150 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 24 December 1878. Hierna worden de discussien ter zake gesloten en onderdeel a. der conclusie van het voorstel van burgemeester en wet houders in stemming gebragt. Met 16 tegen 1 stem, die van den heer Troelstra wordt bedoeld onderdeel aangenomen. Onderdeel b. wordt hierna even als het voorstel in z(jn ge heel zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen zulks wat betreft punt b nadat dit naar aanleiding eener op merking van den heer Duparc was gewijzigd in dier voege dat daarin de woorden „bij het opmaken der begrooting voor het jaar 1880" waren geroijeerd en daarvoor in de plaats was gesteld het woord „nader." Met goedvinden der vergadering wordt alsnu met afwyking van- de volgorde volgens den oproepingsbrief, overgegaan tot Benoeming van eene hulponderunjzeres aan de gemeenteschool No. 3. De uitslag der ten dezen gehouden stemming is: dat Mej. M. A. Feenstra te Leeuwarden met algemeene stemmen tot gemelde betrekking wordt benoemd. Met de benoemde was op de voordragt geplaatst mej. J. van Essen te Wijnjeterp. Benoeming van een hulponderwijzer aan de gemeenteschool no. 8. Op de ten dezen ingediende voordragt zijn vermeld 1. Johs. Dijkstra te Enkhuizenen 2. Jan Kuiperus te Tjummarum. Eerstgenoemde wordt met 16 van de 17 stemmen tot hulp onderwijzer aan gemeenteschool no. 8 benoemd. Een briefje werd van onwaarde verklaard. Benoeming van een lid der commissie van toezigt op de scho len van middelbaar onderwijs. Door de commissie van toezigt worden voor bedoelde be noeming aanbevolen: 1. Mr. T. v. Hettinga Tromp, aftredend lid; 2. Mr. G. A. Visscher; en 3. Mr. E. Star Busman. Het altredend lid de heer Mr. T. van Hettinga Tromp wordt met algemeene stemmen herbenoemd. Op voorstel des Voorzitters wordt door de vergadering goedgevondenom vóór de behandeling der heden aan de orde te stellen verordening voor het gymnasium over te gaan tot Benoeming van vijf Curatoren voor het Gymnasium. Op de ten dezen door curatoren ingediende en in alpha- betische orde gestelde aanbeveling z(jn geplaatst de heeren 1 Mr. J. G. Bergsma2. Mr. A. Bloembergen3. Mr. W. B. S. Boeles, 4-Dr. N. Lobrij van Troostenburg de Bruijn, 5. Mr. J. Minnema Buma (aftredend curator) 6. Mr. J. Dirks 7. Mr. U. H. Huber8. Mr. J. L. van Sloterdijek9. Mr. W. Terpstraaftredend curator en Ds. J. B. Weerman, aftredend curator. Nadatomtrent de wijze van benoeming eenige bespreking had plaats gehad tusschen den voorzitter en den heer Kymmell wordt tot stemming overgegaan. Het resultaat daarvan is dat tot curator van het gymnasium wordt benoemd lo. de heer Mr. J. Minnema Buma (aftredend curator). Op den benoemde werden 15 en op de heeren Mr. A. Bloem bergen en Mr. J. C. Bergsma ieder één stem uitgebragt. 2. de heer Mr. W. Terpstra (aftredend curator). Op den benoemde werden 10 en op de heeren Mr. W. B. S. Boeles en Mr. A. Bloembergen ieder 3 en op den heer Mr. J. C. Bergsma 1 stem uitgebragt. 3. de heer Ds. Weerman (aftredend curator)en zulks met algemeene stemmen. 4. de heer Mr. W. B, S. Boelesop den benoemde wer den 11, op den heer Mr. J. G. Bergsma 3 en op den heer Mr. A. Bloembergen 2 stemmen uitgebragt, terwijl de heer Dr. N. Lobrij van Troostenburg de Bruijn 1 stem cp zich bekwam. 5. de heer Mr. J. L. van Sloterdijek. Op den benoemde werden bjj 2e stemming 10 en op den heer Mr. A. Bloem bergen 6 stemmen uitgebragt. De heer Mr. J. C. Bergsma verkreeg op zich 1 stem. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van eene verordening voor het gymnasium. Niemand het woord verlangende voor algemeene beschou wingen omtrent dit voorstel, wordt in behandeling gebragt art. 1 van de daarbij aangeboden ontwerp-verordening, welk artikel is luidende „Art. 1. Voor toelating tot het eerste studiejaar wordt een examen afgelegd in het lezen schrijven rekenen de beginselen der Nederlandsche- en Fransche taal, der aardrijks kunde en geschiedenis." De heer Wiersma wenscht een enkel woord in het mid den te brengen omtrent de bjj dit artikel gestelde eischen voor toelating tot het gymnasium en wel speciaal de ver- eischte van de kennis der beginselen van de Fransche taal. Hjj is niet zoo zeer tegen het stellen van die vereischte als weldit wenscht hijdat dat vereischte voor dat tot het stellen daarvan wordt beslotenbehoorlijk wordt besproken en overwogen. Wat spr. aangaathij zou de kennis van de beginselen der Fransche taal niet als vereischte voor de toelating van het gymnasium willen stellen en wel in hoofdzaak,omdat z.i. de plaat selijke omstandigheden die bijvoeging niet noodzakelijk maken. Hij is er voor om de meest mogelijke vrijheid te laten ten opzigte van de toelating tot het gymnasium. Ook de wet op het hooger onderwijs wil zulks. Immers die wet stelt de zelfde eischen als in het onderwerpelijk artikel zijn vermeld uitgezonderd de beginselen der Fransche taal. Volgens haar kan iederdie de lagere school heelt doorloopentot het gymnasium worden toegelaten. Dat zegt spr. was althans primitief de bedoeling. Bij de later vastgestelde suppletoire wet is slechts aan de gemeenten de bevoegdheid geschonken, om boven de bij de primitief gestelde eischen nog die te voegen van de kennis van de beginselen der Fransche taal en der wiskunde, zulks echter wanneer plaatselijke omstandigheden dit noodig mogten maken. Hij meent, dat er voor deze gemeente geene genoeg zame aanleiding bestaat om van die bevoegdheid, zij het dan ook alleen wat betreft de Fransche taalgebruik te maken. Eerlijk wil spr. echter verklaren dat hij de motieven die zoo wel curatoren als het collegie van dagelijksch bestuur er toe hebben geleid om de Fransche taal onder de vereischten van toelating op te nemenniet gering achtzelfs wil hij erken nen dat er veel tegen is om ieder tot het gymnasium toe te latendewijl het te verwachten isdatdan vooral ook Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 24 December 1878. 151 in verband met de eischen gesteld voor de toelating tot 's rijks hoogere burgerscholen, de lagere klassen van het gymnasium overbevolkt zullen worden. Toch meent hij, dat tegenover deze niet geringe bezwaren nog grooter voordeelen staan. Waar de wetgever z. i. ten doel heeft gehad, provinciale gymnasiawant immers uit de bepalingdat ieder gemeente met meer dan 20.000 zielen verpligt is tot oprigting van een gymnasium bljjkt genoegzaam des wetge vers bedoeling om centra gymnasia te hebben,daar meent, hjj, dat men bij het vaststellen der eischen van toelating ook de aandacht dient te vestigen op de bevolking van het platte land. Ook aan deze wenscht hij zooveel mogelijk gelegenheid te gevenom hunne zonen op het gymnasium geplaatst te krijgen. Door de kennis van de beginselen der Fransche taal onder de eischen van toelating op te nemen zal men dit echter niet doen. Integendeel, men zal de toelating daardoor bemoeijelijken. En moge het bezwaar in dezen ook niet zoo zeer drukken op de ingezetenen dezer stad en op die van andere grootere plaatsenwaar men zoo gemakkelijk die kennis der Fransche taal zal kunnen opdoenwelke men voor de toe lating tot het gymnasium als vereischte zal stellen voor het platte land weegt dit bezwaar meer. Immers, het is bekend, dat in vele dorpen waar de onderwijzer geen Fransch kent, het hoogst moeijelijkja onmogelijk is om onderwijs in die taal te ontvangen en dat de ingezetenen dier dorpendien tengevolge, willen zjj hunne zonen van het gymnasium doen profiteren eerst elders gelegenheid zullen moeten zoeken voor het aanleeren der Fransche taal. Doch, zegt spr.niet alleen hierom is het niet wenschelijk de Fransche taal onder de eischen van toelating op te nemen, maar ook met het oog op de gemeente financien. Hoe ge makkelijker men de eischen van toelating steltdes te meer zullen het gymnasium bezoeken en des te meer schoolgeld zal er ook ontvangen worden. In 't kort komt 't geen spr. wil hier op neer, dat, ofschoon hij de bezwaren niet voorbij ziet-, die van eene zooveel mogelijk vrije toelating tot het gymnasium het gevolg zullen zijn en ofschoon gaarne willende erkennen, dat misschien de practijk zal aantoonendat het wenschelijker ware geweestde ken nis der beginselen van de Fransche taal onder de vereischten tot toelating op te nemenhij het toch raadzaam acht die kennis niet onder de eischen van toelating op te nemen. In ieder geval wenscht hijdat omtrent eene kwestie als deze een principieel besluit door den raad wordt genomen. In ver band met een en ander dient spr. een amendement in, strek kende om uit art. 1 weg te laten de woorden„en Fransche taal." Het door den heer Wiersma ingediend amendement onder steund zijnde, wordt in behandeling genomen. De heer Duparc moet zich tegen het amendement verkla ren en wel voornamelijk om de bezwarendoor den voor steller zelfs reeds ontwikkeld. Ilem komt het voordat die bezwaren meer wegen dan de daartegenover staande voor deelen. Dat de kennis van de beginselen der Fransche taal onder de eischen van toelating tot het gymnasium wordt opgeno men is z. i. ook zeer wenschelijk met het oog op het nieuwe leer plan. Volgens dat plan zullen de leerlingen tegenover 8 uur Latijn Rechts 4 uur onderwijs in de Fransche taal ontvangen, en dit is, ,yOrdt de kennis van de beginselen der Fransche niet als vereischte voor toelating gesteldvolgens spr. veel te weinig, zullen de leerlingen ook in dit leervak behoorlijk vorderingen kunnen maken. Daarbij komt nog, zegt spr. dat, wordt de bedoelde taalkennis vereischt, de leerlingen reeds op 10- a 11 jari gen leeftijd aan het gymnasium zullen komen. Dien leeftijd acht hij voor leerlingen aan een gymnasium en den regel niet wenschelijk. Zij zijn dan nog te jong en de schooltucht zou er ligt onder komen te lijden. Ook overigens zal voor de leeraren de taak niet worden vergemakkelijkt-, daar zij in andere vakken veel minder geregeld het onderwijs aan de nog minder goed verstandelijk ontwikkelde leerlingen zullen kunnen geven. Vooral echter vergete men niet, dat de nieuwe wet op het hooger onderwijs gymnasia met 6jarigen cursus ten doel heeft. Moeten echter ook de beginselen der Fransche taal nog op het gymnasium worden geleerd dan zal er on getwijfeld een jaar meer noodig blijken te zijnde 6 jarige cursus zal dan ligt worden een 7jarige. Op grond van een en ander komt het spr. wenschelijk voorhet Fransch onder de eischen van toelating tot het gymnasium te behouden. De Voorzitter kan zich geheel bij den heer Duparc aan sluiten. De door dien spr. bijgebragte argumenten hebben in hoofdzaak ook burgemeester en wethouders er toe geleid, om de kennis der beginselen van de Fransche taal onder de vereischten voor toelating tot het gymnasium op te nemen. Alleen wenscht spr. eene kleine bijvoeging te doen en wel in verband met het door den heer Wiersma gesprokene. Dat geachte lid heeft het doen voorkomen alsof de wet het beginsel van provinciale gymnasia huldigt. Spr. kan echter dat beginsel nergens in de wet op het hooger onderwijs vinden. Wel weet hij, dat die wet aan gemeenten van meer dan 20.000 zielen de verpligting oplegt tot oprigting van een gymnasia, maar dat is het ook al. Aan elke gemeente van minder dan 20.000 zielen is vrijheid gelaten, om ook een gymnasium op te rig- ten. Van provinciale gymnasia kan dus wel geen sprake zijn vooral niet in deze provinciewaar men weet, dat b. v. ook Sneek een gymnasium zal oprigten. Spr. vindt het wel goed, dat men er toe wil medewerken om het ook den plattelandsbewoners zoo gemakkelijk mogelijk te maken hunne zoons op het gymnasium te krjjgenmaar hij wil nietdat die medewerking geschiede ten koste van de leerlingen dezer gemeente. De wijziging ten vorigen jare in de wet aangebragtn.l. de bevoegdheid om ook de kennis van de beginselen der Fransche taal onder de eischen van toelating op te nemen, is geschied op aandrang van bijna alle mo gelijke collegien van curatoren en andere deskundigen. Dit acht spr. een sterk bewjjs voor het feit, dat de {ondervinding het wen- schelijke daarvan heeft aangetoond. Hij voor zich zou het dan ook zeer betreurendatin strijd met het bijna unamien advies van bevoegde deskundigen thans werd beslotenom voor de toelating tot het gymnasium dezer gemeente de kennis van de beginselen der Fransche taal niet onder de vereisch ten op te nemen. De heer Dirks meent ook het amendement te moeten be strijden. Vooral ook omdat de overgang van de Nederduitsche taal tot het Latijn veel door eenige kennis der Fransche taal wordt vergemakkelykt, meent hy dat het wenschelijk is dat laatstgenoemde taal onder de vereischten voor toelating tot

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 3