61 Verslag der handelingen van den gemeente heelkundige behandeling dat de betrokken ambtenaar tot dusver had. Nu wordt er wel in het voorste! op gewezen dat burgemeester en wethouders niet ongenegen zijn, den ambtenaarwiens betrekking eventueel wordt opgeheven te benoemen tot commissaris der beurtverenmaar spr. moet opmerken dat die benoeming is eene daad van burge meester en wethouders. Doch al kan men nu aannemendat die benoeming eventueel werkelijk plaats zal hebhen, dan gelooft spr. nog niet dat men den voormaiigen bode der stads armenkamer volledig zal hebben gedefroyeerd. 't Is waarde inkomsten van het commissariaat over de beurtschepen worden op f 500 per jaar gecalculeerd, doch op die inkomsten kan niet wor den gerekend. Getuige slechts de reden die den vorigen com missaris er toe geleid hebben naar eene andere betrekking uit te zienachteruitgangvermindering dier inkomsten is mogelijk, maar al wordt ook aangenomen, dat de betrekking van com missaris der beurtschepen werkelijk niet minder dan 500 ren deert, dan gelooft spr. dat men den ontslagen bode der stads armenkamer nog niet genoegzaam en volledig defroyeertwijl deze alszoodanig boven een tractemcnt ad f 500 vrije woning en brandstof, benevens vrije genees- en heelkundige verpleging voor zich en zijn gezin genoot. De heer Bloembergen moet vooral naar aanleiding van hetgeen door den vorigen spreker is in het midden gebragt opmerkendat hier niet aan de orde is een voorstel tot ontslag van den bode der stads-armenkamermaar een voorstel tot wij ziging van het reglement op het bestuur dier instelling. Nu weet spr. wel, dat het gevolg van do aanneming van laatst bedoeld voorstel is, dat de betrekking van bode zal vervallen en don tegenwoordigen functionaris ontslag zal worden verleend maar eerst na een en ander zal men behooren na te gaanin hoever er roden bestaanom don ontslagen ambtenaar wacht- gold of defroyement toe te kennen. Datzegt spr., is eene zaak van later zorg. Immers, waartoe zou een desbetreffend besluit nu al dienenthansnu er nog mogelijkheid bestaat dat het voorstel tot wijziging der verordening zal worden afge stemd. De heer van Sloterdijck meent, dat do heer Bloembergen voorbijziet, dat de zaak thans voor den raad reeds in hare laatste periode verkeert. De bode der stads-armenkamer, zoo merkt spr. op, wordt overeenkomstig de bepalingen van het reglement op het beheer dier instelling door voogden benoemd en ontslagen. Wordt dus thans het voorstel tot wijziging van het reglement aangenomon, dan komt de zaak uit zich zelve niet weder bij den raad. Het is juist hierom dat hij gaarne zou hebben gezien, dat burgemeester en wethouders ter ijker- tijd met hun voorstel tot opheffing der betrekkingwaren ge komen met een voorstel regelende de gevolgen van die opheffing en voorziende in de schadedie den betrokken ambtenaar wordt berokkend. Spr. herhaalt het, na dit besluit komt de zaak uit zichzelf niet weder bij den raad. De heer Bloembergen kan de opmerking van denlaatsten spreker niet toegeven. Thans toch staat men voor eene wijzi ging der verordening en is die wijziging eens aangebragt, eerst dan zal men kunnen overwegen in hooverre er aanleiding be staat, om met een nader voorBtel bij den raad te komen De Voorzitter acht de opmerking van den heer van Sloter dijck omtrent de onvolledigheid van het voorstel van burgemees ter en wethouders, eene opmerking, waarop ook de heer Attema doelde, niet juist. Men heeft hier alleen de wenachelijkheid van het al of niet bestendigen der betrekking te beooroeelen ln het eerste geval dient men de betrekking te behouden en het laatste eischt het gemeentebelang dat men eene overbodige betrek king opheft. Alle neven consideration moeten bij de beoordeeling van het beginsel ter zijdo worden gesteld. Is eenmaal eene zuivere beslissing gevallen, dan komt het persoonlijk belang van don titularis ter sprake en ten dien aanzion wil spr. gaarne verkla- •aad te Leeuwardenvan den 21 Mei 1879. ron dat het collcgio wol voornemen is, om wanneer oenmat het besluit tot opheffing der betrekking zal zijn genomenna de-c voorstellen te doen tot regularisering van de inkomsten welke de ambtenaar wiens betrekking zal zijn opgeheventt! genieten. De heer Attema zou in verband met het goen laatste!:;!: door don voorzitter werd te kennen gegevennl. dat het in da bedoeling van burgemeester en wethouders ligt, om wanneer eens tot opheffing der in art. 71 van het reglement genoemd betrekking van hode der stads armenkamer besloten en dei- ambtenaar ontslagen zal zijnnadere voorstellen te doen tot rc gularisering zijner inkomstenhet collegie wel in overweg;:, willen geven, hun tegenwoordig voorstel terug te nemen o.q daaraan zoodanige clausule toe te voegen, dat de ambtenaar wiens botrekking is opgehevenaan inkomsten zal terug vindt: hetgeen hij heeft verloren. Geschiedt ditdan gelooit hij dat aan het bezwaar van de- hoer van Sloterdijck dat spr. deeltzal zijn tegemoet gekomen Geschiedt dit nietdan zal de raad zijn buiten geslotenm. w. de raad, die het besluit noemt tengevolge waarvan een ami- tenaardie niet meer noodig isaan den dijk wordt gezet, nl dan geen gelegenheid meer hebben er voor te waken dat it ambtenaar dupe van het genomen besluit wordt. Spr. wenscl! dit te voorkomen. Hij herhaalt, dat de raaden niet burgeme ter en wethouders de gevolgen moeten regelen van een raai; besluitdat de belangen van een beambte ten nauwste raakt De heer Bloembergen moet opmerkendat, waar eens ht besluit tot opheffing der betrekking zal zijn genomenhet aa voogden zal zijn den bode ontslag toe te kennen en om te bo oordeelen in hooverre er aanleiding bestaatdezen cenigi vergoeding voor 't verlies zijner bezoldiging toe to kennen. Mei moet ten dezen niet uit het oog verliezendat de bode dei stads armenkamer niet is een gemeente ambtenaar en dat wasi de heer van Sloterdijck zoo even sprak van de gevallen veror dening, regelende het pensionoron en op wachtgeld stollen vai gemeenteambtenaren, bedoelde bode niet in die verordenii: was opgenomen. Spr. is de meening toegedaan, dat, waar bode juist niet is gemeente-ambtenaarhet ook geheel aai voogden is omdes noodig oordeelendedezen bij eventueel ontslag, voor te dragen voor het genot van eenige vergoediii; uit de fondsen der instelling. Don heer Bruinsma komt het voor, dat men thans voo gehjko handelwijze staat als wel vroeger, toen de plaatselijk accynson werden afgeschaft Toen werd de betrekkit van commies opgeheven en later aan do personen met functie belast geweestwachtgeld toegekend. Ten eind echter de gemeente financiën door dit laatste niet te vee! t bezwaren, benoemde men een hunner tot schrijver op he kantoor van de gasfabriek en bragt zijn wachtgeld in compel satie met zjjn tractement als zoodanig. Ook kan hij ton deze wijzen op hetgeen nog onlangs is geschied ten opzigte van he gymnasium. Tengevolge de nieuwe regeling bleef de recto van hot oude gymnasium buiten betrekking, doch de raad, di nooit zoo onbillijk zal zijn om goede gemeente-ambtonaren zoi maar aan den dijk te zettennam kort na het besluit to ontslag een besluit tot pensionering van den rector. Overigens beaambt spr. geheel de opmerking van den hcc: Bloembergendat de bodo der stads armenkamer niet gemeente-ambtenaar In verband hiermede weet ook hij nie of het wel wenscholijk 13 het eventueel toe te kennen de'froije ment regtstreeks uit do gemeentekas te verleenen. Enzegt spr., wat nu betreft het beweren als zoude het in komen van den commissaris der beurtveeren niet opwegen tegn het tractement vau den bode dor armenkamerhij kan verkil rendat hij den vorigen commissaris der beurtveeren wel nvr: zijn inkomen hoeft gesproken en dat deze daarbij heeft kennen gegevendat volgens eigen aantcekeningzijne bc Verslag der handelingen van den gemeente trekking vroeger wel f 700 per jaar rendeerdedoch dat dit inkomen langzamerhanddoor den zieh steeds uitbreidende stoomvaart op Holland is verminderd. Echter is eene som van 500 als het gemiddeld bedrag der inkomsten die de betrek ing oplevert, niet te hoog te noemen. De heer Dirk 8 meent ook dat men hier de personele kwestie wel wat te veel vermengt met die omtrent het principe. Laatstgenoemde kwestie dient men eeret en afzonderlijk uit te maken en wat hem nu betrefthij ziet er wel wat bezwaar in eene betrekking te continuerenwier bestendiging niet door voogden wordt gewenseht. Omtrent de personele kwestie ziet hij weinig bezwaar. Wan neer toch eens het besluit tot opheffing der betrekking genomen en de bode tegen 1 Juin e. k. ontslagen zal zijn, dan ligt het z. i. voor de hand, dat al spoedig een adres zal opdagen waarbij de ambtenaar wiens betrekking is vervallen, vergoeding verzoekt voor hetgeen hij heeft verloren en door dat adres zal men natuur lijk weder op nieuw van de zaak worden gesaisiseord. De beer van Sloterdijck, met verlof der vergadering voor de 3e maal het woord bekomen hebbende, zegt. dat waar de op merking is gemaakt dat men hier de principiële kwestie te veel verwart met die omtrent den persoon en te veel nevenconside- ratiën laat geldenhij moet opmerken dat z. i. de zaak thans bij de discussie anders door burgemeester en wethouders wordt voorgedragendan in de stukken. Thans tooh stelt men de zaak zoodat moet worden uitgemaaktof men de betrekking van bode der armenkamer, overeenkomstig het eenstemmig voor stel van voogden dier instellingzal opheffenof dat men die betrekking tegen het advies van voogden zal bestendigen. Deze voorstelling der zaak acht spr. minder juist. Wel hebben voog den der armenkamer eenstemmig te kennen gegevendat de bodebetrekking wel kan worden opgeheven, maar zij hebben iets verder in hun betrekkelijk schrijven toch ook gezegd dat indien na het aangevoerde, het gemeentebestuur een ander ge voelen mogt zijn toegedaan en de opheffing der bodebetrekking minder wenachelijk mogt achtenhunnerzijds geen het minst bezwaar wordt gemaakt om den bode te blijven bestendigen. De opheffing wordt dus hierbij niet zoo pertinent voorgesteld, als burgemeester en wethouders thans wel doen voorkomen. Door het dubium, dat ten dezen blijkens de Btukken bestond moest zich de personele kwestie meer opdringen, dan wel het geval zou zijnals de opheffing minder wijfelend door voogden was voorgesteld. Nu heeft de heer Bloembergen opgemerkt, dat het gevolg van het voorgesteld besluit tot opheffing der betrekking zal zijn dat armvoogden den bode zullen ontslaan en daartoe termen vindende, in overweging zullen nemen om hem te defroyeren weer een ander lid heeft gezegddat burgemeester en wethou ders, des noodig een voorstel tot het verleenen van een defro yement zullen indienenmaar spr. meentdat de raad zelf bjj het besluit tot opheffing, voor het defroyement moet zorgen. Hij moet het herhalende zaak verkeert voor den raad thans reeds in de laatste periodezij komt zonder medewerking van den betrokken ambtenaar zelf niet weer bij den raad. Zonder nu eene verordening op de pensioenen te willen binnensmokkelen meent spr. dat do raad waar hij een besluit neemt tengevolge waarvan een ambtenaar wordt ontslagenook voor een behoor lijk defroyement moet zorgen. Eindelijk kan hij nog verklaren dat hij ten dezen van eene personen kwestie geheel vrij is, ver mits de persoon vrien het hier geldthem bijna geheel onbe kend is. De heer Bruinsma wil toegevendat de benoeming van een commissaris der beurtveren niet door den raad geschiedtmaar toch meent hij, dat de raad later nog wel golegenheid zal hebben iets ten opzigte van den ambtenaartot opheffing van wiens be trekking welligt beden zal worden beslotente doen. Spr. ia het met den heer Dirks eens, dat de bode, zoodra hij uit zijne aad te Leeuwarden, van den 21 Mei 1879. 65 betrekking zal zijn ontslagen, zieh wel per adres tot den raad zal wendenom voor het geleden verlies defroyement te erlangen en zegt spr., heeft men dan zoodanig adresdan kan men ge voegelijk overgaan tot het bepalen vaa de kwantiteit van het defroyement, daarbij natuurljjk lettende op de omstandigheid in hoever de revenuendie hijals commissaris der beartveren zal genietendaarbij in oompensatie kunnen strekken. De raad zal das wel degelijk nog gelegenheid hebben om later een besluit ten opzigte van het défroijement te nemen. De Voorzitter wil wel verzekerenom ingeval zioh niet op andere wijze de gelegenheid mogt voordoen om een behoorlijk defroijement aan den ontslagen ambtenaar toe te kennenhet collegie van burgemeester en wethouders niet ten aohter zal blijven ter zake een nader voorstel aan den raad te doen. Hij handhaaft echter zijne meening, dat burgemeester en wet houders teregt de beslissing des reads over eene zuivere kwestie van beginsel hebben gevraagden dat persoonlijke consideration hier bij niet in aanmerking mogen komen. Hierna worden de discussion gesloten en punt a van de oon- clusie van het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming gebragt. Het resultaat hiervan isdat gemeld punt wordt aangenomen met 10 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Kuipers, van Sloterdijck, Wijbrandi, Attema, Wier - ■ma en Dupare. Omtrent onderdeel b der conolusie heeft geene discussie plaats. In stemming gebragt wordt dit onderdeel aangenomen met 11 tegen 5 stemmen, die van de heeren Kuipers, Wijbrandi, At tema Wiersma en Dupare. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verpachting der opkomsten van de Nesserzijl. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten van Frieslandaan Joohum Roelofs Dantumabakker en kas telein te Nesserzijl voor den tijd van drie jarente rekenen van den 12 Mei 1879onderhands te verpachten de opkomsten van de sluis- en bruggelden te Nesserzijl onder Akkrum en zulks voor eene jaarijjksche som van f520, op voorwaarden, vermeld in het pachtcontract dd. 21 February 1879den 22e dier maand geregistreerd en onder de speciale bepaling, dat de pachter het regt zal hebbenom, indien hij het thans door hem bewoonde huis moet verlatendeze overeenkomst telke jare op den 12 Mei te doen eindigenmits hij van het voornemen daartoe minstens 6 maanden vóór den 12 Mei schriftelijk aan het gemeentebestuur kennis geeft. Met goedvinden der vergadering wordt alsnu in behandeling genomen het heden aangebragte. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verhuring van een gebouw in de lpe-Brouwerssteeg. Burgemeester en wethouders stollen hierbij voorom voor behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten te be sluitenvan dan 5 Junij 1879 tot den 12 Mei 1880, onderhande aan F van Esveld te verhuren de stalling, koetshuis en man gelkamer plaatselijk bekend lpe-Brouwerssteegno. 2 en 4 zulks tegen eene huursom berekend naar f 200 in het jaar en verder op door burgemeester en wethouders nader vast te stellen voorwaarden. 7. Benoeming van vier hulponderwijzers aan gemeentescholen. De uitslag der ten dezen gehouden stemmingen isdat wordt benoemd tot hulponder wijzer aan: o. gemeenteschool no. 1 voor welke betrekking zjjn voor gedragen 1. Fokke de Vries te Leeuwarden; 2. Hendrik Christiaan Meeuwis te Leeuwarden8. Willem Boelens te Sneek, - Fokke de Vries. Op den benoemde werden 13 en op H. C. Meeuwis 2 stemmen uitgebragt;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 3