36 Verslag der handelingen van den gemeentel
c. van de geldleening hiervoor vermeld onder lett. e, deobli-
gatiën nos. 33 en 86.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming b\j
continuatie van de stads genees-heel- en verloskundigen.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluiten
voor den tijd van drie jaren in te gaan met den le April c k.
te benoemen tot:
Stads geneesheerdr. A. Prijdadr. H. A. Middelburg en dr.
3. R D. v. Wageningen, elk op eene jaarwedde van ƒ500.
Stads heelkundigen: de heeren G. W. Metz en M. B. Vos elk
op eene jaarwedde van 375 en tot stads vroedvrouwen: Sjoukje v.
d. Zee en H. J. Bovenkamp echtgenoote van Johs. Olyve, elk
op eene jaarwedde van ƒ175, de laatste echter voor het tijdvak
van 1 Julij 18791 April 1882.
De discussiën omtrent dit voorstel geopend zijnde, vraagt de
heer do la Fa,iil0 of van de stads genees- en heelkundigen
ook één speciaal is aangewezen om te voorzien in de verloskun
dige dienstin zoo ver n.l. do vroedvrouwen hulp van noode
hebben. Vroeger was naar spr. meent, speciaal voor die dienst
een aangewezen thans naar hij meent niet. Gaarne zou hij
vernemen, wieingeval de vroedvrouwen hulp van noode heb
ben adsistentie moet verleenen.
De Voorzitter kan op deze vraag mededeelen, dat in de
verloskundige dienstvoor zoo ver het ziekenhuis betreftis
voorzien. Daar is het de heer Frijdadie de noodige adsisten
tie verleent. Overigens weet hij niet dat er ten dezen een be
paald persoon is aangewezen. Echter kan hij verklaren, dat de
regeling van de verloskundige dienst, zooals zij tot dusver bestaat
voor zoover hij weet, nooit tot klagten aanleiding heeft gege
ven. Is er verloskundige hulp noodig dan wordt zij verleend
en wel naar spr. meent door dien doctor, die in het betrokken ge-
deelte'dergemeenteookde andere geneeskundige dienst waarneemt.
Nadat ook de heer Bruiusma ten dezen eenige inlichtingen
had verstrekt en er o. a. op gewezen had dat de heer Frijda,
die de verloskundige dienst in het ziekenhuis presteert ook wel
buiten dat gesticht als zoodanig voor de gemeentedienst doet, zoo
mede op de moeijelrjkheid om de geheele verloskundige dienst
bepaald aan een der goneesheeren op te dragenwordt door den
beer Bloöiö bergen de aandacht gevestigd op artt. 1 en 4 der
verordening op de genees heel- en vroedkundige behandeling
en verzorging van behoeftigeu in de gemeente Leeuwarden.
Bedoelde artt. zijn luidende
Art. 1. Aan drie doctoren in de geneeskunde en aan twee
heelkundigenwordt de genees en heelkundige behandeling van
de stadsarmenvan de verpleegden in het stadsziekenhuisals
mede van de andere hierna te noemen behoeftige zieken opge
dragen. Met den vroedkundigen bijstand in belangrijke geval
len op aanvrage der na te noemen stadsvroedvrouwenzal of
zullen een of meer van hen door burgemeester en wethouders
worden belast.
Art. 4. De stads genees- en heelkundigen regelen onderling
den kring hunner werkzaamhedenonder goedkeuring van bur
gemeester en wethouders.
Nu herinnert spr. zich niet, dat bij dö laatste benoeming der
genees- en heelkundigeneene nieuwe regeling ten opzigte van
de geneeskundige dienst is gemaaktmaar meent hijdat de
toen bestaande regeling is gecontinueerd. Vroeger echter had er
onderling in bijzijn van burgemeester en wethouders eene rege
ling van de dienst plaats en was het de heer Frijda die zich
bereid verklaarde, om desnoodig de stadsvroedvrouwen bij te
staan, zulks onverminderddat ook de heer van Wageningen
naar hij vermeent, zich bereid verklaarde in speciale gevallen
hulp te verleenen. Later is echter geene nadere regelingal
thans voor zoover spr. weet, tot stand gekomen.
Met het oog op de gemaakte opmerking zal het intusschen
wenschelijk zijn thans bij vernieuwde regeling der werkzaam
heden overeenkomstig art. 4in het besproken punt te voorzien.
Lad te Leeuwarden, van den 27 Maart 1879.
De heer do la Faille betuigt zijn dank voor de gedane medo-
deelingen. Hij deed zijne vraagomdat door een der stads
heelkundigen zijne aandacht op dit punt was gevestigd Waar
het misschien kan zijndat de verloskundige dienst eenigzins
bezwarend isdaar geeft hij in overweging ter zake eene
behoorlijke regeling, desnoods met toekenning van een bijzon
der défrojomentte maken
Hierna worden de discussiën gesloten en wordt tot stemming
overgegaan.
De uitslag hiervan isdat de tegenwoordige functionarissen
allen met algemeene stemmen in hunne betrekking worden her
benoemd,
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van
S. Jongma om een plekje gemeentegrond in eigendom te erlangen.
De conclusie van dit voorstel is luidendete besluiten
a. den grondgelegen tusschen den bestaandon westelijken
muur aan de Westerplantaadjo van het huis Torenstraat no 7
en den rooilijn, getrokken van de palisadering in genoemde plan-
taadje tot den westelijken muur van de herberg, plaatselijk
gekwoteerd Nieuwstad no. 1 te verklaren niet ineer voor de
openbare dienst bestemd te zijn.
b. voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van
Friesland
aan Sijtze Jongsma, kastelein alhier in eigendom over te
dragen den grond sub a vermeld, tegen eene koopsom van 30
en onder voorwaarde:
1. dat de kosten op de overdragt vallende komen ten laste
van den kooper
2. dat de westelijke muur van de op het gekochte te bouwen
stalling moet worden geplaatst in de rooijing van de palisadering
aan de Westerplantaadje
3. dat de kooper van af de deur en den westelijken muur
van de stalling tot aan den publieken wandelwegop zijue kos
ten moet leggen en ten allen tijde ten genoegen van het ge
meentebestuur onderhouden eene bestrating van keijen of van
klinkert op den kantter breedte van het kozijn in den muur;
en 4. dat de deur of deuren der stalling naar binnen moeten
open draaij en.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform deze
conclusie door de vergadering besloten.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van
Dr. J. van der Scheer om vergunning tot het dempen van eene
sloot Achter de Hoven.
Burgemeester en wethouders stellon hierbij voor te besluitGn
I. aan den heer Dr. J. van der Scheer vergunning te ver
leenen om de slootaanwezig tusschen het perceel land ton
kadaster bekend gemeente Leeuwardensectie G no. 4357 en
den weg Achter de Hoven te dempenonder voorwaarde
a. dat hij tot de kosten van een door do gemeente aan do
westzijde van den weg Achter de Hoven te leggen riool moet
bijdragen eene som van 1400, te storten ten kantore van den
gemeente ontvanger op een door burgemeester en wethouders
te bepalen tijdstip.
b. dat hij aan de gemeeüte in eigendom overdraagt voor eene
som van ƒ104 de oppervlakte van de te dempen sloot, die,
volgens op het terrein door paaltjes aangeduide afbakening, meer
dan de halve breedte der sloot aan den weg Achter de Hoven
wordt toegevoegd
c. dat de demping der sloot over de geheele breedte door
en ten koste van adressant moet worden bevorderd, met inacht
neming van de bepalingen onder lett. a tot opgenomen in de
missive van den directeur der gemeentewerken dd. 10 Maart
1879 no. 1872, behoudens daarin door burgemeester en wethou
ders aan te brengen wijzigingen.
II. Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta
ten van Friesland voor de gemeente in eigendom over te nemen
Verslag der handelingen van don gemcentera;
van den heer Dr. J. v. d. Scheer alhier, eene oppervlakte grond
groot een are en 4 centiare, uitmakende het gedeelte der te
dempen sloot tusschen het perceel land ten kadaster bekend
gemeente Leeuwardensectie G no. 4357 en den weg Achter
de Hoven, dat meer dan de halve breedte der sloot aan den
weg Achter do Hoven wordt toegevoegd zulks tegen betaling
eener koopsom van 104. te voldoen door afgifte van bevelechrift
op den gemeenteontvanger binnen eene maand na dagteekening
der acte van overdragt en verder onder bepaling, dat de kos
ten op die eigendoms overdragt vallende, komen ten laste van
de gemeente.
De discussion omtrent dit voorstel geopend zijnde, zegt de heer
van Sloterdijck dat hij tegen het verleenen der gevraagde
vergunningop zich zelve geen bezwaar heeftmaar wel togen
een der voorwaardenaan die vergunning te verbinden. Hij
bedoelt n 1 die voorwaarde welkezonder dat z. i daarvoor vol
doende noodzakelijkheid bestaateerst op den adressant en even
tueel op de gemeente legt de verpligting om een riool aan de
westzijde van den weg te maken. Er ligt reeds ter plaatse oen
riool, zegt spr. en wel aan de oostzijde van den weg en door
dit riool is de uitlozing der verschillende perceelen, althanB vol
gens het verslag van den directeur der gemeentewerken, moge
lijk Is dit zoo dan acht hij het leggen van een tweede riool
tot afvoer van menage water niet wenschelijk, vooral ook met
het oog op Ge kosten. Wol zullen de kosten van eersten aan
leg minus ƒ200 die de gemeente volgens het voorstel van bur
gemeester en wethouders zal bijdragendoor adressant worden
gehoedmaar men vergete nietdat voor de gemeente toch dit
overblijft, om later twee riolen te onderhouden. Oogenschijnlijk
is het als of hier door de bekostiging van den eersten aanleg
van het riool eene belangrijke last op de te verkoopen percee
len wordt gelegd, maar spr. gelooft dat die last niet opweegt te
gen die, welke de gemeente door het onderhoud van dat riool,
op zich neemt.
Dit is het hoofdbezwaar van spr. tegen het voorstel en aan
gezien hij geen gelegenheid ziet om thansstaande de vergade
ring de bedoelde conditie door eene andere te vervangenzal
hij zich, bij stemming over het voorstel, eenvoudig tegen verklaren.
Verder heeft hij nog een subsidiair bezwaar, een bezwaar dat
meer de considerantia van het voorstel geldt. Volgens die oon-
siderantia wordt de prijs van hetgeen de gemeente meer dan
de helft der te dempen sloot zal erlangen bepaald op 104, maar
nu leest hij even verder in het voorstelen wel als tusschen-
zin, dat de adressant dien koopprijs niet verlangt. Dit kan hij
niet rijmen met de conclusiewaar wel degelijk sprake is van
betaling van bedoelde 104. Heeft spr. het goed, dan is nog
wel voorgesteld, dat die betaling zal geschieden op bevelschrift
af te geven op den gemeente ontvanger.
Dit is echterzooals hij zoo straks reeds opmerkte bij hem
geen hoofdbezwaar of eene omstandigheidwaarom hij zijne stem
aan het voorstel zal onthouden.
De heer Wiersma zal zich ook niet met het voorstel, zoo
als het is liggende, vereeuigiDgen en wel omdat hij van oordeel
isdat de gemeente niet behoort bij te dragen tot eene zaak
die uit haren aard niet zoo zeer ten haren laste kan en
moet komen. Hy weet wel dat de gemeente zich ter wille van
den welstand enz. dikwijls eenige geldelijke opoffering moet ge
troosten hij is daar gansch niet tegenzelfs wil hijwaar
het verbetering van bestaande toestanden geldttot vrij belang
rijke opofferingen medewerken wanneer hij weet, dat dit de
eenige weg is om van particulieren verbetering te erlangen, doch
hier meent hij, dat de gemeente zich geene bijzondere opoffering
moet getroosten. Men verkeert hier in een geheel ander geval.
Adressant wenscht bouwgrond te verkoopen of te exploiteren en
ofschoon spr. nu de eerste zal zijn om te erkennen, dat eene
goede exploitatie zeer den welstand zal bevorderenkomt het
hem toch voordat hier geen termen bestaan om van de ge-
,d te Leeuwardenvan den 27 Maart 1879. 37
meente eene bijdrage te vorderen in de kosten van het ter be
hoeve dor te stichten huizen noodzakelijk riool Dat de kosten
der bestrating geheel ten laste der gemeente worden gebragt,
hierin ziet spr. niets onbillijks. De bestrating toch ia een ge
volg van den veranderden toestand en de kosten deswege be-
hooren meer regtstreeks ten laste der gemeente te komen. An
ders is het met de ko»ten van het riool. Het riool is een on
middellijk gevolg van de exploitatie der terreinen en hoewel nu
in do voorgestelde bijdrage in de kosten daarvan, ook ligt het
motief van verbetering van welstandmeent hij toch dat het
meer directelijk is in het voordeel van adressant. Het zou kun
nen zijn, dat deze, wanneer de bijdrage der gemeente in do
kosten van het riool niet werd verleendging afzien van zijn
plan tot exploitatie en de gemeente daardoor verstoken zou blij
ven van do voordeelen welke eene bebouwing der terreinen b.
v. wegens personele belasting in het vervolg misschien zou me
debrengen. Hij gelooft dit niet, maar al ware dit zoo, hij kan
er niet toe komen om in beginsel mee te gian met het verlee
nen van subsidiën waartoe voor de gemeente z. i. geene termen
bestaan Wel weet hij dat, zoo als in het voorstel wordt op
gemerkthier sprake is van verbetering van eenen toestand en
van de wenschelijkheid om de sloot te dempen met het oog op
de volksgezondheiddoch hij wil er ton dezen op wijzen, dat,
Het men den toestand zooals hij iaer geen riool noodig zou zijn
en men zich casuquo zou kunnen bepalen tot demping der sloot.
Hij blijft alzoo bij zijne meening, dat de kosten van aanleg van
het riool geheel ten laste van den adressant dienen te komen.
Niot dat hij vreest, dat de gemeente finantiën door de voorge
stelde bijdrage te veel zullen worden gedrukt, maar om het
principe. D»t de kosten van bestrating voor rekening der ge
meente worden gebragtdit vindt hij rationeel en wenschelijk
in alle gevailen, waar door particulieren in overleg met het ge
meentebestuur nieuwe toestanden in het leven worden geroepen.
Verder dan die kosten op zich te nemen behoort de gemeente
z i. niet te gaan en waar het mogt wezen dat men door weige
ring van meerdere bijdrage kans beloopt, dat de voorgenomen
plannen niet ten uitvoer zullen worden gebragt, daar meent hij
dat die uitvoering dan ook maar achterwege moet blijven.
Dc Voorzitter wil den heer van Sloterdijck mededeelen,
dat de opmerking door hom gemaakt nl. of de uitlozing van het
water niet door het bestaande riool zou kunnen geschieden, ook
reeds bij burgemeester en wethouders is gerezen, Uok dat collegie
zag eerst bezwaar in het maken van een nieuw riool. Echter zijn
de argumenten door den directeur der gemeentewerken voor dat
riool bijgebragthen zoo afdoende voorgekomendat zij thans
tot het maken daarvan voorstel doen.
Dio argumenten regarderen in hoofdzaak de afwatering van
den wegaan de zuidzijde. Voor die afwatering zoude, indien
geen tweede riool werd aangelegd, gelegenheid onder den weg
door moeten worden gezochtiets wat zekerlijk min wenschelijk
is te achten.
Daarbij komt, dat wordt een riool ook aan de zuidzijde van
den weg gemaakt, de spruitriolen, te leggen van uit de te ver
koopen terreinen, minder lang kunnen zijn en ook niet onder den
weg door behoeven te worden gelegd. Hierdoor zal worden voor
komen, dat de weg meermalen wordt opgebroken. De dikwijls
noodige reparatiën aan de spruitriolen zullen dan kunnen ge
schieden zonder dat daardoor het openbaar verkeer wordt be
lemmerd. Een en ander is burgemeester en wethouders voorge
komen zoo overwegend te zijn, dat zij aan het maken van een
tweede riool de voorkeur meenen te moeten geven.
En wat nu betreft het door den heer Wiersma geobserveerde,
nl. het niet wenschelijke van eene bijdrage van gemeentewege
te verleenen in de kosten van het te maken riooldit acht spr.
eene zaakwaaromtrent de een meer vrijgevig is dan de andere
en ieder dus zijn individueel gevoelen heeft. De meerderheid
van het collegie van burgemeester en wethouders iswaar zij