148 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
P. Schierbeekop den Noordwesthoek van de Peperstraat.
Dit voorstel is strekkende om te besluiten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten
van Friesland van den heer P. Schierbeek alhier voor de ge
meente in eigendom over te nemen een driehoekig plekje grond,
groot 2.53 centiare, vrijgevallen door de verbouwing der hui-
zinge staande op den Noordwesthoek van de Peperstraat aan
de Nieuwestadtegen betaling eener som van tien gulden
bij de verteekening der koopacte te voldoen door afgifte van
een bevelschrift op den gemeente-ontvanger.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot defi
nitieve aanstelling van twee thans tijdelijke leeraressen van
de middelbare school voor meisjes. De conclusie van dit
voorstel luidt te besluitenmet ingang van 1" January 1879
a. Mej. A. L. Gollardtot nu toe tijdelijk belast met het
onderwijs in het boekhouden aan de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes definitief te benoemen tot leerares in
dat leervak op eene jaarwedde van ƒ200.
b. Mej. G. A. Brunne, tot nu toe tijdelijk belast met het
onderwijs in de aardrijkskunde en de geschiedenis aan de school
van middelbaar onderwijs voor meisjesdefinitief te benoe
men tot leerares in die leervakken op eene jaarwedde van
ƒ1300.
G. Adressen van den marktmeester der veemarkt en van den
archivarius, om hunne betrekkingen alsnog op te nemen in
art. 1 der verordening betreffende de pensioneering van ge
meente-ambtenaren. Bij de overige stukken gevoegdom
daarop te letten bij de verdere behandeling der betrekkelijke
ontwerp-verordening.
7. Een adres van M. S. Hirschom ook over 1879 in
het genot te worden gesteld van eene gratificatie uit de ge
meentekas.
Ten fine van beschikking in handen van burgemeester en
wethouders gesteld.
III. Wordt medegedeeld
lo. eene missive van den minister van binnenlandsche za
ken houdende berigtdat er bij Z. E. geen bezwaar tegen
bestaatdat de leeraar van Belkum tijdelijk wordt belast met
het onderwijs in de wiskundige aardrijkskunde aan het gym
nasium.
2o. eene missive van denzelfdehoudende goedkeuring
van de benoeming van den heer L. Nauta tot leeraar aan het
gymnasium.
3o. eene dankbetuiging van dr. D. C. Pleijte voor het hem
toegekende pensioen.
4o. berigten van J. Nieuwenhuis en Mej. J. C. Wynmalen
dat zij aannemen hunne benoemingen respectievelijk tot hulp
onderwijzer aan gemeenteschool no. 7 en tot hulponderwijze
res aan gemeenteschool no. 3.
IV. De voorzitterhet noodig achtende eene vergadering
met gesloten deuren te houden, heft de openbare zitting tijde
lijk op.
Bij heropening dezer zitting wordt overgegaan tot behande
ling van de op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders betreffende
af- en overschrijvingen op artikelen der gemeente-begrooting
voor 1878.
Zonder discussie en hoofdelijjce stemming worden acht r-
te Leeuwardenvan den 24 Deaember 1878.
eenvoigend vastgesteld de bij het voorstel overgelegde ontwerp
besluiten betreffende af- en overschrijving op artikelen der
gemeente-begrooting dienst 1878 en strekkende
a. tot af- en overschrijving van artikelenwaarop zal
beschikbaar blijven op het fonds van onvoorziene uitgaven
b. tot overschrijvingen op artikelenwaarvoor bij de be
grooting zelve geene magtiging is verleend
c. tot het verleenen van toestemming aan burgemeester en
wethouders, om de op den overgelegden staat vermelde artikelen
te versterken krachtens daartoe bij de begrooting verleende
magtiging en
d. tot afschrijving van het fonds voor onvoorziene uitga
ven wegens posten van uitgaaf, die hare omschrijving niet
op de begrooting vinden en waarvan het bedrag als buiten
gewone uitgaaf in de gemeenterekening zal worden verant
woord.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders op de aan
vragen van twee hulponderwijzeressen der gemeenteschool no.
3 om eervol ontslag.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten en
wel zonder discussie en hoofdelijke stemmingom aan mej.
E. A. A. Koster en mej. E. L. M. L. Poelman, overeenkom
stig hun daartoe gedaan verzoekmet 1 o January e. k. een
eervol ontslag te verleenen uit hunne betrekking van hulp-
onderwyzeres aan de gemeenteschool no. 3 alhier.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
verzoek van de lehulponderuijzeres aan de armen-beicaarschool
om verhooging mn hare bezoldiging.
De conclusie van dit voorstel luidt:
a. aan mej. Johanna de Haanle hulponderwijzeres aan
de armen-bewaarschoolover het jaar 1879 toe te kennen
eene personele toelage van 25 boven hare jaarwedde
h. aan de adressante te kennen geven dat er geene ter
men bestaan om thansonmiddelyk nadat de gemeentebe-
grooting voo r 't volgend dienstjaar is vastgesteld, over te gaan
tot verhooging barer jaarweddemaar dat bij het opmaken
der begrooting voor het jaar 1880 in overweging zal worden
genomen of en in hoever er alsdan termen zullen bestaan
om aan haar verzoek bovengemeld te voldoen.
De beraadslagingen omtrent dit voorstel geopend zjjude ver
klaart de heer Troelstra, dat hij in beginsel tegen het ver
leenen van personele toelagen is. In den betrekkelijk korten
tijd dat hy de eer had lid van den raad te zijn, is hem ge
bleken dat vele malen adressen tot verhooging van bezoldiging
inkwamen en dat het gevolg van die adressen veelal was,
dat aan den adressant eene personele toelage werd toege
kend. Men is reeds zoover gekomen dat aan de middelbare
school voor meisjes, behoudens eene enkele uitzondering geen
onderwijzeres meer is, of zij is in het genot eener personele toela
ge en in de vorige vergadering werd weder aan mej. Seven-
hujjsen zoodanige toelage toegekend.
Ofschoon spr. erkentdat het zijne gemakken heeft dit
stelsel bij aanzoeken om verhooging van bezoldiging toe tc
passendewyl men dan niet een en ander behoeft te wijzi
gen wat bij bepaalde verhooging van tractement wel zou
noodig zynwenscht hij toch niet langer tot het verleenen
van personele toelagen mede te werken. Hy acht toch die
wijze van handelen onregelmatigzij geeft aanleiding dat de
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 December 1878.
149
raad telkens met verzoeken om traktements-verhooging wordt
lastig gevallenterwijl noodwendig daardoor het verband
tusschen de verschillende bezoldigingen moet worden verbroken.
Spr. is van oordeel dat men goed moet bezoldigen en
dat men zich bij verzoeken om verhoogingzooals in dezen
slechts de vraag heeft te stellen is de verleend wordende
bezoldiging hoog genoeg of niet En, zegt spr., niogt het
dan blijkendat het laatste het geval is dan moet men niet
beginnen met aan een enkel persoon eene toelage toe te kennen,
want ook de anderen in gelijksoortige betrekking zouden dan met
datzelfde regt zoodanige toelage kunnen verzoeken maar behoort
men tot eene nieuwe regeling der traktementen over te gaan.
De heer Attema wenscht op te komen tegen de bewering
van den heer Troelstraals zoude aan de middelbare school
voor meisjes bijna geen enkele leerares meer zijndie niet
in het genot is eener personele toelage, 't Komt spr. voor dat
de heer Troelstra misschien ten dezen heeft bedoeldde toe
lagen die aan eenige leeraressen van genoemde school zijn
toegekend toen er paralel-klassen werden opgerigt. Is dit
het gevaldan wenscht spr. er op tc wijzen dat de hier be
doelde toelagen wel niet gelijk zijn te stellen met hetgeen men
gewoonlijk onder de personele toelagen verstaat. De hier
bedoelde toelagen werden door den raad toegekend voor meer
der werkeen gevolg van de door toename van leerlingen
noodig geworden oprigting van paralel-klassen. Tot het ver
leenen er van moest men vooral ook hierom besluiten, omdat men
niet wist of de vermeerdering der werkzaamheden van lan
gen of korten duur zou zijn.
Spr. wil overigens erkennendat in principe veel voor het
door den heer Troelstra gesprokene is te zeggen, doch, zegt
hijniet altijd kan men zijne principes zoo streng volhou
den en uitvoeren.
De heer Troelstrft, wien het voorkwamalsof de heer
Attema wilde betwisten zijn beweren, dat er aan de middel
bare school voor meisjes bijna geen enkele leerares meer is
die niet in het genot is eener personele toelagetoont aan
dat dat beweren toch een feit regardeert. Uit een officieel stuk
toch blijkt hem dat het misschien alleen de onderwijzeres
in den zang isdie geen toelage boven haar tractement heeft.
En, zegt spr., nu mag het verleenen van bedoelde toelagen een
gevolg zijn geweest van de oprigting van paralel-klassen, bij
hem is het nog de vraag of zoo iets eigenlyk wel aanleiding
voor het verleenen van toelagen mag zijn.
Hij meentdat de ambtenaren in het algemeen niet per
dag of per uur betaald moeten worden en dat aan hen voor
iedere meerdere dan gewone dienstprestatie geene afzonderlijke
belooning moet worden toegekend. Blijkt het dat dergelijke
paralel-klassen op den duur noodig zijn dan kan dit aan
leiding geven om te overwegen in hoe ver de bezoldiging ver
hoogd moet worden. Spr. betwijfelt het overigens ook zeer,
of het Rijk bij het creëeren van paralel-klassen aan de ryks
hoogere burgerscholen maar dadelijk gereed is om daarvoor
traklementsverhooging of personele toelagen te verleenen, doch,
zegt hij hoe dat ook zijn moge, het verzoek, waarop de raad
thans een besluit moet nemenwordt niet gedaan uit hoofde
ban vermeerderde werkzaamheden maar omdat de bezoldiging
tv laag wordt geacht. Wordt dit toegestemddan moet het
tractement herzien worden en de betrekkingzoo noodig
eeter worden bezoldigd.
De heer Wiersma heeft alleen het woord gevraagdom
te kennen te gevendat hy voor het voorstel zal stemmen
doch daardoor niet geacht wil wordenzich in het geheel
niet te kunnen vereenigen met het door den heer Troel
stra gesprokene. Ook spr. is tegen het verleenen van perso
nele toelagenmaar slechts in zooverdat hij die toelagen
wil ontgaan zoolang de gemeentebelangen daardoor niet wor
den benadeeld. Bij den voortdurenden strijd tusschen eene
goede tractements-regeling der ambtenaren en een voorzig-
tig beheer der gemeente-financien is het dikwijls echter zeer
moeijelijk geheel buiten personele toelagen te blijven.
Immers het valt niet te ontkennendat over het algemeen
de tractementen van ambtenarenmet het oog op de be
schikbare middelenzoo moeten worden vastgesteld dat in
sommige gevallen een extra personele uitkeering volstrekt
niet met de billykheid in strijd kan worden geachten dat
zelfs de billijkheid niet verlaten zou worden door eene alge-
meene verhooging, ware die niet gevaarlijk voor de geldmid
delen.
Hoe juist het door den heer Troelstra voorgestane begin
sel dan ook moge zynde ervaring heeft spr. geleerd dat er
in de practyk bezwaren tegen bestaan. De practijk zegt hij
heeft geleerd dat het in het lang der gemeente soms wen-
schelijk is om hier en daar als het ware een pleister te leg
gen en om in plaats van eene bepaalde tractements-verhoo-
ging eene personele toelage te verleenen. Van dit eerste toch
zou bepaald het gevolg zijn dat men ook anderen zou moeten
verhoogen; van dit laatste is dit niet zoo zeer het geval.
Wat overigens de motieven betreft die tot het voorstel om in
dezen eene personele toelage te verleenen hebben geleid, hierom
trent wil spr. niet uitweiden. In het voorstel zelve wordt
er reeds op gewezendat het is ter voorkoming van wijzi
ging der nog zoo onlangs vastgestelde gemeentebegrooting.
Mogt het echter noodig zyn om aan de in dezen bedoelde
onderwijzeres duurzaam meerdere bezoldiging toe te kennen
dan wil spr. gaarne medewerken dat de thans voorgestelde
personele toelage later worde veranderd in verhooging van
jaarwedde. Het door hem gesprokene heeft hij alleen in het
midden willen brengen om kenbaar te maken dat hij ook
als lid van het dagelyksch bestuurgaarne er toe zal mede
werken om zooveel mogelijk personele toelagen te ontgaan
maar tevens om er op te wijzen dat dat ontgaan in het be
lang der gemeente financiën niet altyd in de practyk moge
lijk is.
De heer Troelstra, met verlof der vergadering voor de
3e maal het woord bekomen hebbendemoet met een enkel
woord nog opkomen tegen den schijndie door het door den
heer Wiersma gesprokene eenigzins op hem wordt geladen,
alsof hij de tractementen der ambtenaren onevenredig zou
willen opdrijven. Dit is geenszins sprs. doel. Maar evenmin
als hij dit wil, kan hy beamen liet beweren van het zoo even
genoemde lidal zou men bij iedere billijke tractements-re
geling steeds het oog moeten houden op de gemeente-financien.
Op een billijk tractement zullen de ambtenaren toch wel
regt hebben. Op dit oogenblik is dit echter minder de
quaestie. Spr. wildat er zooveel mogelijk naar goede re
gelen en gezonde beginselen worde gehandeld en deze gun
nen geen plaats aan personele toelagen die men verleent
omdat men overtuigd is dat de betrekking te laag wordt be
zoldigd.