128 Verslag der handelingen van den gemeentera: dan zijn het meestal vreemdelingendie ignorant zijn van den gestelden maatregel en. vraagt spr.. waar het nu gebleken is, dat ten dezen opzigte zoo weinig bezwaar bestaatwaarom gaat men daar geen stap verder en zorgt dat de bruggenalvorens ze afgedraaid wordenbehoorlijk worden afgesloten door ket tingen weg te nemen wanneer de brug weder behoorlijk is afgedraaid. Het ongerief, dat men door de afsluiting zal onder vinden zalnaar sprs. inziensgeenzins groot zijn en niet op wegen tegen het nut, daarvan te ondervinden. Hoe menig voorbeeld is er toch aan te wijzendat door verzuim van den besproken maatregelgroot nadeel is ontstaan. Hij zou in ver band met een en ander wel willen adviserende afsluiting der bruggen gebiedend voor te schrijven. De Voorzitter merkt op, dat bij burgemeester en wethouders geen bezwaar bestaat, om met den beoogden maatregel een proef to nemen. Aan de brugwachters zal de noodige last wor den verstrekt tot afsluiting der bruggen. De ondervinding zal dan moeten lceren of die afsluiting inderdaad doelmatig en ge- wenscht blijkt, iets wat spr. voor zich nog betwijfelt. De heer Bloembergen wijst er op, dat in de memorie van beantwoording staat, dat den brugwachters zal worden opgedra gen om telkens vóór dat de brug geopend wordtde toegangen door kettingen af te sluitenindien de raad zulks verlangt. In verband met dit laatste zou spr, wel ten dezen een be paald besluit van den raad willen hebben, althans eene bepaalde opinie vernemen. Den heer van Slotördijck komt het niet wenschelijk voor om de onderwerpelijke zaak door stemming uit te maken. Het geldt hier toch de uitvoering van een vroeger door den raad genomen besluit. Meent do raad nudat die uitvoering niet naar eisch geschiedtdau kan hij burgemeester en wethouders dienaangaande een wenk geven. Om de zaak door stemming uit te maken, daartoe acht hij den raad thans onbevoegd Ge steld zegt spr.dat de meerderheid van den raad zich tegen den besproken maatregel verklaarde dan zouden de kettingen, die tengevolge een vroeger genomen besluit reeds bij verschil lende bruggen zijn aangebragtweder weggenomen moeten wor den aangezien ze dan geheel doelloos zouden zijn. De Voorzitter acht het ook minder regelmatig de onder- werpelijke zaak door stemming uit te maken en meent dat de toezegging voldoende is, dat althans tijdelijk, een proef ten op zigte van den beoogden maatregel zal worden genomen, van welke proef later het resultaat aan den raad zal worden medegedeeld. De heer do la Faillevan den heer van Sloterdijck ver nomen hebbendedat de afsluiting der bruggen een gevolg is van een raadsbesluit, merkt op, dat zolang bedoeld raadsbe sluit niet is ingetrokken, men mag veronderstellen dat de ten gevolge daarvan ingevoerde maatregel nut sorteert. Hij wil hier nog bijvoegendat niet alle bruggenalthans niet aan weers zijden, van afsluitkettingen zijn voorzien en dat dit zoowel als de thans schoorvoetend gedane toezegging tot het nemen van een proef, wel niet geheel in overeenstemming met het geno men besluit is. Hij voor zich wenscht, dat zoolang het geno men raadsbesluit niet ia ingetrokkende daarbij bedoelde maat regel worde uitgevoerd en ook goed wordt uitgevoerd. De Voorzitter zegt, dat er in der tijd wel een besluit is genomenom sommige bruggen van afsluitkettingen te voorzien, maar moet tevens verklarendat men ten opzigte der afsluiting op verschillende bezwaren is gestuittengevolge waarvan men meer achteloos op dien in den beginne stipt uitgevoerden maat regel is geworden. Thans zal de afsluiting der bruggen echter op nieuw worden aanbevolen, terwijl van het resultaat daarvan later den raad mededeeling zal worden gedaan. Nadat ook de heer Bruinsma er op had gewezen, dat het meerbedoelde raadsbesluit alleen strekte, om slechts enkele bruggen van afsluitkettingen te voorzienzegt de heer Troel stra datmoge de ervaring ook hebben geleerddat de af sluiting der bruggen bezwaren medebrengtdie afsluiting toch zeer goed uitvoerbaar is. Spr. wijst daartoe op hetgeen in an d te Leeuwardenvan den 31 October 1878. dere gemeenten b. v. Zwolle geschiedt. Daar heeft hij gezien dat de brug waarover het drukst verkeer plaats heefttelken male bij losdraaijingbehoorlijk werd afgesloten en,zegt hii, zoo goed als elders dergelijke maatregel kan worden uitgevoerd, zoo goed kan zulks ook hier. Ten opzigte der wenschelijkheid eener afsluiting, wijst spr. op het ongeluk voor eenigen tijd voorgevallenten opzigte van een wagon beladen met goederen van den expediteur Posthuma. Nadat de heer Brninsma er op gewezen haddat het door den heer Troelstra geciteerd ongeluk niet zou voorkomen zijn indien de brug door eene ketting afgesloten was geweestver klaart de Voorzitterdat het ook hem bekend is, dat elders zoo als te Zwolle en Rotterdamde bruggen telkensvoor dat zij worden afgedraaiddoor kettingen worden afgesloten. Hij moet ten dezen echtor opmerken dat men in die gemeenten niet een maar twee wachters bij de bruggen heeft, één die de af sluiting bevordert en één die de brug los maakt. Juist de omstandig heid dat men hier bij iedere brug slechts een persoon ter bediening heeft, is een der grootste bezwaren ten opzigte der afsluiting. Na deze discussie wordt art. 2 van hoofdstuk IIIafd. Izon der hoofdelijke stemming vastgesteld zooals het is voorgedragen zoomede de daaraan volgende artikelen 3 en 4 „onderhoud van plantsoenen en onderhoud van pompenputten enz. Bij de behandeling van art. 5 van hoofdstuk IIIafd. I „kosten van het des winters zoo ver noodig bestrooien van straten bruggen enz. 200"verklaart de heer Troelstra dat hij zich zeer goed kan nederloggen bij het uitgesproken denkbe ldom van gemeentewege, des voreischt, de straten met zand te bestrooijen. Echter zou hij die bestrooijing wat meer afdoende wenschenals zij tot dusver dikwijls was. Hij heeft toch de opmerking wel eens hooren makendat de bestrooijing van gemeentewege soms geschiedt als suiker over de rijst. Nu is het misschien niet noodigoveral dik te strooyenmaar toch komt het hem voordat voor sommige plaatsenzooals b.v. het Naauw, eene vrij dikke bestrooijing van noodo is. De Voorzitter verklaartdat het dageljjksch bostuur de gemaakte opmerking gaarne ter harte zal nemenmaar moet ten dezen toch op eene omstandigheid wijzen, dio eenigzins tot verontschuldiging kan strekken. De zuinigheid, die hier ten opzigte van de bestrooijing wordt toegepastvindt vooral ook hierin oorzaakdat men in deze gemeente niet zooals wel el ders b. v. in Amsterdam hier en daar verzamelplaatsen van zand heeft. Hier moet het zand in kruiwagens met beperkten in houd worden gehaald van de fabricage. Strooide men nu met ruimen hand dan zou het gevolg zijndat sommige gedeelten der stad te laat bestrooid werden. Tot dusver zorgde men er zooveel mogelijk voor, dat de bestrooijing geschiedde vóór dat do werklieden zich naar hun werk begaven, Dat zou dan niet meer kunnen geschieden. Hierna wordt de post vermeld onder hoofdst. IIIafd. I art. 5 vastgesteld zooals hij is voorgedragen. Aan den daaraan volgenden post art. 6 van hoofdstuk III, afdeeling I//onderhoud van torensklokkenuur- en speel werken" wordt op voorstel van burgemeester en wethouders een nieuw onderdeel d toegevoegdluidende„het aanbrengen van minuutwijzers aan den Nieuwetoren 200 en het geheele artikel zonder hoofdelijke stemming uitgetrokken tot een bedrag van 1,220. De overige posten van afd. I van hoofdst. IIIvermeld on der no8. 101105, geven geen aanleiding tot bespreking en wor den goedgekeurd zooals ze zijn voorgedragen. Het totaal der afd. wordt in verband met de verhooging van het art. „onderhoud van torens, uur- en speelwerken" uitgetrokken met 32,346.—. De posten van afdeelingen IIIIIIVV en VI van hoofd stuk IIIvermeld onder nos. 106124 worden achtereenvolgend zonder discussie en hoofdelijke stemming onveranderd vastge steld evenals die vermeld onder nos. 125 -134behoorende tot de Vile afdeeling van hoofdstuk III. Op voorstel van burge- Verslag der handelingen van den gemeenten meester en wethouders worden echter nog aan deze afdeeling toegevoegd navolgende posten 134a. Stichting eener stelphuizinge op Wijlaarderburen 13,000. 1346. Koopsom en kosten op den aankoop gevallen van een huis op den Wissesdwinger 575. 134c. Aankoop van gronden tot plaatsing van nieuwe secre ten en uriniors, memorie. In verband met deze toevoeging wordt het totaal van be doelde afdeeling uitgetrokken met 105,685.terwijl het to taal van hoofdstuk III ook tengevolge de reeds vroeger ver melde verhooging van don post „onderhoud van torensuur- en speelwerken" wordt vastgesteld tot een bedrag van f 321,530.85. De posten van hoofdstuk IV volgnos. 135 en 136worden vastgesteld zooals ze zijn voorgedragen. Bjj het aan de orde stellen van den post volgno. 137„kos ten van het onderhoud van gemeente-eigendommen", vestigt de heer Brunger de attentie van burgemeester en wethouders op eene verbetering van het zomerhuis in den Prinsentuineene verbetering, thans vooral wenschelijk, nu de Harmonie is ge vallen. 8pr. meent zich te herinneren dat de voorzitter tijdens de behandeling der voorstellen omtrent do Harmonie, niet ge heel vreemd was van het denkbeeld om door eene verbeterde inrigting van do gebouwen in den tuinzooveel mogelijk aan bestaande behoeften te voldoen. Het is spr.'s doel er op aan te dringendat de beoogde verbeteringen niet te lang in het verschiet blijvenmaar eens worden verwezenlijkt. De Voorzitter kan ten dezen mededeelen, dat den direc teur der gemeentewerken reeds opdragt in zake verbetering van het zomerhuis in den Prinsentuin is verstrekt, doch dat van dezen nog geen voorstellen desbetreffende zijn ingekomen. Na dere inlichtingen ten dezen niet kunnende verstrekkenkan hij toch verklarendat de zaak niet zal worden vergeten en dat zoodra plannon en teekeningen van den directeur der gemeente werken zullen zijn ingekomende raad daarmede in kennis zal worden gesteld. De heer Duparc merkt opdat de heer Brunger op verbe- ring van het zomerhuis in den tuin heeft aangedrongenin ver band met den „val" der Harmonie. Spr. gelooft echter, dat door verbetering van het zomerhuis niet aan de bestaande be hoeften zal worden voldaan. Reeds vroeger is er op gewezen dat er behoefte was aan een groot locaal in don tuinen die behoefte is sedert niet verminderd. Daargelaten de vraag of niet misschien nog een Harmonie-gebouw op eene andere dan de vroeger voorgestelde plaats in den tuin zou kunnen verrijzen komt spr. de plaats van het tegenwoordig zomerhuis toch al zeer weinig geschikt voor. Echter is hij niet tegen eene ver betering van dat gebouw op zich zeiven. Den heer Wiersma komt het voor, dat de heer Duparc de zaak eenigzins vooruitloopt. De heer Brunger heeft de aan dacht van burgemeester en wethouders gevestigd op do verbe tering van het zomerhuis in den Prinsentuin. De voorzitter heeft daarop te kennen gegeven, dat reeds ter zake opdragt aan den directeur der gemeentewerken was verstrekt en dat zoodra plannen en teekeningen van deze zullen zijn ingekomen, die aan den raad zullen worden overgelegd. De heer Duparc brengt echter nu reeds de mindere geschiktheid van de plaats van het zomerhuis ter sprake en wijst op de onvoldoendheid der voorgenomen verbetering. Dit zijn naar spr, meentpunten welke thans niet aan de orde zijn en eerst dan te pas komen wanneer de raad staat voor de goedkeuring der plannen. Hij is van oordeel, dat de raad zich eenvoudig bij do door den voorzitter gegeven inlichtingen kan nederleggen. De heer Duparc zegtdat juist de wijzewaarop de heer Brunger zijne opmerking begon, hem heeft geleid to beweren dat eene verbetering van het zomerhuis geene afdoende verbe tering zou zijn en dat de plaats waar dat gebouw zich bevindt in 't geheel niet geschikt is te achten voor het gewenschte doel. Reeds jaren geledentoen er mede sprake van wasom ter plaatse van het zomerhuis een groot locaal te stichten, is ge ld te Leeuwarden, van den 31 October 1878. 129 blekendat do ruimte daartoe te klein zou zijnveel meer nog zou dit nu het geval zijn. Hij wil voor 't overige wel eenigermate beamen de door den vorigen spr. gemaakte opmer king dat de beoordeeling van de geschiktheid der plaats enz. eerst later behoort te worden besproken. Alleen de gedachten- wisseling tusschen den eersten spr. en den voorzitter noopte hem de zaak aan te roeren. Hierna wordt de post, volgno. 137, „kosten van het onder houd der gemeente-eigendommen", zoomede de andere artikels van hoofdstuk Vvermeld onder volgnos. 138143 tot do voor gedragen sommen vastgesteld. Eveneens worden vastgesteld de posten van hoofdstuk VTmet dien verstande evenweldat op voorstel van burgemeester en wethouders de post „kosten van gaardering der bruggelden", hoofdst. VI, afd. IV, art. 6, wordt verhoogd met 10.terwijl op voorstel der commissie van rapporteurs in de omschrijving van art. 9 van hetzelfde hoofd stuk en dezelfde afdeeling worden geroijeerd de woorden „op het inkomen en van die." Het totaal van hoofdstuk VI wordt in verband met de zoo ovengenoemde verhooging uitgetrokken op ƒ36,327. Met uitzondering van den post „jaarwedden van onderwijzers aan gemeenteschool no. 3", onderdeel b van volgno. 175welke op voorstel van burgemeester en wethouders wordt verhoogd met 650worden al de posten van hoofdstuk VIIvolgno. 163199vastgesteld zooals ze zijn voorgedragenwordende echtor aan afd. II van dit hoofdstuk nog een nieuw artikel toe gevoegdonder volgno. 186a, luidende: „186a, VII, II, 16. Brandstof en licht ten behoeve der localen voor de vergaderin gen van de schoolcommissie enz. in de Doelestraat80. In verband met deze toevoeging en do verhooging van den post „jaarwedden van onderwijzers", wordt het totaal van hoofd stuk VII vastgesteld op ƒ189,778.10. De posten van hoofdstuk VIII, zoomede die van hoofdstuk IX en X geven geen aanleiding tot discussie en worden allee goedgekeurd zoo als ze zijn voorgedragen. De vaststelling van hoofdstuk XI „onvoorziene uitgaven" wordt op voorstel des voorzitters aangehouden tot na de vaststelling der posten van inkomsten. Tot behandeling van laatstbedoelde posten overgegaan zijnde worden de verschillende artikelen van hoofdstuk I en II volgnos. 1 17 vastgesteld tot de voorgedragen cijfers. Van hoofdstuk III, baten en opkomsten spruitende uit voor werpen aan de gemeente in eigendom behoorende, wordt ep voorstel van burgemeester en wethouders art. 1 en wel onder deel 6, huur of pacht van de zathe en landen achter Cambuur verhoogd met ƒ35, en art. 8 onderdeel a, opbrengst van de sluisgelden der Irnsumerzijl verminderd met 231.25. De overige posten van hoofdstuk III allen onveranderd vast gesteld wordende, wordt het totaal van dat hoofdstuk uitge trokken met 57225.11. De verschillende posten van hoofdstuk IVontvangsten van verschillenden aard en toevallige batenvolgnos. 31—47wor den onveranderd goedgekeurd. Van hoofdstuk V, buitengewone ontvangsten, wordt art. 1 geidleening ter bestrijding der kosten van hot 2e gedeelte der stichting van een beurs en waaggebouw 60,000zonder dis cussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij het aan de orde stellen van art. 2 van bedoeld hoofdstukgeidleening ter bestrijding der kosten van buitengewone werken en aflossing der in 1878 aangegane tijdelijke geidleening, tot aankoop van onroerend goed wordt door den heer Bloembergennamens burgemeester en wethouders voorgesteldomin verband met de verschillende in de begrooting aangebragte wijzigingen dezen post te verhoogen met ƒ15,000, en alzoo uit to trekken met ƒ55,000. De heer van Sloterdijck meent dat de aangebragte ver hoogingen van uitgaaf, met uitzondering van den post ad ƒ13,000 voor de stichting eener stelphuizinge voor de landen op Wijlaarderburen, betreffen gewone uitgaven. In verband

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 2