90 Verslag der handelingen van den gemeenter
In de derde sectie heeft men de zaak au fondmaar in de
le en 2eminder volledig behandeld. Daar heeft men niet
zoo zeer gelet op de gronden voor en tegen de zaak als op de
omstandigheden waaronder zij werd voorgedragen zoodat men
ten dien opzigte gerust kan zeggen dat de behandeling onvolle
dig is geweest.
Intusschen zijn in den tijd na het indienen van het voorstel
het onderzoek en het uitbrengen van het rapport verloopende
omstandigheden zeer veranderd. Men leefde toen het voorstel
door burgemeester en wethouders werd gedaan onder een geheel
anderen indruk als thans. Toen kon er met regt nog gesproken
wordenover eene met goed gevolg te bekroonen aanvraag tot
magtiging om in verband met de oprigting eener ambachtsschool
de bestaande burgerdag- en avondschool op te heffen. Thans
echter kan daarvan geen sprake meer zijn. De hoop toch op
het bekomen van zoodanige magtiging is verdwenennadat op
eene gelijksoortige aanvraag door het gemeentebestuur van Gronin
gen aan den Minister gerigt. eene afwijzende beschikking is beko
men. De kwestiën zijn naar spr.'s inzien door die afwijzende be
schikking zeer vereenvoudigd, dewijl het le punt van het voor
stel van burgemeester en wethouders daardoor eigenlijk is verval
len wantzegt spr.wat aan Groningen werd geweigerd, zal aan
Leeuwarden zeker wel niet worden toegestaan. Het terrein is
door meerbedoelde beschikking als het ware schoon gemaakt
en dit geeft z. i. alleen genoegzamen grond om burgemeester
en wethouders in overweging te gevenhun voorstel met het
oog op de zoo zeer veranderde tijdsomstandigheden in te trekken.
In de tweede plaats meent spr.dat er allezins gronden be
staan om met het nemen van een besluit omtrent de oprig
ting eener ambachtsschool nog wat te wachten. Men kan dan
eerst zienwat te Groningeneen staddie althans wat de
belangstelling omtrent het onderwijs betreft, met do onze wel
is gelijk te stellengeschiedt. En dan zoo vervolgt spr.er is
immers in den van den heer Steijn Parvé ontvangen brief sprake
van herziening der wet op het middelbaar onderwijs Het zou
spr. geenszins verwonderen of die herziening zalnu de nieuwe
wet op het lager onderwijs is of althans staat aangenomen te
wordennu er ook reeds een nieuw leerplan voor de gymnasia
is vastgesteld eo in de Staats-Courant opgenomen, zeker spoe
dig volgen. De minister toch heeft getoond zijne beloften ten
dezen te willen vervullen.
Zooeven noemde spr. het gymnasiumnu hij toch dat punt
heeft aangeroerdwil hij daaromtrent nog een enkel woord in
het midden brengen. Hij wenscht te vragen of er in de gege
ven omstandigheden geen reden bestaat om zich ten opzigte
van de reorganisatie van bedoelde inrigting iets te haasten.
Leeuwarden zegt hijvalt toch in die categoriedat zij ver
pligt is eene groote uitbreiding daaraan te geven. Bij eene
vorige gelegenheid in Augustus 1877 toen de verryandentie van
het gymnasium hier behandeld werdspr. zat toen aan overzij,
doch wil hiermee juist niet te kennen geven, dat hij geheel van
meening is veranderdheeft hij de reorganisatie van het gym
nasium toen duchtig, iets ontijdig, bestreden. Nu echter zal
hij na het vaststellen van het nieuwe leerplan haar ondersteu
nen. J.l. Zaturdag heeft hij met zeer veel genoegen een exa
men van de leerlingen dier inrigting bijgewoond en bij die ge
legenheid is bij hem zoowel door het bes: uur als door de leeraren
der school krachtig aangedrongenom in deze vergadering de
spoedige reorganisatie van het gymnasium ter sprake te brengen.
Nadat de Voorzitter den heer Dirks had opgemerkt, dat de
ambachtsschool en niet het gymnasium het punt van behande
ling isvervolgt spr.dat hij de aanhaling ten opzigte van het
gymnasium meende te moeten doenmet het oog op de groote
kosten, aan de reorganisatie dier inrigting verbonden. Die
kostenwaartoe voor de gemeente verpligting bestaat om ze te
makenwenscht hij in verband te brengen met de uitgaven
aan de oprigting eener ambachtsschool verbondenwaartoe
geene verpligting voor de gemeente bestaat. Eersten daartoe
strekte zijne vermelding van eene spoedige reorganisatie van het
gymnasiumzou spr. willen voorzien in de uitgaven waartoe
IS
lad te Leeuwarden, van den/H" Julij 1878.
men verpligt isom daarna een besluit te nemen omtrent on-
verpligte uitgaven enzoo vervolgt spr.de uitgaaf voor de
ambachtsschool waartoe men niet verpligt is, is geenszins ge
ring. Men bedenke dat zij ter vorige vergadering door den
Voorzitter zjjn genoemd ais bedragende jaarlijks omstreeks
f 15,000.
Een en ander leidt spr. tot de opiniedat het werkelijk wen
schelijk is dat burgemeester en wethouders hun voorstel omtrent
de ambachtsschool intrekken en niet aan stemming onderwerpen.
II. Zie pag. 78, le kolom, voor het gesprokene door den
heer Suringar.
De heer Dirks wenscht kort te antwoorden op hetgeen door
den heer Duparc is opgemerkt. Wat spr. betreft, hij erkent
gaarne dat hij hier andere argumenten heeft gebezigd dan in
het verslag zijn vermeld. Maar dat sprak van zelf. Hij heeft
immers gesproken over geheel veranderde tijdsomstandigheden
en zijn gehcele redenering was. althans voor een groot gedeelte,
als 't ware daarop gebaseerd. Daarom heeft hij van Groningen
gesproken en van eene nu welligt spoedig te wachten herzie
ning der wet op het middelbaar onderwijs. Dat allen waren
puntendie den eind-rapporteur niet in 1877 konden worden
opgegeven. Zijne redeneringhij erkent het waszooals de
heer Duparc teregt opmerkteeen supplement verslagmaar
een supplement, strekkende om den raad op de hoogte te
brengenwaarom hij burgemeester en wethouders in overwe
ging wenschte te geven hunne voorstdien omtrent de ambachts
school in te trekkenniets meer en niets minder.
III. Zie pag. 822o kolomna het gesprokene door den
Voorzitter.
De heer Dirks wenscht den heer Duparc niet in al zijn be
weren te bestrijden, maar moet toch opmerken, dat. naar het
hem voorkomtdie spr. bij dat beweren inconsequent is gewor
dendaar hij. niettegenstaande het le punt der conclusie van
het verslag van rapporteurs, strekkende om niet aan te nemen
het voorstel van burgemeester en wethouders met algemeene
stemmen is gesteldtoch nu met burgemeester en wethouders
meegaat, om in verband met de oprigting eener ambachtsschool
van de regering magtiging te vragen tot opheffing van de bur
gerdag- en avondschool.
In de tweede plaats moet hij opmerken, dat men de draag
kracht der ingezetenen ook niet tot den uitersten grens moet
drijven, reeds nu wordt hier te veel van de ingezetenen gevergd.
Dat is hem o. a. dezen morgen nog gebleken uit de stukken
betrekkelijk de oninvorderbaarheid van aanslagen in de belasting
op het inkomen waaruit bleekdat men zes personen twee
malen voor de belasting heeft aangeslagenvan die personen
zou dan toch wel wat heel veel gevergd worden.
Danzegt spr.vindt hij het zoo vreemddat bij de vele
uitgaven die der gemeenten worden opgelegd, nog altijd slechts
3/4 van het personeel wordt toegekendwaarom, zoo vraagt hij
in dezen niet het geheele personeel aan de gemeenten toege
kend? En het antwoord ligt voor de hand, omdat de regering
dan nog altijd bij magte blijft dit 3/4 te verminderen, ja te
schrappen. Wie stelt ons borg dat wat de gemeenten voor de
onderwijskosten zal worden uitgekeerdniet weder op deze
wijze kan worden ontnomen? Onder den tegenwoordigen ge
heel veranderden toestand van 's lands finantiën stelt hij zich
van de werkeljjke tegemoetkoming aan de gemeenten niet zoo
veel voor dat men daaruit een ambachtsschool zoude kunnen
bekostigen.
Dit alles meende hij nog even in het midden te moeten
breDgen.
Verslag der handelingen van den gcmecntorai
Vergadering van Donderdag 8 Augustus 1878.
Tegenwoordig 14 leden.
Afwezig do heer Wijbrandi zonder- en de heeren do la Faille.
Kjjmmell, Buma, Suringar, Plantenga en Bloembergen met
kennisgeving.
Voorzitter de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengcrs,
burgemeester.
I. Do notulen van de vorige op 25 Julij j.l. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
IL Wordt tor tafel gebragt:
1. Het rapport der raadscommissie, belast geweest met het
onderzoek der begrooting voor de stads armenkamer dienst 1879.
De commissie stelt hierbij voor te besluiten
aan heeren voogden der stads armenkameronder terugzen
ding der door hen ingezonden begrooting van inkomsten en uit
gaven ten behoeve dier instelling, dienst 1879. met bijlagen en
mededeeling van do daartegen gerezen bedenkingen in overwe
ging te gevendie begrooting te wyzigen in dier voegedat
door verhooging van de daarvoor vatbare posten van ontvang
en verlaging van enkele artikelen van uitgaaf in overeenstem
ming met de gebleken behoefte over de jongst verloopen jaren,
de uit do gemeentekas te verstrekken subsidie zoo mogelijk met
3 h f 4000 verminderd worde.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders betreffende
de reorganisatie van het gymnasium.
Wordt besloten dit voorstel te doen drukken als bijlage bij
het verslag van 's raads handelingen en het in eene volgende
vergadering in behandeling te nemen.
3. Eene aanbeveling van benoembaren tot leden van het col
legia van zetterster vervulling van vacaturesmet 1 Januarij
1879 ontstaande door periodieke aftreding.
Op deze aanbeveling komen voor de heeren
A. O. Swaluo AsmanaftredendeH. Albarda Sz. en P.
Fabrij de Jonge
E. J. Bruinsma. aftredende, G. Schilthuis en H. Ter Horst Wz.;
H. Taconis, aftredende, R. Reijnders en J. Fcenstra Rz.
Deze aanbeveling is met het onder no. 1 vermeld rapport ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. Een adres van de heeren R. F. Ter Horst c. s.om bij
do hen in eigendom behoorende molen de Hoop gelegen terrei
nen van do gemeente in eigendom te erlangen.
5. Een adres van den heer J. Reerink Dz. om nog weder
als bergplaats van petroleum in huur te mogen erlangen het
gebouw de Harlingerstal.
De onder nos. 4 en 5 vermelde adressen zijn in handen van
burgemeester en wethouders gestold ten fine van praeadvies.
III. Wordt medegedeeld en voor notificatie aangenomen:
I. eene resolutie van gedeputeerde staten, waarbij wordt
medegedeeld het besluit van de provinciale staten in zake hot
door do gemeenten Leeuwarden en Harlingen gedaan aanbod
om aan de provincie in beheer en onderhoud over te dragen
den Harlingertrekweg
2. eene resolutie van gedeputeerde statenbehelzende het
koninklijk besluitwaarbij aan mr. H. Wiersma vrijstelling
wordt verleend van het verbodgesteld bij art. 1506 van het
burgerlijk wetboek, in betrekking tot den aankoop van een
Btrookje gemeentegrond
3. dat door gedeputeerdo staten zijn goedgekeurd 's raads be
sluiten tot afstand van gemeentegrond aan mr. H. Wiersma en
tot afkoop van eene eeuwige rente ten laste 0. a. van het erf
der gemeenteschool no. 6;
4. het berigt, dat E. Braam aanneemt do benoeming tot le
hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 1
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant,
1 te Leeuwarden, van den 8 Augustus 1878. 91
5. eene dankbetuiging van mej. F. A. Itosenveldt voor hare
benoeming tot hulponderwijzeres aan gemeenteschool no. 1
6. dat door burgemeester en wethouders bij openbare aanbe
steding is gegund de levering van meubilair in de gemeente
school no. 1 aan P. Boermans alhier voor f 1689
7. dat het bouwterrein no. 65 door burgemeester en wethou
ders provisioneel in koop is toegewezen aan G. B. Deibei alhier
8. dat is ingekomen en voor de leden ter visie gelegd het
verslag van het eindexamen aan de burger dagschool wegens
den cursus 1877/78.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op-
roepingbrief vermelde punten.
1. Rapport eener raadscommissie over de begrooting van de
kosten der schutterij voor 1879.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit rapport beslotende door den schuttersraad
ingezonden begrooting van de kosten der schutterij voor 1879
goed te keurenbehoudens vermindering van art. 3zoo der
inkomsten als der uitgavenmet f 40.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders ter zake het tijde
lijk verstrekken eener toelage voor levensonderhoud aan de weduwe
van een oppasser in het ziekenhuis.
Overeenkomstig de conclusio van dit voorstel wordt besloten
en wel zonder discussie en hoofdelijke stemmingom burge
meester en wethouders te magtigen aan Dieuke Haarsmawed.
van den overleden oppasser in het hulp-ziekenhuis alhior. Roe
lof Hollander eene toelage voor levensonderhoud uit de ge
meentekas te verstrekkenten bedrage van f 4 per weekin
te gaan met den len September 1878 en te eindigen op zooda
nig tijdstip als hot collegie raadzaam zal oordeelen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van een nieuw reglement op het beurtveer Oldeboorn-^ Leeuwarden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd
het door den raad der gemeente Utingeradeel don 22 Mei en
den 3 Julij 1878 vastgesteld besluit tot herziening der bestaande
verordening op het beurtveer tusschen Oldeboorn en Leeu
warden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van A. Feugenwed. J. Rasom van gemeentewege met eene
gratificatie te worden begiftigd
De conclusie van dit voorstel luidtte besluitenaan Alber-
(ina Feugen, wed. van Johannes Ras, in loven brugwachter in
deze gemeentenaar aanleiding van een door haar iugezondou
adreste kennen te gevendat het daarbij gedaan verzoek
om van gemeentewege met eene gratificatie te worden begiftigd,
niet voor inwilliging vatbaar is en mitsdien wordt gewezen van
de hand.
Dienovereenkomstig wordt zonder discussio en hoofdelijke
stemming besloten.
6. Voorstel van burgeyyieester en wethouders tot toyziging der
verordeningen voor de gerneentescholm no. 2 en 3 en van het be
sluit tot heffing van schoolgelden(Zio bijlage 110. 13 van 'a raads
verslag).
De algemeene beraadslagingen geopend zijnde, bekomt het
woord do heer Duparc. Hij vestigt do aandacht op twee pun
ten van verschil tusschen do schoolcommissie en burgemeester
en wethouders. Het eerste punt betreft hot vervallen van het
bij de laatste alinea van art. 11 der verordening bedoeld ge
tuigschrift voor de leerlingen der school no. 2 (van den hoerde
Ruyter)voor zoover zij de geheele school hebben doorloopcn
en door den hoofdonderwijzer die onderscheiding worden waar
dig gekeurd. Gelijk reeds door de schoolcommissie is opgemerkt,
kan zoodanig getuigschrift alleen bcteokenia en waarde hebben op
15