p
.1
Verslag der handelingen tan den getneenteraadte Leeuwarden, van den 13 Junij 1878.
58
denkbeeld terugdoch alléén ala argument tegen de stichting
van een Harmonie-gebouw in den Prinsentuin
Burgemeester en wethouders erkennen intUBSchon dat de raad
oenigermate aan zijne zedelijke verpligting tegenover de Har
monie is gebonden! En hoo willen zij nudat aan die ver
pligting worde voldaan Zij wijzen adressanten op onbebouwde
terreinen bij het stations-gebouwdievolgens hun oordeel
voor eene winstgevende exploitatie ook zeer geschikt zouden
zijn. Het spreekwoord zegt„Goede raad is duur"doch spr.
gelooft, dat de raad, dien burgemeester en wethouders hier ge
ven voor hen althansal zeer goedkoop is. Het genoemde ter
rein komt spr. althans zoo ongeschikt voordat hjjals lid der
Harmoniezich daartegen ten sterkste zou verzettenomdat
hetzijns inzienszoo ongunstig mogelijk voor de zaak is
gelegen. Des winters is het veel te afgelegennu reeds laat
het min of meer afgelegene van den tegenwoordigen schouw
burg bij ongunstig weder zijn invloed gelden op het bezoek
des te meer zal dit hier het geval wordenwaar het te stich
ten gebouw voor concerten en tooneelvertooningen zoo goed als
buiten de stad zou worden gesticht. En wat meer den zomer
aangaatwie zalbij het vooruitzigt van stichting van gemeen
tewege van een gebouw in den Prinsentuin en terwjjl men
dien tuin voor muziekuitvoeringen zal blijven exploiterener
toe willen overgaan om aan den stationsweg een daarmede con
currerende inrigting te maken
Het gesprokene resumerendezegt spr.dat hij niet tot aan
neming van het door B. en W. aangeboden voorstel zal kunnen
meewerken. Dat voorstelhii blijft er bijis een napleiten op
eene eens uitgemaakte zaak. Nu weet spr. wel, dat men hem
zou kunnen tegenwerpen, dat het beter is ten halve gekeerd,
dan ten heele gedwaaldmaarvraagt hjjwaarom komen bur
gemeester en wethouders, indien huu ac uitvoering van het
betrokken raadsbesluit niet gewonscht tooschijnt, niet rondweg
voor den dag met een voorstel tot intrekking van dat raadsbe
sluit? Dit ware roijaler geweest dan om, zooals nu geschiedt,
langs zijwegen tot het beoogde doel te komen. Al dadelijk
trof het spr. bij do lezing van het thans in behandeling zijnde
voorsteldat punt c na punt b der conclusie was gesteld. Van
het standpunt van burgemeester en wethouders had punt c vóór
punt b moeten zijn gesteld geweest of liever het geheele punt b
hadden zij moeten weglaten. Op die wijze waren zij althans
met een rond voorstel voor den dag gekomen.
De heer Plantonga merkt opdat de heer Dirks zijne rede
is begonnen met te zeggendat hij in oude betrekking tot de
onderwerpclijke zaak stond. Ook hij zou dit kunnen zeggen
aangezien hij indertijd mede rapporteur was omtrent een toen
door burgemeester en wethouders ter zake ingediend voorstel.
Ook hij heeft meegewerkt tot de plaatsing van een Harmonie-
gebouw in den tuin en wel omdat hij die plaatsing, ofschoon in
principe daar sterk tegen, als een noodzakelijk gevolg beschouwde
van hot eens genomen besluit tot afstand in grondpacht van
terrein van den Prinsentuin voor de beoogde stichtiog. Waar
toch eenmaal de raad grond had afgestaanmoest hij ook naar
zijne meening toestaandat die grond bebouwd werd. Even
wel wil hij erkennendatnu burgemeester en wethouders in
die plaatsing technische bezwaren zien en daarom op het eens
genomen besluit wenschen terug te komenhij zich ook niet
schaamtals die bezwaren deelerdeop zijne vroeger uitge-
bragte stem terug te komen. Hij zal niet in eene nadere ont
wikkeling treden van de bezwarenals kunnende zeer goed
«Sndersckrjjven, hetgeen te dien opzigte door den heer Bruinsma
is gezegd. Één bezwaar, dat misschien van minder belang is,
doch dat tot dusver nog niet is opgemerktwil hij echter nog
ter zake biibreiigen. De heer Duparc, zegt spr., toeft het ter
rein aan den Stationsweg als veel te ongeschikt en afgelegen
geschilderd. Hij vindt hot Schoenmakersperkdoor de com
missie zoo begeer'! als plaats voor de stichting vau het Har
moniegebouw nog veel ongeschikternog veel ongelegener
en lastiger dan het tegenwoordig schouwburglocaal of het ter
rein bij den Stationsweg. De toegang naar het Schoenmakers-
perk leidt immers door de zoo naauwe Beijerstraat en Pijlsteeg,
straten waar langs zeker '/s zoo niet 19/g0 der bezoekers van
den tuin moet passeren.
Bij oenjge uitvoering in dat gebouw vooral des winters met
concerten of tooneelvoorstellingen zal het door do drukte met
rijtuigen, bijna ondoenlijk zijn daar langs te komen, en do raad
zal dan spoedig geroepen worden in de stremming van die pas
sage op de een of andere wijze te voorzien. Met het oog daarop
is het wel wenschelijk, dat voor de stichting van een Harmonie
gebouw eene plaats worde gekozenwaarvan de toegangen tot
geenerlei bezwaar aanleiding geven. Spr. meondeaangezien
tot dusver dit punt niet was ter sprake gebragtdit bezwaar
even te moeten vermelden.
De heer Suringar verklaart aanvankelijk met de meerder
heid van den raad te zijn meegegaan en zijne stem indertijd te
hebben gegeven aan eene voorwaardelijke concessie ten be
hoeve van de Harmonie. Spr. zegt voorwaardelijke concessie
want zoo heeft hij de zaak opgevat. Men besloot terrein van
den Prinsentuin in grondpacht af te staanmits aan 's raads
goedkeuring werd onderworpen het plan van bebouwing. Thans
staat men voor die goedkeuring en vraagt spr. zich nu af, of
het ingezonden plan zijne goedkeuring kan weg dragen
danhij moet het eerlijk bekennenzwicht hij voor de vele
daartegen ingebragte bezwaren.
Het tegenwoordig saisoen, spr. erkent het, werkt niet gun
stig om een raadslid tot die goedkeuring te stemmennadat
hem aanschouwelijk is geworden wat, met de plaatsing van
het ontworpen gebouwvan den Prinsentuin zal verloren gaan.
Het zou hem to zeer aan het hart gaaneen moord aan dat
schoone thans in volle dosch ter plaatse staande houtgewas te
helpen plegeneen moord aan zoo vele prachtige boomen. Hij
kan daartoe als lid van den gemeenteraadniet medewerken
en zal zich dus gedrongen gevoelen zijne goedkeuring aan het
ingezonden plan te onthouden en zijne stem aan het voorstel
van burgemeester en wethouders te geven.
De heer Wiersma verklaart alleen het woord te hebben ge
vraagd, om eene enkele door den heer Duparc gemaakte opmer
king te beantwoorden, 't Was niet zijn voornemen om in deze
vergadering iets vóór of tegen de goedkeuring van het inge
zonden plan in het midden te brengenof om het voorstel
nader toe te lichtenofschoon hij wel wil verklarendat hij
zich daarmede geheel vereenigt en daartoe heeft medegewerkt.
Spr. meentdat zijne opinie ter zake genoegzaam bekend is.
Hij is altijd geweest tegen de stichting van een Harmonie
gebouw in den Prinsentuinomdat hij meendedat daardoor
die tuinalthans voor een groot deel aan zijne bestemming zou
worden onttrokken en het ook voor de Harmonie zelve beter
was, dat haar eene andere plaats worde aangewezen.
De heer Duparczegt spr.heeft er Bterk op gedrukt en het
zelfs eenigzins afgekeurd dat in het voorstel van burgemeester
en wethouders zoodanige andere plaats word genoemden niet
zooals dat geachte lid zich uitdrukteaangewezen. Hij heeft
hetgeen desbetreffend in hot voorstel staat als het ware doen
voorkomen als een overijld woord, dat in dit voorstel geenszins
paste. Spr. kan zich hiermede niet vereenigen. Spr. in ieder
geval beschouwt het terrein langs den Stationsweg voor het be
oogde doel veel geschikter dan dat in den Prinsentuin. aMen
heeft er een veel boteren toegangsweg, terwijl do ruimte van
den omgelegen open aanleg voor eene winstgevende exploitatie
zeer geschikt is.
Wat betreft de laatste door den heer Duparc gemaakte op
merking, n.l. dat het veel roijaler geweest zou zijn, indien bur
gemeester en wethouders punt c der conclusie voor punt b had
den g'steld, of eerst wanrn gekomen met een voorstel tot in
■i
Verslag dor handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van don 13 Junij 1878.
trekking ?an het eens genomen raadsbesluit. Spr. kan die
opmerking geenszins deelen. Hij is juist van tegenovergesteld
gevoelen en meent dat men er het collegie een grief van zou
kunnen maken, indien het had voorgesteld op grond van mooije-
lijkheden bij de uitvoering, op eene eens door den raad genomen
beslissing terug te komen. Bepaald is hij van oordeeldat
wanneer burgemeester en wethouders bij de uitvoering van
raadsbesluiten op bezwaren stuitendie vroeger of over het hoofd
zijn gezien óf waarop niet genoegzaam is geletzij dit aan den
raad slechts hebben kenbaar te maken en het aan dezen moeten
overlaten het initiatief tot intrekking te nemen. Zoo hebben
ook in de/en burgemeester en wethouders gerekend dat het
niet op hun weg lag om een voorstel tot intrekking van het
eens genomen raadsbesluit te doen, hoewel de meerderheid met ge
noegen zoude zien dat het besluit werd gewijzigd. Van mindere
royaliteit of grieven kan dus in dezen geen sprake zijn. Het collegie
was bij het doen van het thans in behandeling zijnde voorstel be
paald overtuigddat de raadtoen hij in beginsel besloot tot
afstand in grondpacht van terrein van den Prinsentuin voor de
stichting van een Harmonie-gebouw, hij zich alles niet zoo
goed kon voorstellen als thans. Toen miste men o. a. nog de
berekeningenen dus nietzooals de heer Dirks zich uitdrukte,
de globale opgave van de kostenwelke van die stichting voor
de gemeente het gevolg zouden zijn. Dit gevoegd bij andere
motievenleidde het collegie er toe hunne bezwaren ten dezen
kenbaar te maken en het onder werpelijke voorstel aan te bieden.
De heer Bloembergen wenscht ook nog eenige woorden
in het midden te brengenen dat wel alleenten einde eenige
punten te bespreken, van de nader door de commissie voor de
Harmonie ingezonden notapuntendie spr. minder juist voor
komen.
Zijne eerste opmerking betreft die zinsnede der nota, waarbij
wordt gezegddat eerst toen plannen zijn ontworpentoen dooi
den raad het beginsel van grondafstand in den tuin was uitge
sproken en de zekerheid bestond dat die vraag niet van invloed
zou zijn op een door de commissie in te zenden plan. Het
komt spr. voordat dit onjuist is. Naar hij meentis men
toen met het ontwerpen van plannen begonnen, toen door den
raad het voorstel was aangenomen, strekkende om burgemees
ter en wethouders te magtigenom met het voorloopig bestuur
der vereeniging de Harmonieomtrent afstand van grond ten
behoeve van de stichting van een gebouw voor die vereeniging
in onderhandeling te treden.
Verder reikte des raadsbeslissing niet, dan dat deze zich
voorloopig niet ongeneigd verklaarde tot afstand van grond. Van
de nadere onderhandeling, van den aard der aan te bieden
voorwaarden en plannen zou het afhangen of hij in dien afstand
zou bewilligen. Vandaar dat hij zich uitdrukkelijk de nadere
beoordeeling en goedkeuring der voorwaarden en van het grond
plan voorbehield. Wel weet spr. dat men later bij de behan
deling van het voorstel van burgemeester en wethouders ter
vergadering van 26 April 1877 aan dat raadsbesluit eene wijdere
strekking heeft willen toekennenalsof omtrent den afstand van
grond toen reeds beslist waremaar hij weet ookdat die mee
ning van verschillende zijden is weersproken en beroept zich
tot staving van zijn beweren op de gedrukte verslagen van
's raads handelingen. In verband hiermede betwist hij dan ook
de redenering als zou de kwestie betrekkelijk den afstand van
grond niet van invloed zijn geweest op een door de commissie
in te zendon plan.
Integendeel meent spr. dat ze er wel degelijk mede tezamen
hing. Vandaar dat burgemeester en wethouders bij hun voor
stel van 11 January 1876 het aan hen ingodiende plan bij den
raad in behandeling bragtcnte gelijk met hun bepaald voor
stel omtrent het verleenen van regt van opstal cp don benoodig-
den grondzoodat des noods des raads beslissing geheel op dat plan
was gegrond en daarmede zamenhiug. En, zoo vervolgt hij,
waar nu het bestuur de? Harmonie is teruggedeinsd voor 'de
59
uitvoering van dat plan daar meen ikdat de raad zich weder
op het vrije standpunt beweegt om bij do beoordeeling van
het nader oaugeboden plan ook den grondsafstand op hot oog
te houden. Die voorstelling heeft spr. zich althans gemaakt en
hij meent daartoe volkomen geregtigd te zijn. Bij vroegere
gelegenheid heeft hij zich steeds tegen de zaak verklaard, met
het oog op de afbreuk die de tuin casu quo zou ondervinden
wat het beschikbaar terrein betreftin verband waarmede hij
thans alle vrijheid meent te hebben om zich tegen de goedkeu
ring van het ingezonden plan te verklarente meer omdat
naar zijne wijze van zientegen dat plan belangrijke bezwaren
bestaanbezwarendie niet zoo zeer de uitgestrektheid van
den grond voor do stichting benoodigd betreffenals wel meer
de inrigtingen van het gebouw en den invloed op de omgeving.
Hij beschouwt de Harmonio als tot groote schade en nadeel
voor den welstand en de sierlijkheid van den tuin te zullen
zijn, in verband waarmede het hem onmogelijk is tot goedkeu
ring van het ingezonden plan te adviseren.
Voorts wenscht spr. nog een enkele opmerking te maken,
in betrekking tot dit plan en in verband met de veronderstel
ling van de commissie van bestuur der Harmonie, dat burgemoes-
ter en wethouders van een minder juist standpunt zijn uitgegaan
door aan te nemen, dat de toegang tot het gebouw volgens het thans
07ergelegde ontwerp dezelfde is als die van het vroeger goed
gekeurde eene veronderstelling waartoe de commissie meent
geregtigd te zijn door de opgaaf van burgemeester en wethou
ders dat de toegang zou zijn ontworpen aan de westzijde van
den JNoordelijken gevel, hetgeen volgens haar, geenszins het
geval is, dewijl de toegang gelijkvloers is ontworpen op het
midden van den Noordelijken gevel. Spr. geloofc dat bij inzage
der teekening zal blijken dat burgemeester en wethouders ten
dezen zich juist op een goed standpunt hebben geplaatst. Daar
uit blijkt toch, dat de toegaüg immers zal komen in het mid
den der zaalm«ar niet in het midden van het geheele ge
bouw en dus wel degelijk aan de westzijde of het westeind van
den noordelijken gevel. Verder wenscht spr. te verklarendat
hijwat betreft den aard van het door burgomeester en wet
houders aangeboden voorstelzich geheel kan aansluiten bij het
geen dienaangaande door zijn buurman ter regterzijde (den heer
Wiersma) is in het midden gebragt. Hij geeft overigens do
verzekering, dat bij het ingediende voorstel geheel rekening is
gehouden met vroeger door den raad genomen beslissingendoch
dat hijmet allen eerbied voor die besluitenzijne stem niet kan
geven aan het door de commissie voor de Harmonie ingezonden
ontwerpomdat hij zich niet verantwoord rekentwanneer door
de voorgenomen stichting ten beoogde plaatse aan den zoo hoog
gewaardeerden tuin eventueëi groote afbreuk zou worden be
rokkend.
De heer Duparc wenscht nog kortelijk terug te komen op 't geen
hij het „geïncrimineerde punt" zou willen noemenn l. dat bur
gemeester en wethouders in dezen minder royaal voor den dag
zijn gekomen. Tot die bewering mod men komenals men
leest hetgeen staat op bladz 28 der bijlogen „dat n.l. bij het col
legie door de gebleken vrees van sommige raadsleden dat bij
vestiging van een Harmoniegobouw in den Prinsentuinlaatst
genoemde inrigting als 't ware zal opgaan in do eerstede over
tuiging is levendig geworden, dat de gemeente liever zelf moet
voorzien in eene eenvoudige inrigting om de bezoekers van den
Prinsentuin bij slecht weder eene doelmatige localiteit to ver
schaffen." Deze woorden, in verband gebragt met punt c der
conclusie van het voorstelwaarbij der commissie voor do Har
monie in overweging wordt gegeven, voor de stichting van haar
gebouw naar een ander terrein om te ziengoven z. i. alle aan
leiding om uit het voorstel van burgemeester en wethouders te
distilleren dat het collegiealthans de moorderheid daarvan
thans gen iiarmoniegebouw in den Prinsentuin toil. Nu zegt
de heer Wiersma wel, dat burgemeester en wethouders hebben
gemeenddat het niet op hunnen weg lagom nu het blijkt
n
•tl
'4
i'i