102 Verslag der handelingen van den gemconter
mendo woorden „van het eonige weken later in werkiag tro-
„den der reorganisatie"iets wat zeker uit het heden avond te
houden onderhoud wel zal kunnen worden geput. Mogt het
zijndat het zijne bedoeling is om met 15 Novemberof 1 De
cember e. k. de nieuwe regeling in werking to doen brengen.
Spr. zou zich daarmede wel kunnen vereenigen. Hij blijft het
daarom wenschelijk achten thans niet met de behandeling voort
te gaanmaar af te wachten het resultaat der heden tusschen
den inspecteur en heeren curatoren te houden conferentie. Hot
is hem echter niet te doenom de zaak hangende te houden
te doen traiaerengeenszins. Zoo straks had hij reeds gelegen
heid te zeggen hoe eerder de reorganisatie tot stand komt
hoe boterbij bluft bij dat gezegde en wil verklaren dat hij
liever van daag de reorganisatie wil dan morgen. Echter wil
hij niet gelovendat de zaak met zooveel haast zal kunnen eu
moeten geschiedendat de reorganisatie reeds met 1 October
e. k. zou kunnen in werking treden en een gering uitstel van
de behandeling van het thans aan de orde zijnde voorstel alzoo
ongewonscht zou zijn. Neen, hij blijft dat uitstel raadzaam
achten en heeft in verband daarmede de eer esno motie in te
dienonstrekkende om de behandeling dezer zaak aan te hou
den tot dat bekend zal zijn het resultaat der besprekingen
betrekkelijk deze aangelegenheid, tusschen den hoer inspecteur
der gymnasia en heeren curatoren van het gymnasium alhier
welke op heden zullen plaats hebben.
Deze motie ondersteund zijnde, wordt in beliandoling gebragt.
De heer Wiersma zal zich niet direct tegen de motie ver
klaren maar gelooft tochdat het beter is haar niet aan te ne
men. Goldt het hier de vraag of men thans dan wel later tot
eene bepaalde regeling van het gymnasiaal onderwijs zou moe
ten besluiten. Spr. zou met den heer v. Sloterdijck ten opzigte van
het eerste bezwaar maken. Het gemeentebestuur is echter door
de wet op het hooger onderwijs ton opzigte van het gymnasiaal
onderwijs op een andor standpunt gebragtdan dat het vroeger
innam. Volgens de nieuwe wet heeft de gemeenteraad voor hot
gymnasiaal onderwijs eigenlijk voor niets anders to zorgen, dan
voor een gobouw en voor leeraren. Do regeling van hetonder-
wjjs zelve is volgens do wet moer speciaal opgedragen aan den
inspecteur en aan heeren curatoren. Van daar dan ook dat de
reorganisatie van hot gymnasium voor het gemeentebestuur meer
is eene zaak rakonde do finantiën dan wel eene zaak betreffende
het gehalte van onderwijs. Was het laatste tevens hot geval,
dan zegt spr. was het iets anders en kon hij zeer goed met den
heer van Sloterdijck meegaan. Nu echter do zorg van het ge
meentebestuur door de nieuwe wet op een zeer klein terrein is
gebragt en het voor hem slechts eene finantieele kwestie iskan
hij zich minder goed met uitstel der behandeling vereenigen,
vooral ook, nu uit het schrijven van den inspecteur is af te
leiden dat de opmerkingen van deze althans in hoofdzaak slechte
punten van ondergeschikt belang betreffen. Het eenige esaentiele
punt, waaromtrent door don inspecteur aanmerking is gemaakt,
betrefc het getal te benoemen leeraren doch aangezien burge
meester en wethouders hun voorstel ten dezen overeenkomstig
den wensch van den inspecteur hebben gewijzigd kan ook dit
niet voor uitstel in aanmerking worden gebrast. Naar spr. meent
bestaat er alzoo weinig bezwaar het voorstel van burgemeester
en wethouders in behandeling te nemen en af te doen, niet
tegenstaande heden avond de conferentie p'aats heeft tusschen
den inspecteur en heeren curatoren. Er is z i. zelfs veel voor,
dat thans door den raad besluiten omtrent het gymnasium wor
den genomen, dewijl dan eerst de heden avond te houden be
sprekingen op een zekeren basis zuilen kunnen rusten. Men zal
dan bepaald wetendat de beoogde regeling niet bij den raad
zal afstuiten op finautiöio bezwaren. De to houJoa besprekingen
zullen eerst dan een definitief karakter kunnen erlangen, wat
niet het geval ii, wanneer do bohui.leling van lie. aiugebudoa
voorstel wordt verlaagd. Da mis ive van dea inspecteur geeft
ad te Leeuwardenvan den 19 Augustus 1878.
allezins aanleiding tot het vermoeden dat de te houden confe
rentie niet tot groote wijziging der gedano voorstellen zal leiden
en dat, indien do raad thans overeenkomstig dio voorstellen be
sluit men zeer zeker niet met nadere voorstellen later zal be
hoeven aan te komen. Wordt de behandeling der zaak echter
uitgesteld dan zullen do besprekingen van den inspecteur slechts
als voorloopig moeten worden beschouwd en geen definitief
karakter hebben. Een uitetel der behandeling komt spr.in
verband met een en ander, bepaald ODgewenscht voor. Ten
opzigte van het prealabele punt is het z. i. in ieder geval wen
schelijk dat eene beslissing worde genomen. Gesteld, zegt spr.,
dat de raad een provisorium verkiest boven een zoo spoedig
mogelijk in werking treden van do reorganisatie van het gym
nasium dan was het z. i. wenschelijkom den inspecteurzoo
hij niet reeds ware gekomen, dit te telegrapheeren. Verkiest
men echter het laatstedan acht hij het nemen van een besluit
op heden zeer raadzaamom zoo weinig mogelijk stagnatie in
het onderwijs te erlangen. Dat de reorganisatie dan nog juist
met 1 October in werking zal kunnen treden, dit betwijfelt spr.
met den heer van Sloterdijck. Burgemeester en wethouders
hebben ten opzigte hiervan dan ook in hun voorstel alle verant
woordelijkheid van zich afgeworpen en 1 October genoemd als
datum waarop de leeraren kunnen zijn benoemd wanneer iedere
autoriteitwelke ia deze kwestie moet worden gehoordvan
haar kant tot bespoediging medewerkt niet alleen maar wanneer
ook geen onverwachte vertraging van welken aard ookden
gang der te nemen maatregelen stuit of ophoudt. De datum
van 1 October is verder gesteld om het beginsel te doen uit
maken of men de reorganisatie wil doen aanvangen met oen
nieuwen cursus dan wol in den loop daarvan. Burgemeester en
wethouders zijn thans van oordeel dat men voor de invoering
der reorganisatie geen nieuwen cursus behoeft af to wachten en
wel midden in den cursus die invooriDg kan plaats hebben.
Men hecht niet zoo zoor aan den datum van 1 October, en
wen8cht men eon eooigzins lateron datumspr. gelooft dat
burgemeester en wethouders zich ook daarbij wel zullen aan
sluiten. Evenwel komt het hem bepaald wenschelijk voor het
tijdstip voor do in werking troding van do reorganisatie zoo kort
mogelijk te stellen, aangezien het onderwijs, dat gedurendoden
tijd tusschen do oude cn nieuwo regeling wordt gegeven dus
den overgangstijd z. i. niet zooveel vruchten zal afwerpen dan
wel later het geval zal zijn.
Om kort to gaan, zegt spr., voor een doordrijven van eene
behandeling van het geheelo voorstel van burgemeester en wet
houders is hij niet cn zal hij zich derhalve niet zoo bepaald
verklaren tegen eene motie welko tot strekking heeft de be
handeling daarvan uit te stellen tot na do conferentie tusschen
den inspecteur en heeren curatoren. Echter is hij er niet voor,
do door den heer van Sloterdijck ingediende motie zoo klakke
loos aan te nemen en zou hij gaarne ziendat in ieder geval
thans een besluit wordt genomen omtrent het praealabele punt.
Nog liever had hij echter eene geheele behandeling van het
voorstel van burgemeester eu wethoudersvooral omdat de raad
ten dezen niet zoo zeer staat voor eene bepaalde regeling van
het gymnasiaal onderwijs als wel voor het aanwijzen of beschik
baar stellen van fondsen daarvoor. Spr. eindigt door er op te
wijzen, dat de voorstellen van burgemeester en wethouders, in
verband met oen en ander, in algemeeue termen ziju gestold.
De heer Bloembergen zegt, dat indien het overleg, dat
heden zal plaats hebben tusschen den inspecteur en heeren
curatoren nog afhankelijk was van do beslissing omtrent het
prsealabelo puntook hij voor eene behandeling op heden zou
zijn. Aangezien dit echter niet het geval is cn het zeer good
mogelijk is, dat bij do gedaoh ton wisselingwaarvoor heden
gelegenheid zil bestaan, enkele wijzigingen hog noodig zullen
worden geacht komt het hem vour dat uitstel in dezen wel
gewouacht is eu neigt li.j a.zoj toi; de door den heer van Ölo-
terd'jck ingediende motie De raad, zegt spr.zou omtrent het
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 19 en 22 Augustus 1878.
103
praealabele punt thans eene beslissing kunnen nemen, maar dit
is z. i. niet noodigwant het overleg omtrent do verdere punten
zal in elk geval heden avond plaats vinden. En wat nu do
andere in het voorstel bedoelde punten betreft, spr. acht het
beter ten dezen af te wachten de heden avond te houden be
sprekingen die alligt wijziging van een of ander punt zou kun
nen noodig maken. Spr. zal in verband met een en ander voor
de motie van den heer van Sloterdijck stemmen.
Niemand verder over bedoelde motie het woord verlangende
wordt zij in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen 4
stemmen. Tegen steraden de heeren DbksDuparcRengers
en Wiersma.
Ten gevolge hiervan besloten zijnde de behandeling van het
voorstel van burgemeester en wethouders betreffende opheffing
van het bestaande en oprigting van een nieuw gymnasium aan
te houdentot dat bekend zal zijn hot resultaat der bespre
kingen betrekkelijk deze aangelegenheid tusschen den heer in
specteur der gymnasia en heeren curatoren van het gymnasium
alhierwelke op heden zullen plaats hebbenwordt de verga
dering door den voorzitter gesloten.
Vergadering van Donderdag den 22 Augustus 1878.
Aanwezig eerst 13 later 14 leden.
Afwezig de heeren Buma, de la Faille, Rengers en Kijm-
mell met- en de heeren Bakkervan Eijsinga en Troelstra zon
der kennisgeving.
Voorzitter de heer J. J. Bruinsma, wethouder.
I. De notulen van de vorige op 19 Augustus j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Geene rapporten uit- of voorstellen aan te brengen zijnde,
wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproepingbrief
vermelde punten
1. Rapport eener raadscommissie over de begrooting van de
stads armenkamerdienst 1879.
Do conclusie van dit rapport strekt om to besluiten
aan heeren voogden der stads armenkamer. onder terugzen
ding der door hen ingezonden begrooting van inkomston en uit
gaven ten behoeve dier instelling, dienst 1879, met bijlagen en
mededeeling van de daartegen gerezen bedenkingen in overwe
ging te gevea, die bogrooting te wijzigen, in dier voege, dat
door verhooging van de daarvoor vatbare posten van ontvang
en verlaging van enkele artikelen van uitgaaf in overeenstem
ming met de gebleken behoefte over de jongst verloopen jaren,
de uit de gemeentekas te verstrekken subsidie zoo mogelijk met
3 k f 4000 verminderd worde.
Do algemeene beraadslagingen ton dezen geopend zijnde zegt
de heer Attemadat hij zich volkomen kan vereenigon met
de consideration in het rapport vervat. Toen hij voor eenigen
tijd belast was met het onderzoek dor rekening van de stads
armenkamer over het vorige dienstjaar, is hem ook gebleken
dat de raming van voogden werkelijk te hoog is. Hij meent,
dat te dien opzigte ook eene opmerking in het rapport over die
rekening is gemaakt. Het is noodig dat do armenkamer thans
opzettelijk op de zaak gewezen worde. Ze dient wel te begrij
pen dat het niet te doen is om eene ramingmaar om eene
begrooting, eeno begrooting, dio zooveel mogelijk moet over
eenstemmen en strooken met de te verwachten werkelijke uit
gaaf en gegrond moet zijn op de uitkomsten der laatst afgesloten
rekening.
In vroegero jaren werd dit zóó goed begrependat er toon
bijna ieder jaar eeno suppletoire bogrooting moest worden opge
maakt.
De begrooting geschiedde toen zoo naauwgezet mogelijk. In
den laatsten tijd echter heeft men geen suppletoire begrootingen
meeroen gevolg daarvandat de raming hoog is geweest. De
commissiebelast geweest met het onderzoek der begrooting
voor 1879, stelt voor dio begrooting terug te zenden, met ver
zoek aan voogden haar zoo te wijzigendat het uit de gemeen
tekas te verstrekken subsidie zoo mogelijk met ƒ3000 a ƒ4000
verminderd worde. Spr. is voor deze conclusiemaar zou geen
som voor do vermindering althans deze som niet willen genoemd
hebben omdat het verschil tusschen raming en werkelijke uit
gaaf wel ƒ7000 bedraagt. Hij weet wol, de commissio betoont
door het noemen der bedoelde cijfers zekere welwillendheid aan
het collegie van voogdendoch hij acht het wenschelijker geen
som te noemen en het bedrag der vermindering aan bedoeld col
legio over te laten. Hij acht dit vooral ook wenschelijk, omdat
het cijfer dor vermindering ook invloed heeft op de gemeente-
begrooting. Hoe lager subsidie ten behoeve dor armenkamer
wordt aangevraagd, des te minder inkomsten op de gemeente-
begrooting voor de bestrijding der uitgaven behoeven te worden
aaugewezen. In verband met een en ander stelt spr. voor do
conclusie van het aan de orde zijnde rapport in zoo verre to
wijzigen, dat geen som voor de vermindering van het gemeen
telijk subsidie wordt genoemd.
Do heer Bloembergen zal zich niet tegen hot door den
heer Attema ingediend amendement verzetten. Alleen wenscht
hij op te merkendat do commissie tot het noemen van zekere
som is gekomen omdat zijhoe wenscheljjk zij het ook aan den
eenen kant vindt, dat de begrooting zooveel mogelijk is in over
eenstemming met de werkelijk te verwachten uitgaven, het aan
den anderen kant niet geraden acht eene suppletoire begrooting
als het ware te provocerenietswat natuurlijk zijne moeije-
lijkhedon heeft. De commissiezegt spr.is bij net noemen
der bedoelde cijfers afgegaan op het feitdat in 1875 de wer
kelijke uitgaaf ƒ3898 beneden het toegekende subsidie bleef,
in 1876 ƒ6686 en in 1877 ƒ7770. Door nu ƒ3000 h ƒ4000
voor do vermindering to stellenmoende men dat er genoeg
speling bleef, om bij eeno eventuele meerdere behoefte nog niet
dadelyk tot eene suppletoire begrooting to behoeven ever te gaan.
Spr. herhaalt echterdat hij geenszins tegen de weglating der
door den heer Attema boloeide zinsnede isomdat hot dan na
tuurlijk geheel aan do voogden der armenkamer wordt overge
laten met wolk cijfer zij hunne begrooting meenen to moeten
verminderen. Eoae vermindering der begrooting met de go-
heele som die boven do werkelijke uitgaaf van vroeger is, stelt
spr. niet voor. Zoodanige vermindering acht hij niet wensche
lijk met hot oog op het verschil in behoefte dat zich kan voor
doen. Hjj wijst ten dozen op het jaar 1877in welk jaar do
geneeskundige dienst bolangrijk minder heeft gevorderd dan in
den regel het geval is.
De heer Dirks is ook voor het door den heer Attema ge
daan voorstelmaar moet observeren dat het welligt niet over
bodig of ondienstig is, om voogden bij de terugzending der be
grooting eeno kleine wenk te geven om ten dezen eenigen spoed
in acht te nemenzulks met het oog op de gemeentebegrooting,
welke, naar spr. meent, reeds in bewerking is.
Nadat de heeren Bloembergen en de Voorzitter nog
hadden to kennen gegeven zich met het door don heer Dirks
geopperde denkbeeld wel te kunnen voreenigenaangezien het
ontegenzeggelijk waar isdat het cijfer der subsidie voor de
armenkamer van invloed is op de gemeentebegrootingwelke
reeds in bewerking iswordt liet door den heer Attema inge
diend amendement zonder hoofdelijke stemming aangenomen
even als ook de dus gewijzigde conclusie van het rapport.
Tengevolge een en ander is bosloten:aan hoeren voogden der stads
armenkameronder terugzending der door hen ingezonden bo
grooting van inkomsten en uitgaven ten behoeve dier instelling,
dienst 1879, met bijlagen en mededeeling van de daartegen
gerezen bedenkingen, iu overweging te geven, die begrooting
te wijzigen in dier voege, dat door verhoogiug vau de daarvoor
vatbare posten vau ontvang en verlaging vau enkele artikelen
i