74 Verslag der handelingen van den gem-cent"
rigt aan den raadwaarbij o. a. verzocht wordt vergoeding van
schadedie naar der adressanten bewering voor hen een gevolg
is geweest van de handelwijze door burgemeester en wethou
ders bij de besteding van het beurs-waaggebouw gevolgd. Nu
komt het hem toch voor, dat dergelijk verzoek wel degelijk
tot de competentie van den raad behoort en dat deze dient te
beslissen, hetzij tot toe-, hetzij tot afwijzing van het verzoek.
Mogt de raad behalve de reeds verstrekte nog meerdere in
lichtingen ter zake verlangendan zou men het te dien einde
aan burgemeester en wethouders kunnen renvoijeren, maar niet ten
fine van beschikking. Hem althans wil het denkbeeld niet aan,
dat eene beschikking te dezer zake buiten de competentie van
den raad ligt.
De heer Wiersma moet opmerken, dat adressanten zich
met hun adres tot den raad hebben gerigt en dus van dezen
ook antwoord dienen te ontvangen. Door renvooi aan burge
meester en wethouders kan z. i. de zaak niet afgedaan worden.
Ook hij wenscht in dezen eene beslissing van den raad, al is
het dan ook dat de raad, omdat het verzoek op een geheel
verkeerde basis rust, wel niet voor inwilliging vatbaar is te
achten. Verkeerde basis, zegt spr.omdat de inlevering van
briefjes na zeker uur volstrekt niet volgens de bestedings-voor-
waardennietigheid dier briefjes kan medebrengen. Omtrent
het juiste tijdstip van inlevering der briefjes is volstrekt geen
verbindende bepaling. Alleen is in de courant zeker uur ge
noemd. Wanneer de laad het adres eenvoudig ter zijde wil
hebben gelegdzou z. i. daartoe het meest geschikt zijneene
motie, waarbij wordt bepaald, dat de raad, overwegende dat
de basis voor de pretentie van adressanten geheel uit de lucht
is gegrepengaat over tot de orde van den dag. Spr. meent
'dat eene beslissing op zaken als de onder werpel ij keniet bij de
wet aan burgemeester en wethouders is opgedragen.
Hierna wordt het door den Voorzitter gedaan voorstel, om
de behandeling van hot adres met daaraan toe te voegen voor
stel van burgemeester en wethouders tot eene volgende ver
gadering uit te stellenzonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Wordt verder ter tafel gebragt
1. Een voordragt ter benoeming van een eersten hulponder
wijzer aan gemeenteschool no. 4.
Op deze voordragt zijn geplaatst: 1. Fokko Duiker, thans
hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 82. Abe Bekius, idem
aan gemeenteschool no. 43. Hijlke Hoogeveenidem aan ge
meenteschool no. 10.
Deze voordragt is ter visie gelegd om in eene volgende ver
gadering te worden behandeld.
2. Een adres van H. Keilmanschipper in het trekveer van
Bolsward op Leeuwardenhoudende verzoek dat geen concessie
wordt verleend tot het aanleggen van een tweede veer tusschen
genoemde plaatsen.
Ten fine van praeadvies in handen van burgemeester en wet
houders gesteld.
3. Eene missive van den schuttersraadten geleide van de
begrooting der kosten voor de schutterijdienst 1878.
In handen gesteld van de heeren Attemavan Sloterdijck en
Troelstra ten fine van onderzoek en rapport.
V. Wordt medegedeeld
1. dat door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd 's raads
besluiten tot: a. tot onderhandsche verhuring van een plekje
gemeentegrond aan den Harlinger trek weg aan M. J. Wijbenga;
b. het aangaan eener geldleening groot ƒ160,000, ten behoeve
van de stichting van een beurs-waaggebouwen c. tot wijziging
van en het doen van af- en overschrijvingen op de gemeente-
begrooting dienst 1877
2. dat door burgemeester en wethouders is benoemd tot gaar
der der veemarktgelden Johe. Lubach alhierzulks in plaats
van J. Bergsmaoverleden
raad te Leeuwarden, van den 11 Julij 18f7S.
3. dat voor de leden ter visie is gelogd het proces-verbaal
van verificatie der gemeentokas, d.d. 9 Julij j.l.
YI. Verder wordt medegedeelddat burgemeester en wet
houders zich met een adres tot de tweede kamer der staten-
generaal hebben gerigt om niet aan te nemen een door den
heer Schimmelpenninck ingediend amendement op art. 45 der
thans bij de kamer in behandeling zijnde wet op het lager on
derwijs.
Ofschoon dit adres buiten den raad is omgegaanstellen bur
gemeester en wethouders er toch prijs" op dat do raad er ken
nis van draagt, in verband waarmede van den inhoud lecture
wordt gedaan.
Dit adres is van volgenden inhoud:
Aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Geven met gepasten eerbied te kennen burgemeoster en wet
houders van Leeuwardendat hun collegic met groote belang
stelling kennis heeft genomen van het thans bij de kamer in
behandeling zijnde ontwerp tot herziening der wet op het lager
onderwijs enzonder overigens in eene beoordeeling van do ver
diensten van dat ontwerp te willen tredenonder anderen met
genoegen het beginsel daarin opgenomen heeft begroetom van
rijkswege een deel der steeds toenemende kosten van het onder
wijs te vergoedendie thans uitsluitend door de gemeenten wor
den gedragen.
Inzonderheid voor onze gemeente achten wij de opneming van
dat beginsel in de wet van belang, dewijl het niet te ontkennen
valtdat zij voor eene onbekrompen toepassing der bestaande
wetten op het lager en middelbaar onderwijs zich financiële
offers heeft getroost, die, hoe goed ook besteed, toch in ver
houding tot de draagkracht der ingezetenen uiterst bezwarend
mogen worden geacht. Hoe gemakkelijk het ons zoude zijn dit
beweren door statistieke gegevens te staven zullen wij ona
daarvan onthouden, eensdeels omdat wij den tijd van uwe ver
gadering te kostbaar achten om hare leden met dergelijke becij
feringen bezig te houdenten anderen omdat het cijfer van
111,000, of ruim 4 per hoofd van de bevolking, op de be
grooting van 1878 voor gewone kosten van lager en middelbaar
onderwijs uitgetrokkenmeer dan voldoende zal zijn om u van
de juistheid van ons beweren te overtuigen.
Door die belangrijke uitgaven ten behoeve van het onderwijs,
zijn de gemeentelijke belastingen te Leeuwarden tot een cijfer
gestegen, hetwelk dat der belastingen in andere met Leeuwar
den in bevolking en draagkracht nagenoeg gelijkstaande ge
meenten aanzienlijk overschrijdt, zoodat verdere opdrijving inder
daad verplaatsing juist van het meer vermogende deel der
bevolking, en dientengevolge nog zwaardere lasten voor de
overblijvenden zou kunnen veroorzaken.
Het gemeentebestuur ziet zich uit dien hoofde telken jare dan
ook verpligt, wenschelijke ja noodzakelijke uitgaven in het
belang van gezondheid, welstand en veiligheid achterwege to
laten.
In deze omstandigheden achten wij de voorgestelde vergoedins
van 30 ten honderd der uitgaven voor het onderwijs een hoogst
billijke en door het openbaar belang allezins gemotiveerde
maatregel.
Des te meer moest het ons te leur stellendat een uwer
leden door een amendementstrekkende om de vergoeding van
30 ten honderd enkel toe te kennen voor de meerdere uitgaven
die een gevolg van de toepassing der nieuwe wet zullen zijn,
de billijke strekking der bepaling ten eenenmale illusoir tracht
te maken.
Eene zoodanige ingrijpende beperking zou toch natuurlijk
daartoe leidendat juist gemeenten die zich tot nog toe nalatig
of onwillig in de toepassing der maatregelen ten behoeve van
het onderwijs betoonden, en die derhalve bij de te wachten
hervorming de meest belangrijke kosten zullen hebben te maken,
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 Julij 1878.
75
van 'srijkswege zullen worden ondersteund, maar daarentegen
gemeenten die als de onze door vroegere vrijgevige maatregelen
thans meer dan de anderen zijn beiast, doch tevens eene niet
zoo belangrijke toename der uitgaven voor het onderwijs hebben
te wachten, weinig of niets zullen genieten.
De hulp van het rijk wordt volgens dat amendement aan do
gemeente verleend in omgekeerde verhoudiug tot den vroeger
betoonden ijver der besturen om de belangen van het onderwijs
te bevorderen en van de opofferingen die de ingezetenen zich
daarvoor hebben getroost.
Mogt uwe vergadering, om redenen die wij niet kunnen
bcoordeelen, het toekennen van vergoeding van rijkswege min
der raadzaam achten en derhalve dat beginsel uit de wet willen
ligtcnwij zouden het betreurendoch niet te min het besluit
eerbiedigendoch een maatregel als de voorgesteldewaardoor
de nalatige gemeenten boven de anderen zouden bevoorregt wor
den en waardoor bij eene welligt niet te vermijden verzwaring
der rijksbelastingen ten koste van de ingezetenen der gemeenten,
die hun openbaar lage- onderwijs reeds vroeger behoorlijk regel
den ondersteuning aan die nalatige gemeenten zoude worden
verstrekteene zoodanige maatregel kan niet anders dan hoogst
onbillijk worden genoemd en zou naar wij ons voorstellen de
meest regtmatige ontevredenheid wekken.
Hoewel wij vertrouwen mogen dat deze onbillijkheid ook der
aandacht van uwe vergadering niet zal zijn ontsnapthebben
wij het toch van onzen pligt geacht op dc hoogst bedenkelijke ge
volgen te wijzen die de aanneming van een amendement zoude
hebben in den geest als dat hetwelkvolgens de dagbladen door
het lid uwer vergadering den heer Schimmelpenninck, op art.
45 van het ontwerp is ingediend en verzoeken wij uwer verga
dering eerbiedig daaraan uwe adhaesie niet te willen schenken.
't Welk doende
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. J. BRUINSMAL.-B.
De Secretaris
P. A. BERGSMA.
Leeuwardenden 7 Julij 1878.
De Voorzitter, vertrouwende dat dc raad kan goedkeurende
strekking van dit adresstelt voor de gedane mededeeling voor
kennisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Dc hoer de la Faille verschijnt alsnu ter vergadering.
VII. Wordt overgegaan tot behandeling van de op don op-
roopingbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorderbaar-
verklaring van aanslagen in de belasting op het inkomen en op
het houden van honden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform do
conclusie van dit voorstel besloten
I. oninvorderbaar te verklaren de aanslagen in de directe
belasting op hot inkomen en in die op het houden van honden
ten bohoevo van deze gemeente geheven over de jaren 3874
1875, 1876 en 1877vermeld op de staten onder lett. A tot D,
ingezonden door den gemeenteontvanger bij missive van den 24
Junij 1878, no. 1517, ten bedrage als volgj:
a. wegens belasting op het inkomen over 1874, 1875 en 1876
f 100 97;
7 0? TCg0ns belasting °P het houden van honden dienst 1876
c. wegens belasting op het inkomen ton name van personen
die in den loop van het dienstjaar 1877 naar elders zijn vertrok
ken 2011.915;
d. wegens belasting op het inkomendienst 1877waarvan
de voldoening, ook bij vervolging, niet heeft kunnen worden
vorkregen, ƒ512.63;
II. den gemeenteontvanger te magtigon om op de betrekke
lijkc kohieren als oninvorderbaar af te schrijven de sommen op
do sub I bcdoeldo staten vermeld.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan den adjunct
commies B. van Weemen van Noord eene grati ficatie toe te kennen.
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten,
en wel zonder discussie en hoofdelijke stemmingom aan den
heer B. van Weemen van Noord, adjunct-commies, belast met
de aanhouding dor bevolkings- en wijkregisters in deze gemeente,
eene gratificatie toe te kennen van f 100 voor door hem buiten
de kantooruren verrigtte werkzaamheden aan de nieuwe bevol
kings- en wijkregisters.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het toekennen
van eene gratificatie aan de beide bevolkings-agenten.
De conclusie van dit voorstel luidtaan Jacob Goor en Her
manns Siersma, bevolkings-agenten dezer gemeente ieder eene
gratificatie toe te kennen van f 25 voor buitengewone werk
zaamheden door hen verrigt voor de zamenstelling van het
nieuwe wijkboek dezer gemeente.
De beraadslagingen over dit voorstel geopend zijndegeeft
de heer van Siotsrdijck te kennen, dat hij zich niet tegen
het verleonen der in dezen bedoelde gratificatie zal verklaren
omdat het hem voorkomt dat in dezen eene vergoeding boven
het tractement geenszins misplaatst is. Toch kan hij niet zoo
geheel met het voorstel meegaan. Hij meent, dat deze ver
goeding is een stap of liever een zekere vorm om tot verhoo
ging van het tractement der bevolkings-agenten te komen. Te
meer meent hij ditomdat z. i. bedoeld tractement niet staat in
verhouding of evenredigheid met den omvang en aard hunner
werkzaamheden en ook minder bedraagt dan do bezoldiging
door hen vroeger genoten als policiedienaren le klas. 't Spreekt
van zelf, zegt spr.dat een en ander niet aan de aandacht der
bevolkings-agenten is ontgaan. Hij zou in verband met het
aangevoerde gaarne van burgemeester en wethouders eenige
inlichting ontvangen op do vraag of het collegie misschien ook
reeds heeft gedacht aan eene verbetering van het tractement
der bevolkings-agenten, iets wat hij zou prefereren boven het
vcrlecnen eener gratificatie.
De Voorzitter zegt, dat eene wijziging der tractementen
van de bevolkings-agenten tot nog too geen punt van overwe
ging heefc uitgemaakt, daar de nieuwe regeling betreffende de
aanhouding der bevolkingsregisters nog te kort in werking is
om nu reeds een oordeel over den omvang der werkzaamheden
van bedoelde ambtenaren te kunnen uitspreken. Do bewerking
der nieuwe bevolking- en wijkregisters heeft natuurlijk veel tijd
en buitengewone werkzaamheid gevorderd, doch men vleit zich
dat die nieuwe regeling thans atgoloopen zijnde, die registers
ook verder geregeld en met minder moeite zullen kunnen wor*
den bijgehouden. Mogt het echter blijken, dat de van de be
volkings-agenten te eischen diensten niet in verhouding staan
tot het hen toegekend tractementdanzegt spr.zullen bur
gemeester en wethouders zeker niet aarzelen de noodige stap
pen te doen tot verhoogiog. Men dient evenwel niet uit het
oog te verliezen dat de bevolkings agenten bij hunne sollicitatie
zeer goed wisten dat het tractement lager was dan datdoor
hen als policiedienaren genoten, doch zolvo verklaarden niette
min eene betrekking die minder aanhoudende en zware inspan
ning vorderde te verkiezen.
De heer T.coelstra zal zich evenmin als de heer van Slo
terdijck togen het verleonen der in dezen bedoelde gratificatie
verklarenmaar wil slechts doen uitkomondat hij in beginsel
wel mot dien spr. kan meegaan. Het komt hem niet gewenscht
voor om voor alle buitengewone diensten vau ambtenaren, gra
tificatiën to vcrlecnen. Hij meent, dat dio gratificatiën in den
regel, althans dikwijls, naijver en ontevredenheid bij andore
ambtenaren opwekt en dat er dienaangaande al spoedig sprake
is van achtoruitzottcn of iets dergelijks, omdat dan van de eene