42 Verslag der handelingen van den gemeenten toch wordt aangenomen, (en hierin stommen burgemeester en wethouders on do commissie ovoreen) dat vrijstelling van som mige leervakken kan worden verleend om gezondheidsredenen, er veel meer dan anders zal worden getracht om op dien grond de gewenschte vrijstelling te bekomen. Veel meer zal men trachten de aanvragen om vrijstelling te doen steunen door ge neeskundige verklaringenverklaringendiewaar ze niet regtstreeks zullen kunnen worden afgegeven mee het oog op do reeds geschokte gezondheidzeker ai spoedig zullen worden ge vraagd en afgegeven om storing van de gezondheid te voor komen. Spr. vreest min of meer misbruik van dezen maatregel en dat acht hij veel miuder, da» dat er gelegenheid wordt ge geven om ook wegens andero niet zoo regtstreeks de gezondheid regarderende redenen vrijstelling te verleenea. De heer Bruinsma heeft zooeven reeds eene zoodanige reden aangegevenwaar hij sprak van traagheid van begrip. Ook hem komt het voor dat zoodanige reden als ook mindere vatbaarheid enz minder regtstreeks onder zwakke gezondheid is te rang schikkenmaar dat het toch e9n reden isdie vrijstelling van sommige vakken wel wenschelijk maakt. Spr. zou er voor zijn de ouders te dwingen hunne kinderen al de lessen aan eene leerinrigting te doen volgen, ware het, dat hij de overtuiging haddat door de vrijstelling van sommigen van het volgen van enkele vakken het geheele onderwijs zou lijden. Die overtuiging heeft hij echter met. Hij kan niet inzien datdoor de vrijstelling vau enkelen van deelneming aan het onderwijs ia enkele leervakken hot onderwijs der overigen schade berokkend of benadeeld wordt. Werkt do vrijstelling nadeelig op de leerlingen ten behoove waarvan zij wordt ver leend, dit acht hij eene zaak der ouders. De voogdijschap van den raad strekt zich niet zooverdat hij tegen zoo iets zou moeten waken. Bij hem weegt alleen het oelang der overigen en dat wordt naar zfjne meaning niet geschaad, aaogezien hij, hij mo-.!; het horhalen, met kan inzien dat, waaneer b v. uit eên klas van 20 leerlingen zich voor eenig vak verwijderen, hot onderwijs der anderen daardoor zou worden benadeeld. Overigens kau apr. verklaren, dat hij voorhands nog niet mot den heer Wiersma kan meegaan, w«,ar deze zegt dat hij zich geen partij za: stellen in opzigt tot het gezag dat eventueel de vrijstólimg zal verleenen. De heer dJ la ffailio wil met een enkel woord de beden kingen van sommige sprekers beantwoorden. Zoo straks heeft h;j er reeds op gewezen, dat toen voor weinige jaren het besluit tot oprigting dor hoogere burgerschool voor meisjes werd geno men een stap in goede rigtiug werd gedaan. Indien tijd was men algemeen doordrongengeheel gesaisiseerd van de weusche- lijkheid dier oprigting en spr. meent, dat de opgerigte school dan ook de onverdeelde bijval heeft gevonden van geheel het ontwikkelde deel der burgerij. En waar dit het geval is, daar vraagt hij of het wel raadzaam is om reeds op dezen oogenblik zulke ingrijpende voorstellen aan te nemen, waardoor de geheele inrigti:., spr. wil het herhalen, op losse schroeven zal worden gezet, Hij kau zich niet begrijpen hoe hier redelijkerwijze van hardheid en belemmering van vrijheid kan worden gesproken, zijn er niet tea allen tijde klagton over do inngting van hot onderwijs of de leermethode vernomen Men behoeft ten dezen niet ver te zoeken, sla slechts het oog op het lager onderwijs en zie welke klagten daaromtrent worden vernomen. Ia er niet een groot deel der bevolking dat tegen de tegenwoordige rege ling van dat onderwijs gemoedsbezwaren heeft Daar wordt ook geklaagd over hardheid en dwang, o. a. waar men verpligt is bij te dragen tot de kosten van het onderwijswaarvan men zijne kinderen niet wenscht te doen genieten. Toch is daarmee de neutrale school niet veroordeeld. Het zal toch wol bezwaarlijk faan de verschillende scholen zoo in te rigtendat ze allen voi- oen en ieder zal worden bevredigd. Is nu het leerprogramma van de inrigting van middelbaar ouderwijs voor de vrouwelijke jeugd alhier exhorbitant cn niet iagorigt overeenkomstig de ver- ïd te Leeuwarden, van den 27 Maart 1879. mogens van meisjes van middelbare ontwikkeling Op die vragen meent hij gerust en in vollen gemoedo een ontkennend antwoord to kunnen geven. Het leerprogramma ishij merkte het ook reeds vroeger op, niet vastgespelddan na rijp beraad en na advies zoo van den inspecteur als vau de commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs en waar dit het geval is, daar meent hij dat het niet op gaat, dat programma te met te doen. e ®Pr* nogmaals wijzen op do hooge*o burgerschool voor jongens. Daar wordt ongeveer een zelfde leerprogramma ge volgd en daartegen wordt geen bezwaar ingebragt. Zijn dan de meisjes weiligt minder geschikt voor studio Hij meent dat de hersens van jongenB en meisjes van den zelf den leeftijd wel ongeveer gelijk zuilen zijn. Moge er alzoo ais sommigen onweren een nnnitn. verschil ia massa bestaan dit verschn kan hier veilig buiten rekening worden gelaten. In ieder gevalzegt spr de ondervinding leert dat de meisjes voor deze studie niet minder ontvankelijk zijn dan de jongens Hij heeft het oog op meisjes met middelraatigen aanleg en voor die is het middelbaar onderwjs hier goed geregeld Wil men voor sommige leerlingen met minder dan middelmatige ont wikkeling uitzonderingen wel nu, zegt spr., de bepalingen omtrent gezondheidsredenen zal daarin voorzien. Ook do inspecteur is die meenmg toegedaan. De medici zullen, in vollen gemoede verklaringen kunnen algevendat het in zulke gevallen met het oog op de gezond heid dor betrokken leerlinge wenschelijk is vrijstelling van som mige leervakkeu to verleenen. Het verleenen van vrijstelling om andere redenen zou zijn, de inrigting en hare grondvesten te ondermynen. Dat de vrijstelling van enkele leerlingen van sommige leer vakken schadelijk zal werken op den goeden gang van het on derwijs dit, meent spr., is niet te betwijfelen. Hij is het eens met den lieer Attemadat de toepassing van dien maatregel demoraliserend zal werken op dc andoren. Er zal eene soort vau minachting voor het onderwijs uit geboron worden. Zij, die het geheele programma willen volgen, zullen voor blauw- kouzöu worden aangezien. Da deur open te zetten voor zulk eene vrijheidacht spr. bepaald niet gewenacht. Hoe ligt die gelegenheid wordt aangegrepen, daarvan heeft men onlangs nog een voorbeeld geziennl. ten opzigte van het gymnastiek on- derwys. Daar was reden tot verzuim. Maar dat verzuim werd dan ook op zoo groote schaal gepleegddat het totaal verloo- pen van dat enderwijs het voorname motief wa3 om dat aan een ander op te dragen. Spr. vreest gelijke gevolgen van de aanneming der thans aan de ofde zijnde voorsteilen van burgemeester en wethouders. Het middelbaar onderwijs voor meisjesdat als een zegen voor do stad onzer inwoning was begroetzou een kwijnend leven lei den en een droevigen dood sterven. Hrnrna worden de algemeene beraadslagingen geslotenen wordt aan de orde gesteld punt a der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders luidende a. art. 2 en 14 der verordening te doen vervangen door na volgend art. 2. Jaarlijks wordt een programma der lessen voor een volgend scnooljaar vastgesteldvermeldende het getal der lesuren we- keiyks in ieder vak en iedere klasse te geven, de namen der leeraressen e:i leeraren met het ouderwijs in elk leervak belast, benevens de daarbij te gebruiken boeken en zoo veel doenlijk de in iedere klasse voor ieder vak te behandelen leerstof. Dit programma wordt door de directricein overleg met het overige onderwijzend personeel opgemaakt en in de eerste helft der maand Junij aan de commissie van toezigt ingezonden, welke hot, onder bijvoeging van het daarop ingewonnen advies van den inspecteur van het middelbaar onderwijsmet haar advies aan burgemeester en wethouders ter vaststelling aanbiedt. Een door de directrice opgemaakten rooster der lesuren wordt Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 Maart 1879. 43 door haar aan de goedkeuring der commissie van toezigt onder worpen. Deze is zoodanig ingerigtdat het te geven onderwijs valt tusschen des voormiddags 8 en des namiddags 4 unr op de zes werkdagen der week en dat op geen dag meer dan 6 lesuren voor iederon leerling vallen." Do Voorzitter merkt op dat ten opzigte van art 2 der ver ordening bedoeld bij dit onderdeel der conclusiedoor den heer Attoma ter vorige vergadering een amendement is ingediend strekkende om het tweedo lid van dat art. te doen luidon „Dit programma wordt door de directrice, in overleg met het overig onderwijzend personeel opgemaakt en in do eerste helft der maand Junij aan do commissie van toezigt ter goed keuring aangeboden. Na de goedkeuring wordt een ex van hot programma gezonden aan den heer inspecteur van het middelbaar onderwijs en aan burgemeester en wethouders." Nadat dit amendement behoorlijk was ondersteundzegt de Voorzitter dat de commissie van toezigt zich vergist wanneer zij meent dat bij de redactie van dit art. door burgemeester en wethouders niet is gevolgd de zienswijze van den inspecteur. Die redactie is juist dezelfde als die van den inspecteur. Wat overigens de zaak zelve betreftburgemeester en wethouders wenechen zich dienaangaande niet zoozeer partij te stellen, aange zien het ook thans eigenlijk de commissie is die het programma vaststeld. Spr. meent echter de vraag te moeten doenof het wel kan opgaan, om in dezen af te wijken van de zienswijze van den inspecteur De heer Attoma vrenscht thans met een enkel woord de strekking van het amendement toe te lichten Het is de com missie van toezigt om vereenvoudiging der zaak te doen. Tot dusver werd het leerprogramma opgemaakt door de directrice in overleg met de andere leeraressen. Deze zond het aan bur gomeester en wethoudersdie hotalvorens het goedtekeuren ten fine van advies sfelden in handen van de commissie van toe zigt en don inspecteur. De zaak was tot dusver zeer omslagtig. De commis sie van toezigt moest de leesrooster heoordoelenterwijl het programma, ter oorzake van den omslagtigen weg, nog in be handeling was. Dit wenscht men veranderd te zien. Het is do commissie niet te doenom door de door spr. voorgestelde bepaling zich te be geven op het gebied van beheer der school, in geenen doele, de commissie is wars van alle beheer. Zij meent dat de vast stelling van het programma bepaald betreft den gang van het onderwijszuiver van paedagogischen aarden dat het in het belang van een goeden gang is dat men den tegenwoordigen om slagtigen weg niet blijft bewandelen. Zij meent, waar zij de vaststelling van het leerprogramma aan haar wenscht te zien opgedragendat die vaststelling is eene bemoeijingwaar bur gemeester en wethouders, die reeds zoovele bomoeijingeu heb ben zich gerust kunnen buiten houden. Wordt de zaak aangenomen zooals spr. heeft voorgesteld, dan zal de zaak veel worden vereenvoudigd en zal het leer programma door de directrice in overleg met het overig onder wijzend personeel op te maken worden vastgesteld door de commissie van toezigt, terwijl na do vaststelling een exemplaar daarvan zal worden gezonden aan burgemeester en wethouders en aan den inspecteur. Den inspecteur kan het onmogelijk te doen zijn, om speciaal elk jaarlij kuch programma van idere. school to bekijken. Neen, hij moet in staat worden gesteld, onderscheidene programmata met elkaar to vergelijken. De vaststelling van een speciaal programma behoeft daarvoor niet te wachten. De inspecteur moet een programma daarom kennenom bij zijne bezoeken de leemten en de ucodige verbeteringen voor het vervolg to kunnen aanwijzen. Bij aanneming van het amendement door spr. voorgesteld zal al de omslag van het hooren van de commissie van toezigt en den inspecteur over het door de directrice in overleg met de andera leeraressen op te maken eu door burgemeester en wet houders vast te stellen programma, vervallen. En, wat be zwaar is er tegen, dat do commissie het leerprogramma vast stelt? De voorzitter heeft er op gewezen, dat burgemeester en wethouders bij het stellen van do door hen voorgestelde bepa ling de redactie hebben gevolgd van den inspecteur. Toch wil spr. geloven dat er bij dezen togen de door hem voorgestelde gewijzigde bepaling geen legaal bezwaar bestaat. Zelfs wil hij geloven, dat had men nog de gelegenheid de zaak met den inspecteur te besprekendeze zeker de eerste zou zijn de wen- schelijkheid van het door spr. voorgestelde te avouoren. Tot bezwaren kan de vaststelling door de commissie ook niet leiden, want mogt het al blijkendat het vastgestelde programma naar de zienswijze van den inspecteur eenige wijziging zou be hoeven welnu bij zijn eerste bezoek vestigt hij er de aandacht op en voor het vervolg wordt aan den wensch des iuspecteurs te gemoet gekomen. Ofschoon spr. wil erkennendat de opmerking van den voor zitter juist is, waar deze beweert, dat de bepaling door burge meester en wethouders voorgesteld, is in overeenstemming met de zienswijze van den inspecteur in de stukken uitgedrukttoch durft hij op de aanneming van zijn amendement blijven aandrin gen. Hij meent niet behoeven te zeggendat hot de com missie hier niet te doen is om meerdere mngtwijl de voor zitter zoo straks zelf heeft erkend, dat het ook thans eigenlijk de commissie isdie het programma vaststelt. Het is hier te doen om vereenvoudiging dor zaak. Eindelijk wil spr. nog opmerken dat hij in zijn amendement niet voorschrijftdat de heer inspecteur door do commissie moet gehoord worden over het door de directrice ontworpen pro gramma omdat hij zulks in strijd acht met eene goede hiërarchie. Wel zou het z. i. opgaan dat de inspecteur do commissie hoort, maar niet omgekeerd. Rijzen er bij den inspecteur ook al be denkingen omtrent het hem mede te deelea programma, welnu, deze zullenzooals hij zoo straks reeds opmerktebij de in den loop des jaars te houden conferenties kunnen woraen op gehelderd. Hierna wordt het amendement van den heer Attema in stem ming gebragt en aangenomen met 8 tegen 7 stemmen. Tegen stemden do heeren BruinsmaDirks Bloembergen, Rengers Wiersma, Troelstra en Kuipers. In verband met dit besluit wordt zonder hoofdelijko stemming aangenomen een nader amendement van den heer Attema op art. 2, strekkende n l. om in het derde lid van dat artikelach ter het woord „wordt" voorkomende in de eerste zinsnede in te lasschen het woord „desgelijks". Alsnu wordt aan de orde gesteld punt b van de conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders luidende b art. 3 te vervangen door de volgende bepalingen Elke leerling is verpligt al de lessen te volgenmet uitzon dering van den zang. In dit vak zijn de lessen alleen verplig- tend voor de leerlingendie bij het begin van den cursus heb ben opgegeven deze te zullen volgenvan een of meer andere vakken kan slechts vrijstelling worden verleend door burge meester en wethouders, na ingewonnen advies van de directrice, tenzij om redenen van gezondheid in welk geval de vrijstelling kan worden verleend door de commissie van toezigt na inge wonnen advies van de directrice. De commissie van toezigt doot van do verleende vrijstelling mcdedeeling aan burgemeester en wethouders. De Voorzitter merkt op, dat door don heer Attoma ter vorige vergadering een amendement is ingediend, strekkende om art. 3 bij dit onderdeel der conclusie bedoeldte doen lezen als volgt „Art. 3. Elke leerling is verpligt, in de drie laagste klassen, „al de lessen te volgen, met uitzondering van den zang."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 5