166 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 30 December 1878. ze door sommigendoor een deel der leerlingen niet meer worden bijgewoond dan kan hij de resultaten van de afschaf fing van het prijzenstelsel niet toejuichen. Ook de heer Wiersma schaart zich onder de voorstanders van de uitreiking van prijzen. Hij moet evenwel opmerken, dat hij geen uitreiking van prijzen wil aan een enkelen leer ling in iedere klassemaar aan allendie zich door vlijt en goed gedrag hebben onderscheiden. Primitief wilde men eene bepaling voorstellen waarbij slechts aan één leerling uit ieder klas een prjjs zou worden toegekend. Hier was spr. tegen. Hij meent dat men de uitreiking meer in het algemeen moet doen en dat erwordt dit gedaanniet veel tegen het prijzenstelsel is aan te voeren. Het zal z. i. dan dienen om den geest bij de leerlingen wakker te houden. De heer Duparc dient hierna een amendement in strek kende om in de le alinea van art. 17 na het woord „over gangsexamen te laten volgen de woorden „in het open baar gehouden" en omter vervanging van de drie volgende alinea's te lezen „Na afloop van deze examens worden de namen bekend gemaakt van de leerlingen, die naar eene hoogere klasse zijn bevorderd of naar de universiteit vertrekken." Over dit amendementondersteund zijndeheeft verder geene discussie plaats. In stemming gebragtwordt het aangenomen met 9 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Plantenga SuringarWiersma Dirks Rengers en Kymmell. Hierna wordt art. 17, gewijzigd overeenkomstig het aange nomen amendement, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heer Dirks verklaarde zich tegendoch verlangde geen stemming. Art. 18 wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming vastgesteld zooals het is voorgedragen. Bedoeld artikel is luidende Art. 18. Er zijn drie vacantien, eene van hoogstens zeven wekeneindigende met den aanvang van den nieuwen cur sus eene met Kerstmis en eene met Paschende beide laatste elk van ongeveer tien dagen. Bij buitengewone gelegenheden kan de Rectorin overleg met den President-Curatorhoogstens voor een dag vacan- tie geven. Bij het aan de orde stellen van art. 19, zegt de Voorzitter dat het burgemeester en wethouders na het afdrukken der ontwerp-verordening is geblekendat aan dit artikel nog iets dient te worden toegevoegdin verband waarmede zjj voor stellen bedoeld artikel te lezen als volgt Art. 19. De leerlingen van het tegenwoordig gymnasium kunnen op het met 1 January 1879 op te rigten gymnasium worden toegelaten in die klassewaarin zij volgens hunne bekwaamheid naar het oordeel van curatorende leeraren gehoordbehooren. De heer Duparc zegtdat er bij de behandeling van art. 14 reeds op is gewezen, dat het reglement, waarvan hier sprake isdoor curatoren in overleg met de leeraren vastgesteld en slechts aan burgemeester en wethouders medegedeeld wordt. Curatoren handelen hier dus in het hoogste ressort. Dit acht spr. minder gewensehtHet zou niet wel kunnen opgaan zoo de raad zich de goedkeuring van het reglement voorbe hield. Anders is het echter met burgemeester en wethouders. Ook om aan andere reeds geopperde bezwaren tegemoet te komen, dient hij op arl. 19 een amendement in, strekkende om het slot van de 3e alinea van dat artikel te veranderen,en aan de goed keuring van burgemeester en wethouders te onderwerpen." Dit amendement ondersteund zijnde, zegt de Voorzitter, dat bij burgemeester en wethouders de aanvulling van het artikel, zooals door den heer Duparc wordt bedoeld, ter sprake is geweestmaar dat het minder eigenaardig werd geacht dat door het collegie zelf zoodanige uitbreiding van zijn toezigt werd voorgesteld. Spr. acht de goedkeuring van dit huis houdelijk reglement door burgemeester en wethouders aanbe velenswaard, omdat daardoor eenigen waarborg wordt gegeven dat dit reglement, hetwelk als het ware eene aanvulling der nu in behandeling zijnde verordening moet zijnin den geest en volgens de beginselen dier verordening worde ontworpen. Nadat de heer Duparc nog had opgemerktdat de doof hem voorgestelde toevoeging geheel in harmonie is met art. 16, bepalendedat ook de nadere regeling der schooluren aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders is onderworpen, zegt de heer van Sloterdijckdat het ingediende amende ment hem in zoover vreemd is, nu hy meent, dat daarin eene kwestie van competentie schuilt. De omstandigheiddat de oorspronkelijke bepaling door curatoren zelf, althans in overleg met hen is vastgesteldis spr. eene vingerwijzingdat aan burgemeester en wethouders niets meer ten dezen toekomt dan de bloote kennisneming van het reglement. En dit meent spr. is ook strookende met artt. 25 en 26 der wet op het hooger onderwijs. Art. 25 toch bepaalt, dat bij elk gymnasium is een colle gie van curatorendoor den gemeenteraad benoemdterwijl art. 26 zegtdat dit collegie zorgt voor de getrouwe nako ming der wet en van alle krachtens haar uitgevaardigde ver ordeningen. Curatoren, zegt spr., zijn dus door de wet aangewezen voor de uitvoering der vastgestelde bepalingen omtrent het gym nasium. Volgens het amendement van den heer Duparc zal dit niet zoo wordenmaar worden burgemeester en wet houders de tusschenpersonen voor de uitvoering. Curatoren zullen dan niet uitvoerders zjjnmaar burgemeester en wet houders door middel van curatoren. Spr. komt in verband hiermede de aanneming van het amendement niet gewenseht voor. De heer Duparc wijst er op, dat artt. 2531 van §4 der wet wel handelen over de magt van curatorendoch hier aan curatoren eene geheel andere magt wordt toegekend. Men laat aan hen over het maken van bepalingendie eigenlijk de raad behoorde vast te stellen. Het is in dezen eene soort delegatie van magt. Eenige controledoor de goedkeuring van het reglement aan burgemeester en wethouders over te lateniszijns inziensdaarom niet anders dan nuttig. Nadat de heer Attema had verklaard zich niet met het door den heer Duparc ingediende amendement te zullen ver eenigen als meenende ook hij dat aan burgemeester en wet houders niet meer toekomt dan kennisname van het door cu ratoren vastgestelde reglementzegt de heer Wiersma dat ook hij in den beginne bezwaar zag in bedoeld amende Vcrslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 30 December 1878. ment. Later echterbij nadere overweging is hij tot eene andere zienswijze gekomen en meent hij met den heer Duparc dat hier werkelijk sprake is van delegatie van magt; dat hier aan curatoren wordt overgelatenwat eigenlijk aan den raad behoorde. Hij zal dus voor het amendement stemmen. Niemand verder het woord verlangendewordt het door den heer Duparc ingediende amendement in stemming ge bragt en aangenomen met 11 tegen 3 stemmendie van de heeren van SloterdijckKymmell en Attema. De heer Plan tenga had vóór deze stemming plaats vond de vergadering verlaten. Art. 19, gewijzigd overeenkomstig het aangenomen amende ment, wordt hierna zonder hoofdelijke stemming vastgesteld evenals ook de daaraanvolgende artikelen 20, 21 22 23 242526 en 27 welke artikels zijn luidende Art. 20. Het collegie van Curatoren zorgt voor de ge trouwe nakoming van alle wetten besluiten verordeningen en instructientot het gymnasium betrekking hebbende. Het dient des gevraagd het gemeentebestuur van berigt en raad omtrent alle zakendie instelling betreffendeen doet uit eigen beweging aan burgemeester en wethouders de mede- deeling en voorstellendie het in haar belang noodzakelijk acht. Art. 21. Het collegie van Curatoren bestaat uit vijf leden, die ieder jaar uit hun midden een Voorzitter en een Secre taris benoemen. Van deze benoeming wordt aan burgemeester en wethouders kennis gegeven. Art. 22. Met den 1 Januarij van ieder jaar treedt een der Curatoren af, naar een daarvan op te maken rooster. Voor elke in zijn midden opengevallen plaats zendt het collegie eene aanbeveling van drie personen bij den gemeen teraad in. Aftredende leden zijn weder benoembaar. Wie ter vervulling eener buiten den gewonen tjjd openge vallen plaats benoemd istreedt af op het tjjdstipwaarop degene wiens plaats hij inneemt moest aftreden. Art. 23. De leden van het collegie van Curatoren kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Zij zenden dit in bjj den gemeenteraad. Zij blijven in dat geval hunne functien waar nemen totdat de opvolgers de betrekking hebben aanvaard. Art. 24. Curatoren doenna den Rector gehoord te heb ben aan burgemeester en wethouders de noodige voorstellen omtrent benoeming of ontslag van bedienden aan het gym nasium. Art. 25. Het collegie van Curatoren ontvangt jaarlijks, op ordonnantieuit de gemeentekas eene som van honderd vijf tig guldenom daaxuit dxuk- en schrijfloonenkosten van vergaderingen en andere kleine uitgaven te bestrijden. Art. 26. Curatoren zenden jaarlijks vóór 1 Julij de van den Rector ontvangen begrooting (Art. 13) met de opmer kingen of voorstellen die zij noodig achten daaraan te ver binden aan burgemeester en wethouders. Art. 27. Curatoren stellen den Inspecteur der gymasia telkens in kennis van belangrijke veranderingendie in het gymnasium hebben plaats gehad. Wordt opgemerkt, dat bij het aan de orde stellen van art. 23 naar aanleiding van eene opmerking van den heer Duparc werd besloten, de ontwerpverordening nadat zy is vastgesteld ten fine van nadere ï-edactie in handen te stellen van burge meester en wethouders. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt op voorstel van den heer Duparc besloten art. 28 te lezen„curatoren stellen voor hunne vergaderingen een reglement van orde vast dat in afschrift aan burgemeester en wethouders wordt me degedeeld. Hierna deelt de Voorzitter mede, dat burgemeester en wethouders, ter voorkoming van het geval dat de tegenwoor dige leerlingen van het gymnasium voor hunne toelating tot het nieuwe gymnasium op nieuw een examen zouden moeten afleggenvoorstellen aan de overgangsbepaling nog eene be paling toe te voegen en wel van navolgenden inhoud; Art. 29. De leerlingen van het tegenwoordig gymnasium kun nen op het met 1 Januarij 1879 op te rigten gymnasium worden toegelaten in die klasse waarin zij volgens hunne bekwaamheid naar het oordeel van curatorende leeraren gehoordbe hooren. Deze nieuwe overgangsbepaling aan ,de orde gesteld zijnde, zegt de heer Duparc, dat door die bepaling tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren door hem ier vorige vergadering geopperd. Spr. heeft echter nog eene opmerking. Naar hij is geïnformeerd zouden zich met de opening van het nieuwe gymnasium eenige nieuwe leerlingen voor toelating aanmelden, is dit zoodan zou met het oog op de bij deze verordening bepaalde tijdstippen door de toelating, ook voor deze leertin- gen eene overgangsbepaling noodig zijn. Nadat de Voorzitter den heer Duparc had ingelichtdat zijne information minder juist zijn en het in de bedoeling ligt, geen leerlingen midden in den cursus toe te laten wordt de nieuwe overgangsbepaling zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. Verder worden eveneens goedgekeurd artt. 30 en 31 der verordeningluidende Art. 30. Het onderwijs in de klassen van het gymnasium, vooraf gaande aan die klasse, welke op 1 September 1877 naar het nieuwe leerplan is ingesteldwordt door Curatoren en den Rector zóó geregeld, als voor de verdere studie van die leerlingen aan de universiteit het meest gewenseht is in overeenstemming met de daaromtrent bestaande wettelijke be palingen. Art. 31. Dit reglement treedt in werking 1 Januarij 1879. Hierna wordt de verordening in haar geheel in rondvi-aag gebragt en vastgesteld als volgt VERORDENING voor het gymnasium te Leeuwarden. Hoofdstuk i. Over de toelating tot het Gymnasium. Art. 1. Voor de toelating tot het eerste studiejaar wordt een examen afgelegd in het lezen schrijven rekenende beginselen der Nederlandsche en Fransche taalder aard rijkskunde en der geschiedenis. Art. 2. Tot het afleggen van het toelatings-exaxxien voor het eerste of een hooger studiejaar wordt jaarlijks gelegenheid gegeven op een door Curatoren te bepalendoor den Ree-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 7