120
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 10 October 1878.
De conclusie van dit voorstel luidthet door H. Slaaff. schrij
ver op het bureau van den directeur der gemeentewerkenbij
adres d.d. 2 September 1878 gedaan verzoekom verhooging
zijner jaarwedde, als niet voor inwilliging vatbaar te wijzen
van de hand.
De beraadslagingen over dit voorstel geopend zijnde, vraagt
do heer de la Failla het woord om te verklaren dat hij het
adviesdoor burgemeester en wethouders in dezen verstrekt
gaarne iets gunstiger voor den adressant had willen zien ge
steld. Deze toch is sedert 1874 steeds werkzaam geweest voor
het minimum salaris ad 600, terwijl hij zich, blijkens de
overgelegde missive van den directeur der gemeentewerken aan
beveelt door ijver en arbeidzaamheid. Te meer wenscht spr.
eenige verhooging voor adressant, omdat deze gedurende de
laatste 4 jaar veelal lijdende was, maar desniettegenstaande
zijne werkzaamheden onafgebroken is blijven verrigten. Het
eenig motief, dat blijkens het voorstel van burgemeester en wet
houders voor afwijzing van het verzoek wordt bijgebragt, is
ditdat indertijd ook is afgewezen een verzoek van de opzig-
ters bij de gemeentewerken die toen nog maar slechts korten
tijd in functie waren. Spr. kan zich zeer goed voorstellendat
men toen oügenegen was tot verhooging over te gaan. Die
ambtenaren hadden nog geen getuigenis gegeven omtrent hun
nen ijver en geschiktheid. Anders is het hier. Deze ambte
naar daarentegen heeft gedurende vier jaren zelfs onder ongun
stige omstandigheden getrouw aan zijne verpligtingen voldaan.
In verband hiermede kan spr. zich minder goed met het advies
van burgemeester en wethouders vereenigen en wenscht hij in
dien het mogt blijken, dat dit met de meerderheid van den raad
het geval iseen voorstel te doen om in dezen eene verhooging
van f 50 toe te kennen.
De Voorzitter wil observerendat het voorzeker voor bur
gemeester en wethouders altijd onaangenaam isom ten opzigte
van een verzoek om verhooging van salaris van een ambtenaar
die reden geeft tot tevredenheid, een voorstel tot afwijzing in
te dienen inzonderheid wanneer die bezoldiging werkelijk niet
ruim is gesteld. Intusschen zou het toegeven aan alle derge
lijke verzoeken den raad op een weg voeren dien men toch
niet op den duur kon blijven bewandelen. Daarenboven zegt
spr. dient men ook wel in aanmerking te nemendat bij de
werkzaamheden die de adressant heeft te verrigten bijna alleen
netheid en accuratesse wordt vereischt. Wetenschappelijke op
leiding is voor eene betrekking als schrijver op het bureau der
gemeentewerken niet van noode. Verhoogt men nu het salaris
van zulk een ambtenaar, dan zal men het verband tusschen de
verschillende bezoldigingen verbreken en tevens een antecedent
worden gesteld, waardoor de afwijzing van andere aanvragen
die ongetwijfeld zullen volgen hoogst moeijelijk wordt. Burge
meester en wethouders hebben alzoo gemeend niet tot eene
gunstige beschikking te mogen adviseren, doch wenschen overigens
de beslissing aan 'e raads oordeel over te laten.
De heer Troelstra zou gaarne nog eenige inlichting ontvan
gen in betrekking tot het onderwerpelijk verzoek. Hoeveel
urenvraagt spr.moet de schrijver op het bureau der gemeen
tewerken dagelijks werkzaam zijn Is het hem mogelijk om
bij zijne betrekking nog iets op andere wijze te verdienenof
ia het zoodanig drukke betrekkingdat daardoor de gelegenheid
tot bijverdienen wordt benomen Is dit laatste het gevaldan
is spr. het met den heer de la Faille eensdat eenige verhoo
ging in dezen wel wenschelijk is.
De Voorzitter wil ter beantwoording van de vraag van den
heer Troelstra mededeelen, dat er voor den schrijver op het
bureau van den directeur der gemeentewerken al neel weinig
tijd overschiet voor het doen van bijwerk.
De heer d© la Faille wenscht nog op te merkendat de
adressant in zijn adres zelf eene berekening zijner verdienste
heeft gemaakt. Het getal werkuren heeft hij gedeeld in zijn
salarisen is daarbij tot het resultaat gekomendat hij slechts
16 cent per uur verdient.
Nadat de heer Plantonga nog had gevraagd of het tracte-
ment bij ziekte van den adressant ook wordt uitbetaald, waarop
door den Voorzitter een toestemmend antwoord werd gegeven,
wordt de conclusie van het door burgemeester en wethouders
ingediend voorstel in stemming gebragt en met 13 tegen 6 stem
men dienovereenkomstig besloten. Tegen stemden do heeren
KuipersAttemaDuparcTroelstra Hommes en de la Faille,
5. Voorstel van burgemeester enfcwethouders tot uitloting van
aandeelen in geldleeningen.
Conform de conclusie van dat voorstel wordt besloten en wel
zonder discussie en hoofdelijke stemmingom
a. te bepalen dat met den 2 Januarij 1879 zal worden
afgelost
op de geldleening, aangegaan in 1853, ƒ1000,
1856, 1000,
1863, ƒ1000,
i,d 1865 voor de gasfabriek bo
ven de gewone aflossing bij het plan bepaald10,000
b. over te gaan tot ae uitloting van na te melden getal obli-
gatiën ieder groot 1000 als
een van ae leening aangegaan in 1853rentende 4 pet.
een 1856, 41/,
twee 1862, 4
een 1863, 41/,
een 1864, 5
e»n 1865, 5
een 1868, 5
een 1869, 5
twee ten behoeve der verbetering
van het aschland in 1871rentende 5 pet.
een van de leening, aangegaan voor diverse werken in 1871
rentende 5 pet.
dertien van de leening, aangegaan voor de gasfabriek in 1865,
rentende 5 pet.
twee van de leening, aangegaan voor dezelfde inrigting in
1867rentende 5 pet.
drie van de leeningaangegaan voor dezelfde inrigting in
1876, rentende 41 pet.
Tot uitloting overgegaan zijndeworden ter aflossing mot 2
Januarij 1879 aangewezen navolgende obligation
van de leeningaangegaan in 1853 rentende 4 no. 75.
1856 4|/,% 70.
1862 4 1„32 en 34.
1863 41 0 50.
1864 5 °/0 „19.
1865 5% 104.
1868 5»/. 20.
1869 5 „3.
van de leeningaangegaan in 1871ten behoeve der verbe
tering van het aschlandrentende 5 pot.nos. 14 en 2
van de leeningaangegaan in 1871 voor diverse werken
rentende 5 pot no. 2;
van de leeningaangegaan in 1865 voor de gasfabriekren
tende 5 pet., nos. 152,79, 107, 71, 106. 125, 8, 40,28
69, 113, 19 en 146;
van de leening, aangegaan in 1867, voor dezelfde inrigting,
rentende 5 pot.nos. 56 en 62
van de leeningaangegaan in 1876rentende 4 Va pot.nos.
8416 en 57.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen
eener personele toelage aan de onderwijzeres voor de handwerken
aan gemeenteschool no. 3.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform do
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 October 1878.
conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders be
sloten met ingang van den 1 Januarij 1879 aan mej. G. Seven-
huijsen, onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken aan de
gemeenteschool no. 3, boven hare jaarwedde tot wederopzeg
ging eene jaarlijkache toelage van 50 toe te kennen.
7. Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der directe belas
ting op het inkomendienst 1878.
Bij het aan de orde stellen van dit punt doet de Voorzitter
de openbare zitting in eene met gesloten deuren overgaan.
Bij heropening der openbare zitting wordt vastgesteld het vol
gend besluit:
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien het door burgemeester en wethouders voorloopig vast
gesteld 2c suppletoire kohier der directe belasting op liet inko
men ten behoeve dier gemeentedienst 1878.
Gelet op het bepaalde bij art. 265 der gemeentewet;
Gezien het besluit dezer vergaderingvan den 24 Novem
ber 1877waarbij is bepaald 3,75 ton honderd van het belast
baar inkomen over het loopend dienstjaar te heffen
Overwegende, dat ten aanzien van dit kohier uitvoering is
gegeven aan het voorschrift van art. 264 der gemeentewet.
121
Overwegende, dat voormeld kohier, na daarin aangebragte
wijzigingen, een belastbaar kapitaal aanwijst van ƒ25,885.441 en
een totaal bedrag der aanslagen van ƒ970.68.
Gelet op het besluit dezer vergadering van den 24 Mei 1.1.
no. 10, waarbij ten opzigte der aanslagen op het primitief ko
hier van genoemde belasting is bepaald dat daarvan 97 zal
worden ingevorderd
Besluit
1. Het 2e suppletoir kohier van de directe belasting op het in
komen, ten behoeve dezer gemeente, dienst 1878, vast te stel
len op een belastbaar inkomon van 25,885.44s en in totaal der
«nnslagen van 970.68.
2. Te bepalendat van het bedrag dier aanslagen 97 zal
worden ingevorderdtengevolge waarvan het invorderbaar be
drag zal beloopen 941.56.
3. De aanslagen invorderbaar te stellen in twee termijnen
vervallende den 15 November en 14 December 1878.
Niets meer te behandelen of voorgesteld zjjndesluit de voor
zitter de vergadering.