemoet gekomen. In verband hiermede komt
het hem voor, dat hetgeen nu nog tegen de stichting van een
Harmoniegebouw in den Prinsentuin wordt aangovoerd slechts
is napleiten, eene poging om terug te komen op eene niet
dan na langdurige debatten besliste zaak.
Burgemeester en wethouders verklaren zeiven, dat de nu
aangevoerde bezwaren ook bestonden tegen het eerste planen
toch werd dit planop hun eigen voorsteldoor den raad
goedgekeurd.
2. De finantiële bezwaren. Spr. wil eens geheel aannemen het
geen burgemeester en wethouders in hun voorstel zeggendat
n.l. do stichting van een Harmonie-gebouw op de verlangde
plaats voor de gemeente eene uitgaaf zal medebrengen van
20,000. Maar vraagt hijwat staat tegenover deze som In do
eerste plaats de 500 die de Harmonie jaarlijks als grondpacht
zal betalen, een bedraggekapitaliseerd, ƒ10,000 vertegenwoordi
gende. Daargelaten nu de vraagof de Harmonie niet die 20,000
geheel of een gedeelte daarvan zou willen dragenmeent spr.
bij de refutatie van de financiële bezwaren niet onaangeroerd
te kunnen laten een ander punt, n.l. het door burgemeester en
wethouders geopend vooruitzigtdat later van gemeentewege in
den Prinsentuin een gebouw zal worden gestichtals toevlugts-
oord voor de bezoekers van den tuin bij ongunstig weder.
Wordt dat vooruitzigt verwezenljjktdan zai de straks ge
noemde som van 10,000 nog moeten worden vermeerderd met
30,000 a ƒ40,000, die zeker wel noodig zal zijn voor die stich
ting, indien men althans ook eenigzins aan de toekomst wil
denken. Nu zal het wel allerminst in de bedoeling van burge
meester en wethouders zijn gelegen, om zoodanig gebouw te
doen oprigten in het voor de Harmonie veroordeelde terrein. Ook in
verband met hetgeen vroeger ten dezeD opzigte wel eens is
gezegdmeent spr. te mogen veronderstellendat men het ge
bouw zou willen plaatsen in het achtergedeelte van (len tuin
de plaats van het vroegere zoogenaamde Tournooiveld. Maar
dit zal niet kunnen geschieden dan met gebruikmaking van het
aldaar aanwezig schoolgebouw. Een nieuw schoolgebouw zou
alsdan echter weder op eeno andere plaats moeten worden ge
maakt, hetgeen wel nie4 minder dan 20,000 zou kosten. Behalvo
lmt gemis van do ÏC/JOO wegens gekapitaliseerde grondpacht
zal de gomccnto alzoo nog 60,000 hebben tc bestedenals zij
57
zelve overgaat tot de stichting van een gebouw in den Prinsen
tuin. Een geheel bedrag van 70,000 moet dus gesteld worden
tegenover de 20,000welke de gemeentevolgens het voor
stel van burgemeester en wethouders, zou moeten uitgeven bij
de uitvoering van het thans in behandeling zijnde plan voor de
stichting van een Harmoniegebouw door particulieren. Spr. laat
nog geheel in het midden do vraagofzoo de gemeente de
zaak tot zich neemt, niet nog meer gebouwen zouden moeten
worden geamoveerd. Bovendien houde men in het oog, dat bij
stichting van een Harmonie-gebouw in den tuinder gemeente
ook nog andere voordeelen zullen ten goede komen. Immers
de gemeente zalvolgens art. 8 van de in der tijd goedgekeurde
overeenkomst, het regt hebben om bij ongunstig weder over
de concertzaal te beschikken voor do des Zondags van wege
het gemeentebestuur in den tuin te geven muziekuitvoeringen
en tot andere doeleinden 3 maal per jaar. Dit acht spr. óók
een belangrijk voordeeleen voordeel dat wel niet onder
cijfers is aan te brengen, doch hier wel degelijk io aanmerking
moet worden genomen.
3. De locale bezwaren. Eigenljjk is hier slechts van één be
zwaar sprakehetzelfde dat men ook alweder vroeger dienst
heeft laten doende vrees, dat de Prinsentuin in de Harmonie
zal opgaan. Hierop geldt vooral sprs. straks geopperd verwijt,
dat men niets doet dan napleiten op eene eens voor goed be
sliste zaak. Het wordt inderdaad onaangenaam en verdrietig,
telkens op nieuw in wederlegging te moeten treden van zaken,
die eenmaal afgedaan waren. Intusschen schroomt spr. niet dit
te doen. Hij wijst ook thans weder er opdat door de stich
ting van een Harmonie-gebouw in den Prinsentuin juist aan dion
tuin en aan de gemeente eene groote dienst zal worden bewe
zen, en dat do vrees, die men koestert, zal blijken slechts een
schrikbeeld te zijn geweest. Veilig toch kan men aannemen,
dat verreweg het grootste getal abonné's van den tuin ook leden
van de Harmonie zijn of zullen worden. In ieder geval zal aan
de eerstgenoemden gelegenheid worden verstrekt om bij on
gunstig weder gebruik van de concertzaal te makeniets waar
door zal kunnen worden voorkomen de stichting van gemeente
wege van een gebouw in den Prinsentuin. Hoe kan bij dit
voordeel en voor de geabonneerden èn voor de gemeente zelve
nu ooit sprake zijn van een opgaan van den tuin in de
Harmonie?
De heer Bruinsmazegt rpr.heeft willen bewerendat
tegenover de 500 personen, die zich vóór de Harmonie hebben
verklaardwelligt duizenden stondendie geen stichting van
een Harmonie-gebouw in den Prinsentuin zouden wenschen.
Onwillekeurig kwam spr. hierbij te binnen eeno anecdoteEen
schapendief stond in Ierland teregt. Twee getuigen hadden hem
den diefstal zien plegen. Op do vraag van den regterwat hij
hiertegen had aan te voerenantwoordde hijdat hij de hon
derden aanwezigen zou kunnen oproepen te getuigendat nie
mand hunner iets van den diefstal had gezien. „Een paar hon
derd geldon moer dan twee", zeide de regter, men bedenke
steedshet geschiedde in Ierlanden hij sprak den beschul
digde vrij. De toepassing ligt voor de handzegt spr.tenzij
men hier het voorbeeld van den Ierschen regter zou willen
volgen.
Spr. herinnert voortswat betreft de stichting van een ge
bouw in (len tuin voor eigen rekening, dat hij ruim vier jaren
geledenbij de uitbreiding van den tuin aan den westkantop
de wenschelijkheid daarvan heeft gewezen, doch geen genoeg-
zamen steun mogt vindenomdat men door de kosten werd
afgeschrikt. Ware toen in bedoelden zin besloten, men had,
men vergeve opr. de uitdrukking, waarschijnlijk de geheelo
Harmonie beweging kunnen voorkomen. Stellig echter had men
toenmaals de nu aangeboden gelegenheidom zoodanig gebouw
geheel kosteloos to kunnen erlangenmet beide handen aan-
gegropen. Eu thans komt men uit cigon beweging op dat